From Brummell to Byron: The Story of Early Nineteenth-Century British Dandyism

Tanja
Van Dooren

Het vroegnegentiende-eeuwse dandyisme van Beau Brummell en Lord Byron


De vroegnegentiende-eeuwse dandy’s, die het neusje van de zalm waren van de Britse en Franse beau monde, zouden vandaag doorgaan als excentrieke beroemdheden met ernstige gedragsproblemen. In die tijd echter waren hun ongebreidelde narcisme, arrogant en onverschillig wangedrag, obsessie met kleren en zindelijkheid en alcohol- en gokverslaving net die bijzondere karaktertrekjes die hen in het middelpunt van ieders aandacht stelden. Voor de eerste dandy, Beau Brummell, en de dichter, Lord Byron, die voor de aandacht van de Britse prins-regent George en de toenmalige sociale elite rivaliseerden, was dandyisme een pose waarmee ze hun eigen onvolmaaktheid van het gegeven ik en de ontevredenheid met de tijd waarin ze leefden naar believen konden vermommen. De Franse schrijvers, Jules-Amadée Barbey d’Aurevilly en Charles Baudelaire, die in hun koortsige zoektocht naar een hogere levensvervulling op het Britse dandyisme stootten, redden de bizarre levensstijl van een roemloze ondergang en introduceerden het dandyisme in hun literatuur. In Groot-Brittannië echter staken Victoriaanse schrijvers genadeloos de draak met de levensstijl die ze zo verachtten totdat Oscar Wilde, de laatste en bekendste negentiende-eeuwse dandy, de stijl zowel in zijn leven als in zijn werk vervolmaakte. Na zijn veroordeling voor sodomie in 1895 kwijnde de laatste dandy langzaam weg en samen met hem het dandyisme. “Ik vond het leuk een flâneur, een dandy, een stijlvolle man te zijn,” schreef hij in De Profundis, een van zijn laatste werken, “Een ding rest me nu nog, totale bescheidenheid.”

Bescheidenheid kon Beau Brummell, die het dandyisme in zijn pure vorm belichaamde, niet bekoren, want voor meer dan vijftien jaar zwaaide deze negentiende-eeuwse stijlicoon de scepter over de sociale elite in Londen. In de woelige periode na de Franse Revolutie, toen traditionele waarden en normen voorgoed overhoop werden gehaald, achtte Beau Brummell zichzelf beter dan de gevestigde aristocratie en de opkomende burgerij van zijn tijd. In tegenstelling tot de decadente kledingsstijl waarmee de aristocraten in de achttiende eeuw hun status in de samenleving bezegelden, besteedde de dandy zo veel aandacht aan de details en de sobere lijnen in zijn kleren dat meer dan een aspirant-dandy – zowel aristocraten als gewone stervelingen – uit pure frustratie er een einde aan maakten. Beau Brummell stak anderen ook de loef af niet alleen met zijn indrukwekkende verzameling van toenmalige statussymbolen, zoals snuifdozen, Bühl meubels en Sèvres porselein, maar ook met zijn sarcastische en rake opmerkingen die de aristocratie even veel amuseerden als angst inboezemden.

