RACE. Waarom is wielrennen wit?

Jan
Boesman

Een primeur op de voorbije wereldkampioenschappen wielrennen in Salzburg: voor het eerst in het 79-jarig bestaan van het evenement startten er zwarten in de wegrit voor eliterenners. De wereld waarvan Tom Boonen een jaar kampioen was is klein: wit, Westers en autochtoon om precies te zijn.

In het land van Lance Armstrong heeft race twee betekenissen: wedstrijd, om het hardst rijden en ras, afkomst. Wie beide betekenissen samenbrengt komt uit bij een debat over de afkomst van wielrenners. In tegenstelling tot kleurrijke sporten als voetbal, basket of atletiek telt het internationale wielerpeloton amper zwarten en het Vlaamse wielerwezen amper allochtonen. In onze koersgekke contreien is het mogelijk om elke dag met wielrennen te worden geconfronteerd: er is altijd wel een wedstrijd op televisie of in een naburig dorp. Terwijl interculturaliteit een vanzelfsprekendheid wordt in de samenleving, kan de wielerminnende Vlaming ongehinderd denken dat de wereld wit is en dat kleurlingen in verre continenten muurschilderingen maken of achter olifanten aanhollen. Reportages over de Ronde van Burkina Faso of amusementsprogramma’s als Allez allez Zimbabwe zijn niet van dien aard om dat beeld bij te schaven. Weliswaar worden de donkergetinte atleten in hun glimmende koerspakjes door het publiek als een cultuurschok ervaren, maar de manier waarop zij vervolgens door het beeld rollen duwt de zwartjes in een eerder primitieve rol. De Zimbabwanen van Roger de Vlaeminck bakken er niets van in veldritland Vlaanderen en de Burkinezen uit de Tour du Faso zijn alleen sant in eigen land, waar ze gespaard blijven van bochtenwerk en sterke tegenstanders. In de sympathieke beeldvorming van de Ronde van Burkina Faso schuilt een stuk nostalgie. De arme Burkinese boerenzonen op hun kramakkelige fietsen staan veel dichter bij de Tourhelden uit een verloren verleden dan de opgepoetste vedetten van vandaag, met hun fluo fietsen en afstandelijke zonnebrillen. Burkinese renners worden gecoverd als de edele wilden die de pedalen laten spreken en geen kaas gegeten hebben van verderfelijke tactische spelletjes. Als ze naar Europa komen worden ze ontvangen als een welgekomen exotische attractie, zolang ze de prijzen van de witten maar niet inpikken.


Pygmeeën op Alpe d’Huez

 

Voor de laatste zwarte renner in een wegwedstrijd van niveau moeten we terug naar de Ronde van Frankrijk van 1950. Abdelkader Zaaf rijdt er zich zigzaggend de Tourgeschiedenis in, nadat hij een met alcohol gevulde bidon van een toeschouwer aannam. Het beeld dat de boekjes ingaat is dat van een dronken Zaaf die, languit tegen een boom gelegen, zijn roes uitslaapt. Dan is het vergeten verhaal van de Afro-Amerikaanse baanrenner Marshall Major Taylor van een andere orde. In de oertijd van het wielrennen, we schrijven 1899, kroont de snelle slavenzoon uit Indianapolis zich tot wereldkampioen sprint. Daarmee doorbrak hij als enige zwarte renner de rassenbarrière in de sport en werd hij de eerste zwarte wereldkampioen in een door blanken gedomineerde discipline. Major Taylor, bijgenaamd De Vliegende Neger, klopte in zijn carrière alle grote Amerikaanse, Europese en Australische vedetten. Journalisten en wetenschappers verklaarden zijn suprematie in termen van ras: zwarten zouden over betere fysieke troeven beschikken omdat zij lager op de evolutieladder staan (lees: dichter bij de dieren aanleunen). Meer dan honderd jaar na Taylor heerst de pseudo-wetenschap in de omgekeerde richting: op internetfora lees je dat zwarten van nature geen goede wielrenners zijn omdat ze niet de juiste spieren hebben. Sporfysioloog Peter Hespel (KU Leuven), begeleider van het Quick Step-wielerteam, doet dat af als onzin. "Wielrennen gaat om krachtproductie en coördinatie, en daarin zijn absoluut geen verschillen tussen rassen." De verschillen binnen eenzelfde ‘ras’ zijn groter dan die tussen bevolkingsgroepen, benadrukt Hespel. "Pygmeeën bijvoorbeeld wegen maar vijftig kilogram maar zijn ontzettend gespierd. Zet ze van kleins af op een racefiets en ik wil nog wel eens zien wie het snelst Alpe d’Huez oprijdt."

