Van clubhuis naar gironummer? Een kwantitatief onderzoek naar nieuwe vormen van maatschappelijke betrokkenheid in Vlaanderen.

Dries
Van den Bosch

 

Liever lui dan betrokken? Giro-activisme in Vlaanderen

 

U kent ze wel, de duizenden vrijwilligers en betaalde (uitzend)krachten die elk jaar de straat opgaan en nietsvermoedende voorbijgangers aanspreken om hun duit in het zakje te doen voor goededoelenorganisaties zoals 11.11.11, Greenpeace, Amnesty International, Oxfam Solidariteit, Artsen Zonder Grenzen, het Rode Kruis, … Hierbij is de wat ouderwetse collectebus reeds lang vervangen door goed ingestudeerde openingszinnen, blitse folders, en voorgestructureerde formulieren waarop prompt voor een maandelijkse donatie via domiciliëring getekend kan worden. Ook op de websites van deze organisaties valt nog moeilijk te ontsnappen aan de vraag naar een online schenking.

Achter deze nieuwe collectestrategieën gaan goed geoliede professionele organisaties en marketingtechnieken schuil. Voor de goededoelenorganisaties zijn deze geldelijke bijdragen immers een broodnodige structurele bron van inkomsten om hun werking draaiende te houden. Hoe guller de Vlaming, hoe groter de ruimte voor professionele staf, vrijwilligerswerking, en maatschappelijke projecten en acties in binnen- en/of buitenland.

Dat Vlamingen massaal geld doneren – een specifieke vorm van maatschappelijke betrokkenheid die ook wel ‘giro-activisme’ wordt genoemd, kan op het eerste zicht dus enkel worden toegejuicht. Vaak wordt deze vorm van betrokkenheid echter als een trivialiteit afgedaan en wordt de vraag gesteld of we dit niet moeten zien als een soort ‘luiheid’ of een gebrek aan motivatie om een ‘serieus’ engagement op te nemen. Het giro-activisme is immers een ‘gemakzuchtige’, passieve vorm van maatschappelijke betrokkenheid die weinig tijd en inspanning vraagt, en aldus als het ware compenseert voor het gebrek aan echte actieve (vrijwillige) inzet. Van de goededoelenorganisaties die burgers vooral aansturen op ‘het geven van geld’, in plaats van ‘het geven van tijd’, wordt dan ook beweerd dat ze het meer klassieke vrijwilligerswerk in verenigingen en organisaties verdringen. Zeker in Westerse samenlevingen waar (vrije) tijd een duur en schaars goed is geworden, en het maatschappelijk engagement moet concurreren met een bloeiende vrijetijdsindustrie en een digitaal televisietijdperk, lijkt het perfect in de tijdsgeest te passen om maatschappelijk engagement te gaan uitbesteden aan professioneel gerunde middenveldorganisaties. Het geven van geld levert tijdswinst en een goed geweten, dus ook de burger wint.

Vraag is of de samenleving er ook beter van wordt. Het klassieke middenveld met zijn bloeiend verenigingsleven en actieve betrokkenheid en participatie van burgers, is steeds gelauwerd voor de belangrijke maatschappelijke effecten die het genereerde – wat doorgaans gevat wordt onder noemers als ‘sociaal kapitaal’ en ‘sociale samenhang’. Actieve en vrijwillige inzet van burgers is steeds het evenbeeld geweest van een warme en zorgzame samenleving. Dat deze vorm van inzet steeds meer wordt ingeruild voor passieve vormen van doneren, zou dus wel eens kwalijke gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van ons samenleven. Wanneer de maatschappelijke betrokkenheid van ‘clubhuis’ (lees: actieve betrokkenheid) naar ‘gironummer’ (lees: passieve betrokkenheid/giro-activisme) verschuift, betekent dat doodsteek voor het gemeenschapsleven. Al zijn de burgers nog wel met de goede zaak verbonden, ze ontwikkelen niet langer onderlinge sociale banden.

