Investeren in Belgische schilderkunst.

Pieter
Vermeulen

Belgische schilderkunst als financiële belegging

De recordprijzen die eerder dit jaar geboden werden voor enkele doeken van de Belgische schilder Luc Tuymans vormden de aanleiding voor een hele reeks interviews met en reportages over de gevierde Belgische kunstenaar. Misschien wel het interessantste beeld uit al deze reportages was dat van de “kunstenaar-zakenman”. Waar een schilder vroeger wel eens geportretteerd werd als een bohémien die zich van alle aardse beslommeringen distantieerde, trad in de persoon van Luc Tuymans een nieuw soort kunstenaar naar voor: een schilder die in staat blijkt zeer rationeel en nuchter na te denken over de waarde van zijn doeken.

Die waarneming brengt ons in één adem bij het fenomeen van de commodificatie van kunst, of het principe dat kunst een commercieel goed wordt. Deze trend ontstond vooral in de jaren tachtig, toen de klasse van rijke Japanse zakenlui zich als een nieuwe groep kopers op de Europese en Amerikaanse kunstmarkten aandiende en op die manier zorgde voor een ongekende expansie van de westerse kunsthandel. Gevreesd werd dat door het opduiken van zo’n grote groep nieuwe kopers van buiten de traditionele kring van westerse verzamelaars de emotionele band tussen de koper en het kunstwerk nog explicieter zou vervangen worden door een rationeel ingegeven commerciële ingesteldheid. Het perfecte voorbeeld van deze commodificatie zien we bij de inmiddels overleden Japanse zakenman Ryoei Saito, die in mei 1990 een kleine 70 miljoen euro neertelde voor het “Portret van Dr Gachet” van Vincent van Gogh om het diezelfde dag nog in een bankkluis op te bergen, wachtend op een toekomstige meerwaarde.

Het idee dat een adembenemend of ontroerend kunstwerk in een museum of kunstgalerij benaderd wordt met dezelfde nuchterheid en rationaliteit als een “banaal” investeringsobject zoals aandelen of obligaties, zal voor sommige kunstliefhebbers ongetwijfeld hard aankomen. Toch mogen we stellen dat de kruisbestuiving tussen de kunstwereld en de wereld van financiële investeringen in bepaalde kringen onderhand vrij goed ingeburgerd is geraakt. Met de najaarsveilingen in aantocht, lijkt het ons dan ook opportuun om ook het specifieke segment van de Belgische schilderkunst vanuit een financieel-economische invalshoek te benaderen.


1

In deze studie concentreren we ons op de werken van een 70tal overleden Belgische schilders van na 1830 uit een twaalftal uiteenlopende kunststromingen. We baseren ons op gegevens omtrent de koop- en verkooptransacties van schilderijen van deze Belgische kunstenaars in veilinghuizen over de hele wereld, gaande van Christie’s en Sotheby’s in New York tot De Vuyst uit Lokeren. In totaal beschikken we over een databank van 14.713 dergelijke transacties tussen 1970 en 2003. Dit stelt ons niet alleen in staat het globaal rendement gerealiseerd op een portefeuille van Belgische schilderijen te berekenen, we kunnen eveneens de rendementen nagaan per kunststroming of zelfs per schilder afzonderlijk. Het afleiden van een representatieve kunstindex uit een dataset van afzonderlijke veilingtransacties blijkt echter geen sinecure. Uniciteit en heterogeniteit van de doeken en de relatief kleine schaal van de internationale kunstmarkt ten opzicht van de aandelenmarkten maken dat de kunstmarkt nauwelijks een perfecte markt genoemd kan worden, waardoor bepaalde statistische opties niet altijd even betrouwbaar zijn.

Uiteindelijk kozen we voor de methode van de hedonistische regressiei. Daarmee berekenden we vervolgens een geschat jaarlijks nominaal (zonder rekening te houden met de inflatie) rendement van 3,15 procent voor een gemiddeld Belgisch schilderij dat in 1970 gekocht werd en opnieuw onder de hamer ging in 2002. Rekening houdend met wat een gewoon spaarboekje tegenwoordig opbrengt lijkt Belgische schilderkunst op het eerste gezicht dus inderdaad een relatief goede belegging.

Maar er is meer. Door het voeren van een uitgekiende aankoop en verkoop strategie is het immers mogelijk het rendement op Belgische schilderkunst verder op te drijven. Bepaalde kunststromingen en schilders zijn immers interessanter vanuit beleggerperspectief dan andere. Globaal gezien presteren het luminisme en het pointillisme financieel het best met beiden een geschat jaarlijks rendement van ongeveer 5 procent. Het alom geprezen Belgische surrealisme van Magritte en Delvaux kan rekenen op een geschat jaarlijks rendement van 3,74 procent. De financieel minst aantrekkelijke kunststroming tijdens de periode 1970-2002 was het fauvisme met een negatief rendement van -1,08 procent. Wat de individuele schilders betreft, scoort Leon Spilliaert het hoogst (6,76 %), gevolgd door Theo Van Rysselberghe (6,02 %) en Leon De Smet (5,84 %).

