kloosters herbestemmen: een maatschappelijke en architecturale uitdaging

bie
plevoets

Kloosters herbestemmen: een maatschappelijke en architecturale uitdaging



De mens is van nature een existentieel wezen. Op belangrijke momenten in zijn leven stelt hij zich vragen over de zin van zijn bestaan. Binnen de joods-christelijke traditie van West-Europa was er één collectief antwoord op die vraag en dat antwoord werd vertegenwoordigd door de Kerk.

Vandaag de dag heeft de katholieke Kerk in België steeds minder aanhang. De traditionele geloofsbeleving van de godsdienst is er sterk op achteruit gegaan. Mensen gaan niet meer elke week naar de kerk, een huwelijk hoeft niet meer kerkelijk te zijn, bijna niemand wordt nog priester of treedt in een kloostergemeenschap.

Anderzijds is de hang naar religie, bezinning, contemplatie,… niet minder groot dan vroeger. De religieuze beleving is echter veel individueler geworden, meer verscheiden, iedereen vult zijn geloof in op zijn eigen manier. Geloofsbeleving bestaat nu eerder uit sacramentele ervaringen. Men ervaart een gebeuren in een innige verbondenheid met de natuur, met andere mensen, met ‘God’. Deze sacramentele ervaringen gebeuren dan ook meestal niet meer in een kerk, ze kunnen eender waar plaatsvinden.

Een gevolg van deze evolutie is dat zeer veel kerkelijke gebouwen zoals kloosters, kerken, pastorijen en begijnhoven leeg komen te staan. Wat moet er met deze gebouwen gebeuren? We kunnen ze laten verkrotten. We kunnen ze slopen. Maar we kunnen ze ook restaureren en opnieuw een functie geven. Heel wat vragen rijzen.

Heeft investeren in restauratie en herbestemming van deze gebouwen zin? Heeft de samenleving hier iets aan?

Welke functies zijn het meest geschikt om in deze architectuur onder te brengen? Moet de nieuwe functie aansluiten met de oorspronkelijke religieuze context van het gebouw?

Wat is de rol van de oorspronkelijke architectuur in het nieuwe project? Wat moeten we bewaren en wat mogen we afbreken of verbouwen? Op welke manier moeten oud en nieuw zich tot elkaar verhouden?

In mijn scriptie worden een aantal mogelijke antwoorden op deze vragen geformuleerd. Het onderwerp werd echter nauw omschreven: de scriptie zal gaan over de herbestemming van kloostergebouwen. Kerken, pastorijen en begijnhoven worden niet besproken om het onderzoek niet te uitgebreid te maken. De keuze voor kloosters is een bewuste keuze. Het zijn meestal zeer uitgebreide complexen met een woongedeelte met een grote binnentuin waaraan een kerkgebouw verbonden is. Vaak zijn kloostergebouwen ook gelegen in het centrum van de stad. Binnen de muren zijn ze een uniek rustpunt temidden van de alledaagse drukte.

Na het lezen van verschillende teksten en het bestuderen van drie casestudies (het Kruisherenhotel in Maastricht, het Convent in Tongeren en Abdij Maria Toevlucht in Zundert) kan men concluderen dat in de architectuur zowel de functie als de vorm erg belangrijk zijn bij het zoeken naar een geschikte herbestemming voor een klooster.



In een eerste fase was het onderzoek erg geconcentreerd op het zoeken naar een geschikte nieuwe functie voor een leegstaand klooster. Een tekst over suprematische architectuur van Kazimir Malevich deed het besef rijzen dat niet enkel de functie maar ook de vorm van het gebouw een cruciale rol speelt in het zoeken naar een geschikte herbestemming.

In de praktijk concentreert een onderzoek naar herbestemming vaak te zeer op de functie en op de relatie tussen de oude functie en de nieuwe. Of deze functie past in de structuur van het gebouw wordt vaak over het hoofd gezien.

