Gemeenschappelijke kassen voor arbeidsongevallen. Historischen juridische en sociale aspecten.

Brenda
Audenaert

Een eeuw oud maar nog steeds actueel



GEMEENSCHAPPELIJKE KASSEN IN DE KIJKER



De recente fusie tussen de verzekeringsmaatschappijen Assubel en APRA plaatste de

gemeenschappelijke kassen voor arbeidsongevallen opnieuw onder de aandacht. Zowel

de nieuwe maatschappij Mensura als het vroegere APRA en het vroegere Assubel zijn

immers gemeenschappelijke kassen : verzekeringsinstellingen die geen winstgevend doel

hebben maar ledenverenigingen zijn. Zij werden in 1903 opgericht door de wet op de

arbeidsongevallen.



Het Belgisch model




In vele Europese landen is de arbeidsongevallenverzekering, net zoals werkloosheids- of

ziekteverzekering, volledig georganiseerd door de overheid. In België is dat niet zo.

Weliswaar wordt de sector nauwgezet gecontroleerd, maar de verzekering zelf wordt

aangeboden door privé-instellingen. En hier zijn er twee mogelijkheden. Je hebt de gewone

commerciële verzekeringsmaatschappijen waar een werkgever voor zijn personeel een

arbeidsongevallenverzekering kan afsluiten tegen een gewone premie, zoals bij een

autoverzekering of een brandverzekering zeg maar. Daarnaast zijn er ook

gemeenschappelijke kassen : de leden hiervan zijn de verzekerde werkgevers en zij bepalen

zelf het beleid in de raad van bestuur of in de algemene vergadering. Het overschot van de

ontvangen bijdragen, de winst dus, wordt het volgende jaar terugbetaald aan de leden als

ristorno. Dat betekent : hoe minder ongevallen, hoe meer ristorno. Logisch dus dat

gemeenschappelijke kassen traditioneel veel aandacht besteden aan voorkomingsbeleid.

En toch worden zij af en toe bijna vergeten : zelfs officiële instanties kennen soms niet het

onderscheid tussen een gemeenschappelijke kas en een VZW.



Politieke twistappel



In het oorspronkelijke project van de wet op de arbeidsongevallen was voorzien dat de

organisatie van de verzekering uitsluitend zou worden toevertrouwd aan onderlinge

verenigingen van werkgevers. Maar de toenmalige politieke rechterzijde (de meerderheid van

de katholieke partij die toen de regering vormde) pleitte voor de opname van commerciële

verzekeringsmaatschappijen in naam van de vrije concurrentie. De debatten hierover in het

parlement waren hevig en duurden lang. De twee kampen waren ongeveer even sterk. Zij

werden geleid door respectievelijk Joris Helleputte (één van de grondleggers van de

christendemocratie en gesteund door de socialisten) en door de conservatieve katholieke leider

Charles Woeste (jawel, die uit de film Daens). Het amendement dat de commerciële

maatschappijen evenveel rechten gaf als de gemeenschappelijke kassen haalde het uiteindelijk

in de Kamer met 64 stemmen tegen 58 bij 2 onthoudingen (1903). Het enthousiasme was dus

niet erg groot.



Assuralia



Lange tijd waren de gemeenschappelijke kassen aangesloten bij een afzonderlijke

beroepsvereniging. Maar ondertussen zijn de nog bestaande kassen allemaal aangesloten bij

Assuralia, de belangenorganisatie van de hele verzekeringssector. Een merkwaardige speling

van het lot is dat, want de voorloper van Assuralia werd in 1920 precies opgericht als reactie

op een wetsvoorstel dat opnieuw de gemeenschappelijke kassen het alleenrecht wilde geven.

Dit voorstel van het socialistische parlementslid Mansart is er nooit doorgekomen, maar het

toont wel aan dat het spanningsveld tussen de verschillende kampen lange tijd bleef bestaan.

Eigenlijk is het nooit helemaal verdwenen. Tot op heden blijven er tegenstanders van de

commerciële sector, omdat zij principieel vinden dat de arbeidsongevallen niet aan winstbejag

mogen onderhevig zijn. De rechten van de slachtoffers van een ongeval en de uitbetaling van

de vergoedingen zijn sedert de jaren 1970 wel onderworpen aan bepaalde regels van de

sociale zekerheid.



Filosofie



De financiële sector in België is de laatste jaren onderhevig aan een golf van overnames en

fusies. In vele gevallen zijn het buitenlandse reuzen die Belgische maatschappijen

overnemen. Alleen mutualistische verzekeraars, en meer bepaald gemeenschappelijke kassen

voor arbeidsongevallen, kunnen zich door hun specifiek statuut en door hun structuur

beschermen tegen elke bemoeienis van buitenaf. Als ledenverenigingen zonder winstoogmerk

zijn zij immers niet onderworpen aan de regels voor commerciële vennootschappen. Ook de

filosofie speelt hier een rol. Als gevolg van hun traditionele besef van maatschappelijke en

sociale verantwoordelijkheid huilen de gemeenschappelijke kassen niet altijd mee in het bos

van de oprukkende vrijemarktmentaliteit. Het begrip solidariteit blijft een stuk van hun

gedachtegoed. Het sociale aspect blijft een deel van hun roeping.



Variatie



Ooit bestonden er in België niet minder dan 16 gemeenschappelijke kassen met een grote

variatie in regionale spreiding en in economische sectoren. Een aantal kassen rond de Waalse

mijnbouw en de Waalse steenkoolmijnen verdwenen als gevolg van de teloorgang van deze

industrieën. Enkele andere werden toch na omvorming tot een vennootschap opgeslorpt door

grote commerciële verzekeringsmaatschappijen. Daarom is het merkwaardig dat het totale

marktaandeel van de gemeenschappelijke kassen nauwelijks gedaald is en de laatste jaren

zelfs is toegenomen. De 5 overblijvende gemeenschappelijke kassen, nu met het nieuwe

Mensura op kop, behouden ongeveer een derde van de markt. Hun rol is dus zeker nog lang

niet uitgespeeld.



Mensura



Een fusie in de strikte zin is bij gemeenschappelijke kassen eigenlijk niet mogelijk. Zij zijn

immers de optelsom van een groot aantal leden die elk afzonderlijk de statuten en een

verzekeringsovereenkomst hebben onderschreven. Bij de fusie van Assubel en APRA werd

bijgevolg gewerkt met het systeem van integratie door overname : de ene kas ontbond zichzelf

en haar leden, personeel en bezittingen werden overgenomen door de andere kas die een

nieuwe naam aannam. Deze twee oude dames hielden hierdoor op te bestaan, dit ondanks hun

grote traditie. Assubel werd in 1904 gesticht door de Kamer van Koophandel van Brussel.

APRA ontstond in 1905 in Antwerpen uit een samenwerking tussen de bouwsector en de

havenbedrijven. Beide vierden ze recent nog hun eeuwfeest. In 2006 werd de nieuwe naam

bekendgemaakt : Mensura. Deze nieuwe gemeenschappelijke kas neemt als tweede

verzekeraar 15 procent van de Belgische arbeidsongevallenmarkt voor haar rekening. Samen

met de externe dienst Mensura (de fusie van APRIM met MSR-Famedi) biedt de nieuwe

groep aan werkgevers een totaalservice aan inzake preventie, verzekering, veiligheid en

welzijn op het werk.

Download scriptie (280.03 KB)
Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2007