De Amerikaanse politicoloog Robert Putnam gooide hoge ogen met zijn boek ‘Bowling Alone’ waarin deze pessimistische aanname uitvoerig geïllustreerd werd. Volgens hem zou het toenemende passieve, ‘gemakzuchtige’ engagement (o.a. via het geven van geld) geen tegenindicatie zijn voor deze neergang. De verschuiving van de traditionele bowlingclubs naar het meer gecommercialiseerde ‘solo-bowlen’ zou hiervan de ultieme verzinnebeelding zijn.

Maar is al dat pessimisme wel op zijn plaats? Een toenemend aantal onderzoekers stellen van niet. Volgens hen is het niet bewezen dat een afname in het aantal actieve vormen van betrokkenheid – zoals vrijwilligerswerk – ook leidt tot een afname in het sociaal kapitaal. Zij zien de evolutie naar meer passieve vormen van engagement, zoals het populaire giro-activisme, wel als een waardevol alternatief. Met andere woorden: zijn passieve vormen van betrokkenheid, zoals het geven van geld wel zo ‘gemakzuchtig’? Of moet men optimistischer zijn en ook andere, meer passieve, vormen van betrokkenheid als bevorderend voor het sociaal kapitaal zien?

Uit onderzoek van de onderzoekers Dries Van den Bosch en Lesley Hustinx (KULeuven) bij een representatief staal van Vlamingen blijkt dat de opkomst van het giro-activisme niet noodzakelijk negatieve maatschappelijke gevolgen heeft. Zij brachten op basis van data verzameld door de Studiedienst van de Vlaamse Regering, voor Vlaanderen het ‘giro-activisme’ als nieuwe vorm van maatschappelijke betrokkenheid in kaart, en bestudeerden de gevolgen hiervan voor het sociaal kapitaal in Vlaanderen. Uit hun analyses blijkt dat het giro-activisme in Vlaanderen een courante praktijk is. Zo is, afhankelijk van het jaartal waarvoor dit wordt bekeken, 42% tot 54% van de Vlamingen bij minstens één organisatie giro-activist. Ongeveer de helft van deze groep geeft aan twee of meer organisaties, wat neerkomt op gemiddeld 1,68 (in 2000) tot 1,89 (in 2002) organisaties per giro-activist in Vlaanderen. Het zijn vooral de organisaties die onder de noemer hulp- of gezondheidsorganisaties vallen of organisaties die zich inzetten voor Derde Wereldlanden die meer dan 20% van de respondenten kunnen verleiden tot giro-activisme, gevolgd door milieu- of natuurorganisaties, mensenrechtenorganisaties of consumentenverenigingen.

Uit analyses naar het profiel van de giro-activist blijkt dat de giro-activist vaker hooggeschoold is, tot het (iets) oudere deel van de bevolking behoort, vaker gehuwd is én met een partner samenwoont en vaker naar erediensten gaat. Verder blijkt de betrokkenheid van de Vlaming geen of-of verhaal te zijn: respondenten die giro-activist zijn, zijn vaak ook passief of actief lid in een andere vereniging, of zijn vroeger lid geweest van een organisatie.

Maar wat zijn gevolgen van dit giro-activisme voor het sociaal kapitaal van Vlaanderen? In dit onderzoek werd de mate van sociaal kapitaal nagegaan via een aantal houdingsschalen zoals etnocentrisme, utilitair individualisme, politieke machteloosheid, vertrouwen in politiek en vertrouwen in overheidsapparaat. Uit de analyses blijkt dat het giro-activisme meer bijdraagt tot het sociaal kapitaal in Vlaanderen dan de actieve vormen van betrokkenheid zoals bijvoorbeeld vrijwillige inzet. Deze bevinding betekent dat negatieve connotatie die met de verschuiving van ‘clubhuis’ naar ‘giro-nummer’ gepaard gaat, minstens in vraag moet worden gesteld.

Beter lui dan actief betrokken dus? Dat niet, maar de resultaten van dit onderzoek bieden een nieuwe invalshoek bij de studie naar de maatschappelijke effecten van middenveldorganisaties.

 

Download scriptie (707.73 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2009