Zowel uit de theorie van Christopher Alexander en Alain De Botton als uit de verschillende casestudies blijkt dat in een goed gebouw functie en architectonische ruimte wezenlijk met elkaar verbonden zijn en dat beide aspecten niet los van elkaar te zien zijn.

Het is echter niet mogelijk om bepaalde regels te dicteren waar men zich aan moet houden bij het zoeken naar een herbestemming. Men moet elk project afzonderlijk bekijken. Men moet wikken en wegen welke functie kan en welke niet, evenals men moet onderzoeken welke architecturale elementen men moet bewaren en welke niet.



Wat de functie betreft moet men deze zo breed mogelijk opvatten. Vaak zoekt men naar een nieuwe functie die aansluit bij de oude functie zoals meditatie of bezinning.

Uit het onderzoek blijkt echter dat het niet noodzakelijk is dat de oude en nieuwe functies bij elkaar aansluiten. Het is voldoende als de nieuwe functie raakpunten heeft aan de oorspronkelijke functie.



Architecturaal is het belangrijk dat oude en nieuwe elementen in het gebouw met elkaar in dialoog treden zodat door de combinatie van historische en hedendaagse architectuur het gebouw een meerwaarde krijgt.

Lukraak elementen van het oude klooster bewaren en integreren in de nieuwe functie is echter niet voldoende. Het oude gebouw is in dat geval enkel decoratie voor de nieuwe functie. Oud en nieuw versterken elkaar niet. Daarom moet men bij elk gebouw dat men wil herbestemmen zich de vraag stellen wat de architecturale essentie is van het gebouw. Deze moeten we  bewaren,koesteren, of zoals blijkt uit de praktijk zelfs benadrukken of overnemen in nieuwe bouwdelen.

Ook de structuur van het gebouw moeten we grondig onderzoeken en zo veel mogelijk respecteren. Publieke ruimtes van een klooster kunnen best publiek blijven, het privé-gedeelte kan meer afgesloten zijn. Op die manier zal de nieuwe functie opgaan in het oude gebouw.

Nieuwe architecturale elementen en materialen kunnen een synergie vormen met het klooster of kunnen in contrast staan met de oorspronkelijke architectuur. Welke benadering het meest geschikt is is sterk afhankelijk van de aard van de nieuwe functie.



Uit het onderzoek blijkt dat herbestemming van kloosters een zeer boeiende materie is, niet enkel voor historici en architecten maar ook voor het grote publiek. Het zou alleen maar voordelen hebben om zo veel mogelijk mensen met deze gebouwen te laten kennis maken.

In de geschiedenis waren kerkelijke gebouwen vaak plaatsen waar mensen kennis maakten met de architectuur die op dat moment vernieuwend was.

We zouden de lijn van de geschiedenis kunnen verder trekken en het grote publiek via herbestemde kloosters en andere kerkelijke gebouwen laten kennis maken met hedendaagse architectuur.

Een manier om dit te doen is bijvoorbeeld door in Maastricht stadswandelingen te organiseren langs verschillende kerken en kloosters die een nieuwe functie gekregen hebben. In Maastricht zijn er immers tal van voorbeelden: het Kruisherenklooster, het Limburgs archief in het voormalige minderbroederklooster en de Bonnefantenkerk  waar nu verschillende boekenwinkels in gevestigd zijn.

Tijdens de Franse Revolutie werden kerkelijke gebouwen van hun religieuze functie ontnomen en kregen ze een nieuwe functie zonder rekening te houden met de mening van de bevolking. Door mensen vandaag kennis te laten maken met de nieuwe functie en architectuur van een herbestemmend klooster gaan ze de waarde van een degelijke herbestemming beter begrijpen waardoor de publieke opinie omtrent dit fenomeen positiever zal worden. Architectuur en herbestemming wordt op die manier niet enkel een zaak voor architecten maar voor iedereen.

Download scriptie (5.26 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool PXL
Thesis jaar
2007