Past and Passed in the present. The persistance of history in Westbank, a post-Apartheid township in South Africa

Hannelore
Depypere
  • Fie
    Velghe

Past and passed in the present. Persistence of history in Westbank, a post-Apartheid township in South Africa.

 

Kaapstad 2010 – Zestien jaar geleden kon elke wereldburger de vrijlating en inauguratie van Nelson Mandela van dichtbij volgen. Na een periode van relatief stilzwijgen zijn ook nu alle cameraogen op Zuid-Afrika gericht. De komende maanden juni en juli is Kaapstad het Mekka voor duizenden voetbalfanaten. De Kaapse wegen leiden de voetbaltoeristen naar nieuwe stadia; kleuren van verschillende nationale ploegen toveren de aankomsthallen van de luchthavens om in een fleurig tafereel; alle hotels zijn volgeboekt. Volgestouwde bussen brengen supporters volgens vastgelegde trajecten naar een avondje brood, drank en spelen. Zo toont postapartheid Zuid-Afrika haar wil en vermogen om zich in te schrijven in de internationale gemeenschap. Maar tegelijkertijd worden de toeristen geconfronteerd met restanten van een pijnlijk verleden, die her en der langs de wegen opdoemen. Ondanks alle maatregelen van de nieuwe -in 1994 democratisch verkozen- regering om komaf te maken met de rassensegregatie en economische onderdrukking, blijft de recente geschiedenis in de Kaapse metropool zichtbaar en onzichtbaar doorwerken zowel op sociaal, economisch als politiek vlak.

 

Wesbank, een postapartheid township in Kaapstad, is een van de plaatsen waar deze paradox dag in dag uit wordt beleefd. Opgericht in 1998 als component van een uitgebreid huisvestingsprogramma, zou Wesbank het toonbeeld worden van het nieuwe Zuid-Afrika, de regenboognatie.

Anno 2006 vinden officieel 25 000, lees ongeveer 50 000 mensen een dak boven hun hoofd in Wesbank. Bruin, zwart en blank leven hier voor het eerst sinds ruim 60 jaar samen op een oppervlakte van 125 hectare, waarop 5500 gesubsidieerde huizen zijn opgetrokken. Alle goede bedoelingen ten spijt resulteerde de reële planning in een plaats, die onherroepelijk herinneringen oproept aan de townships, opgericht door de architecten van de apartheid. Wesbank maakt deel uit van de zanderige Cape Flats, de zogenaamde ‘dumpplaatsenvan de apartheid. Grote gezinnen wonen in slecht geïsoleerde huizen van vijf op vijf onder een golfplaten dak waarlangs ziektes als tuberculose ongemerkt binnensijpelen. Financiële mogelijkheden ontbreken om hun huis, door de regering een ‘beginnerpakket’ genoemd, te onderhouden of uit te breiden. Zij die dankzij economische herstructureringsprogramma’s een job konden bemachtigen, ondervinden vaak grote moeilijkheden om die te behouden. Hoewel Wesbank wordt omringd door grote verkeersaders, is de mobiliteit van de inwoners beperkt door het geringe openbaar vervoer en de hoge kostprijs ervan. Dit is nefast voor het bereiken van sociale, medische en commerciële voorzieningen. Overbevolking van de scholen dwingt sommige inwoners ertoe om naar scholen in de omgeving te trekken, waardoor de kinderen vaak lange, gevaarlijke trajecten moeten afleggen of het schoolgaan simpelweg staken. Behalve een niet onderhouden sportveld en enkele open, verwaarloosde pleintjes met roestige klimtuigen, biedt Wesbank geen mogelijkheid tot recreatie. De afwezigheid van een ziekenhuis dwong de gemeenschap het clubhuis op het sportveld te gebruiken als consultatieruimte voor de ziekste kinderen. Volwassenen zijn genoodzaakt een -pas sinds kort overbrugde- snelweg over te steken om het ziekenhuis van de naburige gemeenschap te bezoeken, waar ze reeds voor zonsopgang aanschuiven om een dokter te kunnen raadplegen. Door de kleinschaligheid verkopen de enige supermarkt Score en de vele illegale huiswinkels hun waar duurder dan grote, veraf gelegen winkelketens.