Major Taylor was geen Afrikaan, wel een zwarte. Ook dat is een vaststelling: Amerikanen of Europeanen van Afrikaanse origine voelen zich niet aangetrokken tot de wielersport. Laat de afwezigheid van Afrikanen zich deels verklaren door een gebrek aan materiaal, (wegen)infrastructuur en wielertraditie, dan gaat dat voor hen niet op. Volgens de Amerikaanse wielerjournaliste Lynne Tolmann is wielrennen voor veel Afro-Amerikaanse jongeren niet spectaculair en flitsend genoeg, en bieden sporten als basket of American football meer kansen om hogerop te klimmen op de sociale ladder. Bovendien wonen die jongeren voornamelijk in verstedelijkte gebieden, waar de wielersport moeilijk kan gedijen. Tot slot is er het prijskaartje. Veel van die verklaringen gaan ook op voor de afwezigheid van allochtonen in het Belgische wielercircuit.


Moeizame mondialisering

 

Bijna alle profrenners hebben een lichte huidskleur en zijn geboren en getogen in het Westelijk halfrond. Wielrennen heeft niet de mondiale allure van bijvoorbeeld voetbal of atletiek. Ze is het prototype van een regionale sport. De aanwezigheid van drie Burkinezen op het voorbije wereldkampioenschap is het gevolg van nieuwe selectiecriteria van de UCI, de Internationale Wielerunie. Sinds de invoering van de ProTour in 2005 is de wielerwereld opgedeeld in kalenders per continent. Op basis van hun klassement in die continentale kalenders kunnen landen tickets veroveren voor het wereldkampioenschap. In de Africa Tour leidt Zuid-Afrika voor Burkina Faso, waardoor die landen recht hebben op respectievelijk zes en drie starttickets. Dat Burkina daarmee evenveel renners mag afvaardigen als meer gerenommeerde Europese wielerlanden, valt niet overal in goede aarde. Voormalig UCI-voorzitter Hein Verbruggen, groot pleitbezorger van de mondialisering van het wielrennen, wuift de kritiek weg. "Op dit moment is onze sport te afhankelijk van Europa. Zoals het in de marketing niet goed is om afhankelijk te zijn van één product, zo is het in de sport niet goed om afhankelijk te zijn van één continent", zegt Verbruggen. "Als je simpelweg het criterium hanteert dat alleen de beste wielerlanden het WK mogen rijden, dan ontwikkelt het wielrennen zich nooit buiten Europa. Je moet landen als Burkina Faso de kans geven." In 2002 richtte de UCI zelfs een speciaal trainingscentrum op om jonge renners uit niet-traditionele wielerlanden te helpen bij de uitbouw van een carrière. Verbruggen gelooft er rotsvast in. "Ze kunnen snel doorbreken. Waarom zouden Kenianen zo goed kunnen lopen maar niet kunnen fietsen?" Stel je voor: in het jaar 2032 wint Kofi uit Kenia de Ronde van Frankrijk en Mohammed uit Brussel de Ronde van Vlaanderen. Want (wieler)sport mag dan van oorsprong Westers zijn, de uitkomst zal volgens Verbruggen mondiaal zijn of niet zijn.

Download scriptie (2.72 MB)
Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2006
Promotor(en)
Luc Van Doorslaer en Michaël Opgenhaffen