Bovendien blijkt uit ons onderzoek dat er een duidelijk verschil is tussen het behaalde rendement op de meer bekende schilderijen en de rendementen op de doeken van minder


2

klinkende namen of van mindere kwaliteit. Een koper die zich enkel richt op het topsegment van de 10 procent duurste doeken kan immers een geschat jaarlijks rendement halen van 7,51 procent. Investeerders doen er dus beter aan om voor zekerheid te kiezen en zich eerder te richten op de duurdere, meer bekende werken.

Ook al blijkt een gerichte koopstrategie in staat het rendement een stuk op te drijven, uit een vergelijkend onderzoek blijkt dat investeringen in Belgische schilderkunst doorgaans toch niet kunnen wedijveren met andere investeringen. De Standard & Poor’s 500 beursindex, bijvoorbeeld, bracht in de periode van 1970 tot 2002 een gemiddeld jaarlijks rendement op van 8,26 procent. Bekijken we de rendementen vanaf het jaar 1990 - toen de BEL20 index voor het eerst gepubliceerd werd - tot 2002, dan zien we dat de kunstmarkt zelfs veel slechter gepresteerd heeft dan de aandelenmarkt. Terwijl de kunstmarkt langzaam ineenstuikte na de piek van eind de jaren tachtig en een serieus rendementsverlies liet noteren van -4,23 procent per jaar, kende de BEL20 een jaarlijks rendement van 4,54 procent. In die periode realiseerden de technologieaandelen van de NASDAQ100 zelfs een jaarlijks rendement van 17,41 procent.

Naast deze lagere opbrengsten moet een geïnteresseerde kunstliefhebber tevens rekening houden met een aantal andere nadelen verbonden aan investeringen in schilderkunst. Zo zijn er de hogere transactiekosten die, afhankelijk van het veilinghuis, kunnen oplopen tot een vijfde van de veilingprijs. Deze hoge bedragen zullen zeker een belangrijke invloed uitoefenen op het beheer van een gediversifieerde portefeuille in kunstinvesteringen. Bovendien zorgen ze ervoor dat investeringen in kunst hoe dan ook investeringen op lange termijn zijn. Het is dus wel mogelijk om goede zaken te doen, al vereist dat een grondige kennis van de trends in de kunstmarkt en bijzonder veel geduld. Daarnaast is het opbouwen van een kunstcollectie die voldoende groot is om de risico’s optimaal te diversifiëren te kapitaalintensief voor het budget van een gemiddelde kunstliefhebber of verzamelaar. Tenslotte zijn er - in tegenstelling tot aandelen - ook geen tussentijdse dividendenuitkeringen en moeten de extra kosten verbonden aan het bewaren van de schilderijen zoals de hoge verzekeringskosten ook in rekening worden gebracht. Louter vanuit financieel standpunt lijkt het investeren in Belgische schilderkunst dus geen aanrader.

Uiteindelijk kunnen wij de individuele kunstliefhebber die reeds met zijn serienummer in de hand de najaarsveilingen tegemoet ziet dan ook maar één advies geven: als u koopt wat u


3

graag ziet, zult u zich achteraf nooit bekocht voelen. Aangezien de waarde van Belgische schilderkunst als investeringsinstrument eerder twijfelachtig is, moeten we immers besluiten dat zeer veel afhangt van de vraag of men open staat voor de esthetische kwaliteiten van een specifiek schilderij. Dikwijls moeten precies die kwaliteiten en de subjectieve voldoening die ze de eigenaar verschaffen immers een gebrek aan financiële competitiviteit compenseren. Vermoedelijk zal de ware kunstliefhebber daar echter geen bezwaar tegen hebben.

Pieter Vermeulen

i Het cijfermateriaal dat we in dit artikel aanhalen, werd berekend met de methode van de hedonistische regressie. Deze methode vertrekt van het uitgangspunt dat een goed een samenstelling is van verschillende karakteristieken die elk hun eigen bijdrage leveren aan de totale waarde van het schilderij. De hedonistische regressie splitst de totale waarde van een schilderij op in dat deel dat kan toegeschreven worden aan de specifieke kenmerken van het schilderij zelf (de afmetingen, het medium, de schilder, …) en het gedeelte dat te maken heeft met de tijd. Op die manier kan men de evolutie van de waarde van een “standaard” schilderij door de tijd heen onderzoeken. Deze methode biedt dan ook een oplossing voor het probleem van uniciteit en heterogeniteit.


Download scriptie (1.14 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2005