De Wesbankers dragen niet enkel de gevolgen van deze plaatsgerelateerde beperkingen, maar (be)leven ook dagelijks een nieuw, door de geschiedenis gecompliceerd, samen-leven. Vele inwoners hebben, voor het eerst sinds de officiële afschaffing van de raciale segregatie, buren met een andere huidskleur en cultuur. Door sommigen wordt dit als verrijkend ervaren, terwijl anderen zichzelf bewust profileren als anders en vaak ‘beter’ dan de andere raciale groep. Extreme raciale apartheidspolitiek en verregaande indoctrinatie blijven doorwerken in de geest van de inwoners, wat resulteert in raciale spanningen. Vijftig jaar lang werd de zwarte bevolking verplicht om zich in thuislanden of bantustans te vestigen, ingedeeld in vermeende ‘traditionele stamverbanden’. ‘Kleurlingen’ -in apartheidstermen gedefinieerd als niet blank en niet zwart en met een afstammingsgeschiedenis van interraciale vermenging- werden specifieke wijken in de periferie van de steden toegewezen. Pasjeswetten regelden het komen en gaan van de niet-blanke bevolking in en naar de steden waar ze meestal enkel toegelaten werden als goedkope arbeidskrachten. Doordat de kleurlingenbevolking nooit een vast omlijnde raciale groep vormde, was en is hun identiteit steeds ambigu. Terwijl zij tijdens de apartheid zowel sociaal als economisch een beentje voor hadden op de zwarte bevolking, voelen velen zich nu gepasseerd door de maatregelen van de nieuwe -voornamelijk zwarte- regering. In Wesbank uiten deze historische spanningen zich concreet in een strijd om leidersposities, wederzijdse verwijten en pure raciale opmerkingen, vaak onbewust door de jarenlange indoctrinatie. Ondanks deze onderlinge spanningen beschouwen vele inwoners Wesbank als een nieuw begin. Het bezit van een eigen huis, na een geschiedenis van voortdurende migratie van en naar verblijfplaatsen zonder adres, impliceert een zekere verantwoordelijkheid en heeft een niet te onderschatten invloed op de sociale identiteit. De gezamenlijke strijd voor het opbouwen van een gemeenschap, dikwijls gepaard gaand met een collectieve kritiek op lokale en nationale politici, creëert vaak een nieuwe mentaliteit en zin voor samenleven, een thuisgevoel.

Interviews, enquêtes, archiefmateriaal en maandenlange observatie, met als uitgangspunt het vergelijken van het officiële verhaal en het verhaal van de mensen van deze minigemeenschap Wesbank, onthulden enerzijds een cruciale interactie tussen de componenten van de concepten plaats en identiteit en anderzijds een frappant aantal paradoxen. Via sociologische en socio-geografische theorieën werd gezocht naar een theoretisch kader dat deze paradoxen kan verklaren. We onderscheiden de parallelle werking van een politieke en een maatschappelijke snelheid. De politieke snelheid omvat de indeling van de geschiedenis in feiten waarbij 1994 als demarcatiepunt wordt beschouwd, als begin van het postapartheid tijdperk. Economische, politieke en sociale maatregelen beogen een integrale afrekening met het verleden, een start voor de regenboognatie die zich kan inschrijven in de internationale gemeenschap. Tegelijkertijd ‘werkt’ de tragere en vagere maatschappelijke snelheid, zowel op macro als op microvlak. De geschiedenis werkt door, zowel zichtbaar in de planning en locatie van Wesbank, als in de geest, houding en mening van de inwoners. Het verhaal van Wesbank is een verhaal dat de relativiteit aantoont van een benadering van de geschiedenis in feiten.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2006