Convergentie in het wereldtalenstelsel

Jef
De Lombaerde

Dit onderzoek gaat over het wereldtalenstelsel. Het wereldtalenstelsel is een begrip dat geïntroduceerd werd door Abram de Swaan, bekend voor zijn figuratiesociologisch werk in de lijn van Norbert Elias. Hij bedacht het begrip om aan te geven dat de sociologische studie van natuurlijke talen dient te vertrekken van het uitgangspunt dat talen een samenhangend geheel vormen. Ze werken op elkaar in, beconcurreren elkaar en zijn verwikkeld in een machtsstrijd. Dat klinkt op het eerste gezicht vreemd. We zijn gewend om talen op te vatten als communicatiemedia, en verliezen daardoor soms uit het oog dat zij menselijke producten zijn, en dat ze “menselijke, al te menselijke” motieven dienen. Net als alle andere menselijke fenomenen zijn ook talen het voorwerp van een machtsstrijd, van concurrentie en soms ook samenwerking.

 

Een taal is meer dan een ingewikkeld betekenissysteem, het is een drager van cultuur. Wanneer we anderstalige TV-programma’s en films zien of Engelstalige artikels lezen doen we vaak onbewust culturele invloeden op. Door een taal ook verder te gebruiken wordt men onbewust ook beïnvloed door die cultuur.

Talen werden en worden als instrument gebruikt om de ideeën en praktijken van een cultuur te verspreiden, maar naarmate een taal steeds meer wijdverbreid en alomtegenwoordig gebruikt wordt vervaagt echter de verbondenheid met een welomschreven cultuur.

Talen zijn systemen die mensen verbinden, ze laten ons toe uitingen te produceren en te interpreteren. Talen zijn ook systemen die over de hele wereld culturen met elkaar verbinden. Verschillende taalgroepen worden verbonden door mensen die meer dan een taal spreken. Als we met een anderstalige communiceren, kiezen we een omgangstaal. We kiezen voor de taal die de interactie tussen beide personen het meest begrijpelijk maakt. In de eerste plaats wordt ons een taal aangeleerd die ons het meeste communicatiemogelijkheden biedt met onze onmiddellijke omgeving. Als we een tweede taal leren, leren we meestal een taal aan die het meeste communicatiemogelijkheden biedt voor een ruimere betekenisvolle omgeving. In de meeste gevallen wordt een tweede taal aangeleerd door de socialiserende individuen rondom ons: ouders, familie of het onderwijs. Wanneer ouders of familie kiezen om een tweede taal aan te leren heeft dit hoofdzakelijk met hun origine te maken. Wanneer het onderwijs één of meerdere talen aanleert is de gekozen taal afhankelijk van de positie van een taal in het wereldtalenstelsel. Zowel de geografische nabijheid als de internationale status van een taal zijn belangrijk. Het voordeel van het bestaan en beheersen van een universele taal is dat dit eindeloze communicatiemogelijkheden biedt. Anderzijds mogen we niet vergeten dat de globale verspreiding van het Engels gepaard ging met ongeoorloofde kolonisering en dat de technologische superioriteit gepaard gaat met een culturele homogenisering en het uitsterven van perifere talen.

Hoe dan ook is het zinvol om te onderzoeken of er een theoretisch model kan ontwikkeld worden, dat de geschiedenis van ons wereldtalenstelsel reconstrueert. Alsof het mogelijk is een bepaald patroon van evoluties te ontdekken dat gelijkaardig zou verlopen zijn op ‘andere werelden’, door de verspreiding van een taal in geografische gebieden, virtuele ruimtes, door televisie, in het literaire, wetenschappelijke veld, de politiek en het onderwijs. Talen kunnen zich ook verplaatsen via cultuurgoederen, daardoor zitten ze deels in een marktsfeer. Talen concurreren met elkaar op het niveau van populaties, ondernemingen, naties, multinationals, globale nieuwszenders, technologie en universiteiten. Hoe meer ruimte ze inpalmen, des te sterker de dichtheid, overlapping en trend naar universaliteit.

Volgens het model van de Swaan bevinden talen bevinden zich in een stelsel, omdat talen de verbindingsstukken vormen tussen verschillende mensen. Dat stelsel bestaat uit één hypercentrale taal, omringd door supercentrale talen die op hun beurt omringd worden door centrale en perifere talen.

Het wereldtalenstelsel is een dynamisch gegeven. Er ontstaan voortdurend nieuwe talen, talen groeien in aantal sprekers, talen diversifiëren, talen verliezen sprekers en talen sterven uit.

De onderzoeksvraag sluit sterk aan bij de Swaan die onderzoekt waarom het Engels zo’n belangrijke taal is geworden. We maken een kritische reconstructie van zijn model en zullen ieder element doorlichten op zijn waarde.

 

Nettle en Romaine beschouwen talen als iets waardevol, en betreuren dat talen uitsterven, omdat talen een antropologisch studieobject zijn. Ze veronderstellen dat talen gegroeid zijn, in evenwicht zijn gebleven en later met uitsterven bedreigd waren. De Swaan brengt talenconstellaties in kaart en beschrijft ook zorgvuldig historische processen van taalunificatie. Nettle, Romaine en de Swaan hanteren soms uiteenlopende standpunten, maar allen beschouwen talen als een interessant geosociologisch studieobject. Ze onderzoeken de evolutie van talen over de hele wereld doorheen de tijd. Uit het onderzoek van Nettle en Romaine blijkt dat het aantal talen eerst is toegenomen, ze zouden allemaal ontstaan zijn uit een gemeenschappelijke voorloper. In het Neolithicum heeft die trend zich omgekeerd, het aantal talen is beginnen afnemen. Steeds meer mensen spreken eenzelfde taal. Dat kunnen we ook afleiden het uit werk van de Swaan. Dit noemen we een convergentie in het taalgebruik. Er zijn een aantal talen die zich wereldwijd verspreid hebben. Het Engels staat helemaal bovenaan in de hiërarchie. Het is bijna onmogelijk dat het Engels haar positie in de top van de piramidale structuur zal verliezen.

Er blijken bepaalde mechanismen aan het werk te zijn die de hiërarchie versterken. De Swaan beschouwt talen als collectieve goederen die een economische waarde hebben. Een groot verschil met andere economische goederen is dat een taal niet opgebruikt wordt in gebruik. De waarde van een taal stijgt als ze meer gebruikers heeft. Individuen maken een rationele calcalus en kiezen voor de taal die het meeste nut oplevert. We gaan ook op zoek naar de elementen die een taal belangrijk maken. De Swaan spreekt over de Q-waarde: het communicatiepotentieel van een taal. George Weber gebruikt meerdere indicatoren om de macht van een taal te berekenen. Vervolgens werken we een alternatief model uit dat de dynamiek van talen in verschillende velden bespreekt. Talen verspreiden zich in verschillende velden die een eigen specifieke invloedssfeer hebben.

 

In het convergentiemodel onderzoeken we waarom het Engels zo dominant is geworden als wereldtaal. Dit model bestaat uit drie delen. Eerst wordt beschreven dat taalgroepen steeds meer in contact met elkaar komen. Dit leidt tot een standaardisering van het taalgebruik. Het tweede deel gaat over de positie van talen in verschillende velden: het demografisch veld, het economisch veld, het politieke veld en het culturele veld. Het Engels is dominant omdat het een zeer sterke positie heeft in de verschillende velden. Het derde deel verklaart hoe door de overheersing van centrale talen perifere talen verdwijnen. In deze drie delen worden de belangrijkste mechanismen beschreven die leidden tot een convergentie in het talenstelsel.

 

Download scriptie (567.04 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2008