Intussen reeg die andere lieveling van de Britse sociale elite, Lord Byron, de ene amoureuze verovering na de andere aan elkaar. In tegenstelling tot wat zijn adellijke titel doet vermoeden, was Lord Byron eerder een vreemde eend in de bijt omdat hij pas na het overweldigende succes van zijn episch gedicht Childe Harold’s Pilgrimage in hogere kringen vertoefde. Lord Byron fascineerde zijn aristocratische publiek met zijn obscure adellijke afkomst. Pas op tienjarige leeftijd had de jongen zijn adellijke titel en landgoed geërfd. Kleine Byron groeide op in het Schotse Aberdeen, een bekrompen oord in vergelijking met het kosmopolitische Londen, waar zijn opvliegende moeder die in de afwezigheid van Byrons vader de eindjes aan elkaar probeerde te knopen en waar hem calvinistische ideeën van zonde en misdaad werden ingeprent. Hoewel het kind met een klompvoet geboren was, was iedereen meteen onder de indruk van zijn geheimzinnige schoonheid: expressieve ogen die scherp aftekenden tegen het bleke gezicht en donkere lokken. Het dandyisme van Lord Byron weerspiegelde zijn complexe persoonlijkheid. Hoewel Lord Byron werd afgebeeld als dé gekwelde romanticus in portretten voor publiek gebruik, kleedde hij zich in dezelfde onberispelijke stijl als die van Beau Brummell onder intimi. De klompvoet die Lord Byron angstvallig onder wijde broeken en vormeloze laarzen verborg was niet alleen een bron van schaamte en pijn, maar ook een handelsmerk, een teken van het pact die hij met de duivel had gesloten. Lord Byron weigerde pertinent afgebeeld te worden met pen en papier, toenmalige symbolen van eeuwige literaire roem, omdat hij zichzelf eerder als een aristocraat zag die toevallig schreef dan een zwoegende schrijver, zoals Walter Scott en andere Lake Poets die in diezelfde periode furore maakten. Tot hun grote verontwaardiging schreef Lord Byron met het grootste gemak – tussen de verschillende societyevenementen door – zijn meest populaire gedichten, waarin hij zijn zogenaamde “lyrische dandyisme” verwerkte, een gegeven die hen nog meer tegen hem in het harnas joeg. De Lake Poets hadden immers zorgvuldig een vertrouwensrelatie met hun lezers opgebouwd waarin de oprechtheid van de auteur centraal stond. Lord Byron echter parodieerde schaamteloos dat principe door op een leugenachtige manier over autobiografische gegevens te schrijven. Vooral in het ogenschijnlijke liefdesgedicht “Fare Thee Well!”, dat Lord Byron in 1816 aan zijn ex-vrouw Annabella Millbanke richtte, kwam Lord Byrons lyrisch dandyisme of opzettelijke hypocrisie tot een ongeëvenaard hoogtepunt omdat Lord Byron in dat afscheidsgedicht de goede reputatie van Annabella voorgoed ruïneerde in plaats van hun gestrande huwelijk te betreuren. Op het Europese vasteland, waar Lord Byron zijn dagen sleet tot zijn heldendood in 1824, werd hij een cultfiguur die opeenvolgende generaties zou inspireren, terwijl hij in Groot-Brittannië voortleefde als de byroniaanse held in de boeken van bijvoorbeeld de zussen Charlotte en Emily Brontë.

In hun eenzame kindertijd troostten de misnoegde Jules Barbey d’Aurevilly en Charles Baudelaire zichzelf met de lectuur van Byrons epische gedichten en de zogenaamde “fashionable novels”, waarin Brummellachtige personages werden opgevoerd. Barbey d’Aurevilly was een telg uit een aan lagere wal geraakte adellijke familie die zichzelf het Britse dandyisme aanmat om zijn ontevredenheid met het gegeven ik en met de tijd waarin hij leefde te vermommen. In de tweede helft van de negentiende eeuw had de aristocratische levenswijze immers definitief de strijd verloren tegen de burgerlijke deugdzaamheid van de bourgeoisie. In Du dandysme et de George Brummell, een essayistische biografie, bewierookte Barbey d’Aurevilly het dandyisme van Beau Brummell en definieerde hij de levensstijl als een “hele manier van zijn”. Dit cultboek viel ook in de smaak van de jongere Charles Baudelaire die op het Britse dandyisme van Beau Brummell en Lord Byron stootte tijdens zijn zoektocht naar een manier om de zo hatelijke bourgeoisie een hak te zetten.

Op het einde van de negentiende eeuw verenigde de figuur van Oscar Wilde het dandyisme als levensstijl van Beau Brummell met het literaire dandyisme van Lord Byron en Charles Baudelaire. Het dandyisme was voorgoed thuisgekomen in Groot-Brittannië na lange omzwervingen op het Europese vasteland.

 

Download scriptie (1.17 MB)
Universiteit of Hogeschool
LUCA School of Arts
Thesis jaar
2006