Alice Walker's Womanism: Theory & Practice

Elisabeth
Torfs

 

De vrouwen in niemandsland
 
Er zijn mannen en er zijn vrouwen, er zijn blanke en er zijn gekleurde mensen. Een waarheid als een koe en toch is de realiteit complexer dan dat. Bepaalde sociale, culturele en etnische groepen hebben immers problemen met deze (te) rigoureuze opdeling. Zo onder andere de gekleurde vrouwen. Hoewel zij als zwarten bepaalde eigenschappen, gevoelens en ervaringen delen met (bijvoorbeeld) de Afro-Amerikanen en zij zich als vrouwen ten dele kunnen vinden in het feminisme, kunnen ze zich met geen van beide minderheidsgroepen volledig identificeren. Precies omdat ze op een gelijkwaardige manier zijn getekend door beide aspecten van hun identiteit, bekleden zwarte vrouwen een unieke positie die hen op sociaal, politiek, maar zeker ook op emotioneel vlak heeft verbannen naar een soort niemandsland. Vanuit dit niemandsland hebben ze aandacht gevraagd voor hun bijzondere situatie en hebben ze een specifiek zwart feminisme in het leven geroepen dat erkent hoe hun vrouw-zijn wordt getekend door hun zwart-zijn en vice versa. Hoewel dit zwart feminisme doorheen de jaren verschillende invullingen kreeg, is Alice Walkers Womanism nog steeds de meest spraakmakende. Het is dan ook die benadering die in deze paper centraal staat.
 
Alice Walker is een Afro-Amerikaanse schrijfster. Ze werd geboren op 9 februari 1944 en groeide op in een landbouwersgezin in Eatonton, Georgia. Op die manier kwam ze al van jongs af aan in aanraking met de cultuur, het dialect en de erbarmelijke sociale situatie van de zwarten. Doorheen de jaren ontpopte Walker zich als goede studente, activiste in hart en nieren en later ook als begenadigd schrijfster en gepassioneerd docente. Wat deze verschillende aspecten van haar persoonlijk en professioneel leven met elkaar verbindt, is haar opvallende bekommernis om de zwarte vrouw.
Vanuit die fascinatie voor de zwarte vrouw creëerde Walker zo haar eigen benadering van het zwart feminisme en noemde het “Womanism”, een term die meteen het verschil met het traditionele feminisme moet aangeven. Allereerst heeft ze het concept voorzien van een uitgewerkt theoretisch kader dat is gestoeld op een complexe definitie van de term en uitgebreid wordt geïllustreerd in verschillende essays. Walkers definitie bestaat uit vier niet altijd even homogene of duidelijke onderdelen. Ten eerste wordt “een womanist” omschreven als een gekleurde feminist en wordt de etymologische herkomt van de term aangegeven. Het begrip stamt uit de zwarte folkcultuur en wordt voornamelijk gebruikt in twee volkse uitdrukkingen die elk refereren aan een dappere, volwassen houding. Ten tweede verwijst Walker naar de verschillende relaties die tussen vrouwen bestaan. Hoe verschillend deze ook kunnen zijn, centraal staat steeds dat vrouwen van elkaar (maar ook van zichzelf) houden om precies die dingen die hen vrouw maken. In dit tweede deel wordt ook het (mijn inziens) belangrijkste kenmerk van het Womanism duidelijk: de universalistische, non-separatistische inslag. Hoewel Walker een enorme voorliefde toont voor de gekleurde vrouw, predikt ze uitdrukkelijk verdraagzaamheid tegenover mannen en blanke vrouwen. In het derde deel van haar definitie somt Walker op associatieve wijze kort allerlei zaken op waarvan vrouwen houden, zoals muziek, dans, eten,... Tot slot vergelijkt ze de relatie tussen (gekleurd) Womanism en (blank) feminisme met die tussen paars en lavendel. Zo toont ze aan dat beide overtuigingen kenmerken delen, maar toch ontegensprekelijk anders zijn.
In de essays die volgen op de definitie (en die als “womanist prose” gebundeld zijn) werkt Walker de verschillende aspecten van de term verder uit. Vier thema’s keren daarbij telkens terug, wat hun belang voor het concept Womanism doet vermoeden. Walker besteedt veel aandacht aan zowel het rassen- als het seksenconflict en profileert zich hierbij steeds opnieuw als een expliciet non-separatist. Verder focust ze op de taak van de zwarte (vrouwelijke) kunstenaar en op de belangrijke rol die zowel biologische als spirituele moederfiguren vervullen.
 
Naast het theoretisch kader dat Walker de zwarte vrouw biedt, wordt het concept Womanism ook ondersteund, vertolkt en uitgediept in haar fictie. In haar romans, kortverhalen en poëzie waarin de zwarte vrouw en haar unieke ervaringen en emoties centraal staan, biedt ze rolmodellen en voorbeeldsituaties aan waar de gewone zwarte vrouw zich in kan herkennen en aan kan optrekken. Zo kan Walker de belangrijke aspecten van haar Womanism op een andere wijze illustreren. In mijn scriptie toonde ik uitgebreid aan op welke manieren haar roman The Temple of My Familiar (1989) een praktische vertolking van het Womanism is.
De roman handelt over zes personages die elk met een gelijksoortig probleem worstelen. Ieder van hen kampt met een destructieve angst of frustratie en leidt daardoor een fundamenteel gefragmenteerd bestaan. Het verhaal vertelt hoe de levens van die personages verweven raken wanneer ze proberen rust te vinden door de verschillende aspecten van hun verscheurde zelf te verzoenen. In deze ontwikkeling fungeren ze zo als raadgever en inspiratiebron voor elkaar.
Een uitvoerige analyse bracht aan het licht dat The Temple of My Familiar inderdaad de praktische (of literaire) vertolking is van het Womanism. Ten eerste predikt het boek het universalisme dat zo typerend is voor Walkers filosofie. Op een zeer elementair niveau blijkt dat universalisme uit het feit dat drie van de zes protagonisten mannen zijn. Hierdoor zijn het niet uitsluitend vrouwelijke ervaringen die de kern van het boek uitmaken. Bovendien wordt dat universalisme doorgedacht tot op een extreem niveau, waarbij het niet enkel meer gaat om het overstijgen van de verschillen tussen mensen van verschillende sekse, overtuiging of ras, maar ook die tussen mens en dier en zelfs mens en natuur. Ten tweede fungeren de thema’s die in Walkers “womanist prose” zo alomaanwezig waren ook als rode draden in het boek. Er wordt veel aandacht geschonken aan de rassenkwestie en seksisme, maar eveneens aan de invloed van kunstenaars en aan de belangrijke taak die (biologische en symbolische) moederfiguren hebben.  
 
Door zwarte vrouwen zowel te voorzien van een toegankelijk theoretisch kader als van fictieve verslagen van voor hen herkenbare situaties en emoties, profileert Walker zich als apologeet van het zwart feminisme, dat zij Womanism noemt. Bovendien is dat Womanism meteen ook de dominante link tussen de verschillende aspecten van Walkers (omvang)rijke oeuvre. De theoretische en literaire kant van haar werk ontwikkelen zich duidelijk in samenspel, waarbij de theorie het concrete inspireert en omgekeerd. Het is deze interactie die Walker kracht verleent als theoretica en als auteur.
             

Download scriptie (514.51 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2008