Organisatie van kinderopvang in Vlaanderen en Europa.

Catherine
Spousta
  • Virginie
    Vanallemeersch

Kinderopvang geen kinderspel

 

Het nastreven van evenwicht tussen arbeid en gezin komt de laatste jaren steeds meer in de belangstelling te staan. In de scriptie “Organisatie van kinderopvang in Vlaanderen en Europa” wordt een beeld geschetst van het huidige kinderopvanglandschap op nationaal en supranationaal niveau. De scriptie bestaat dus uit twee grote delen. Daarbij werden, afhankelijk van de gevonden informatie, verscheidene afbakeningen gemaakt.

 

Voor studenten Handelswetenschappen is een scriptie over kinderopvang zeker niet voor de hand liggend. Een korte toelichting van de onderwerpkeuze is hier dan ook wel op zijn plaats. De interesse voor kinderopvang kwam er door een artikel in een Vlaamse krant over de economische gevolgen van een goed evenwicht tussen werk en leven. In dit artikel werden een aantal mogelijkheden en moeilijkheden besproken waardoor onze interesse gewekt werd. Na wat verder onderzoek bleek dat ook in Vlaanderen de problemen betreffende kinderopvang zich steeds duidelijk manifesteren. Vandaag de dag is de organisatie ervan totaal onoverzichtelijk en dit zowel op Vlaams als op Europees niveau. Dit zorgt bij de mensen van de sector bij heel wat verwarring en leidt ook tot de nodige ergernissen. In die context leek het ons wel interessant om uit te zoeken hoe de problemen ontstaan zijn om daarna een oplossing te helpen formuleren.

 

Vanaf het begin hadden we onze zinnen gezet op een praktijkgerichte scriptie. Eenmaal we een onderwerp hadden, zijn we dan ook actief op zoek gegaan naar een project. Daarbij hebben we verschillende personen en instanties in België en Nederland gecontacteerd. Deze contacten hebben geresulteerd in twee projecten, één op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap en één op Europees niveau. Beide hebben als basis gediend voor de verdere uitwerking van de scriptie. Bovendien hebben we, in het kader van deze opdrachten, de kans gekregen om deel te nemen aan een rondetafelconferentie in het Vlaams Parlement en een internationaal congres in Groningen.

 

In het eerste deel van de scriptie, de bespreking van de kinderopvang in Europa, werd getracht om een zo duidelijk mogelijk overzicht te geven van de huidige situatie op vlak van kinderopvang binnen de verschillende lidstaten. Kinderopvang is geen expliciete bevoegdheid van de Europese Unie en er is dan ook geen geharmoniseerd systeem voorhanden. Elke lidstaat beschikt over een eigen kinderopvangaanbod, met verschillende voorzieningen en regelgevingen. Deze diversiteit heeft ons onderzoek ernstig bemoeilijkt.

 

Het feit dat kinderopvang geen expliciete bevoegdheid vormt, betekent echter niet dat de EU op dit domein volledig inactief is. Kinderopvang kadert namelijk in de Europese bevoegdheden betreffende werkgelegenheid, gelijkheid en economische ontwikkeling en kan dus wel beschouwd worden als een impliciete bevoegdheid van de Unie.

 

In 1974 werd in het “First Action programme on the Promotion of Equal Opportunities for Women” voor het eerst het verband gelegd tussen kinderopvang en gelijke kansen. Dit werd gevolgd door de oprichting van een Europees Netwerk Kinderopvang en het uitvaardigen van verschillende richtlijnen en aanbevelingen die allen rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op kinderopvang. Dit alles leidde uiteindelijk tot de uitvaardiging van targets in verband met het kinderopvangaanbod, de zogenaamde “Barcelona targets”, genoemd naar de stad waar ze in 2002 werden vastgelegd. 

 

Aan de hand van al het voorgaande werd dus het verband duidelijk tussen kinderopvang, werkgelegenheid, gelijke kansen en economische ontwikkeling. Deze verbanden worden verder uitgewerkt aan de hand van grafieken en cijfermateriaal. Daarbij aansluitend wordt ook de samenhang duidelijk tussen onderwijssystemen en kinderopvang, beide zijn namelijk complementair.

 

Afsluitend wordt voor enkele lidstaten een overzicht gegeven van hun kinderopvangvoorzieningen en volgt een korte bespreking van het fenomeen harmonisatie, toegepast op het gebied van kinderopvang.

 

Het tweede deel start met een weergave van de historische evolutie van de kinderopvang in België, waarna overgegaan wordt op de kinderopvang in Vlaanderen. In het kader van de staatshervorming werd in 1980 de bevoegdheid voor culturele en persoonsgebonden materies, waaronder kinderopvang, namelijk overgedragen naar de Gemeenschappen.

 

Aangezien in Vlaanderen de buitenschoolse kinderopvang een belangrijke plaats inneemt

(in 2004 maakte 44,6% van de 3 tot 12 jarigen gebruik van buitenschoolse opvang), wordt vooral dit aspect van kinderopvang verder belicht. Ook hier wordt een historisch kader geschetst, en dit aan de hand van de belangrijkste initiatieven van twee Vlaamse ministeries: het Ministerie van Welzijn en Gezin en het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Deze spelen beide een grote rol inzake de besluitvorming op het vlak van buitenschoolse opvang. Hoewel de kinderopvang in Vlaanderen in zijn algemene vorm een bevoegdheid is van het Ministerie van Welzijn, is er bij de buitenschoolse opvang een versnippering inzake bevoegdheid waar te nemen. Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat een aantal materies op vlak van kinderopvang, zoals bijvoorbeeld de fiscale aspecten ervan,  nog steeds federale bevoegdheden zijn.

 

De buitenschoolse opvang kent een verscheidenheid aan opvangvormen, maar één van de belangrijkste is ongetwijfeld die van het IBO, of Initiatief voor Buitenschoolse Opvang. Deze initiatieven kampen met heel wat problemen op vlak van personeel, financiering en regelgeving. In de scriptie wordt deze verscheidenheid aan knelpunten uitgebreid beschreven en wordt getracht om vanuit diverse invalshoeken mogelijke oplossingen te bieden.

 

Verder wordt aan de hand van cijfermateriaal een beeld gegeven van de rol van buitenschoolse opvang in het Vlaamse kinderopvanglandschap, de  verscheidene financieringsvormen en het belang dat eraan gehecht wordt door de Vlaamse gemeenten. Daarbij wordt de provincie Antwerpen specifiek van wat dichterbij bekeken, aangezien deze in 2003 het meeste aantal IBO’s telde. Aansluitend wordt via een praktijkvoorbeeld een beeld gegeven van de versnipperde financiering waar vele IBO’s mee te kampen hebben.

 

Ter afsluiting wordt in het laatste hoofdstuk een visie geformuleerd op de toekomstige evolutie van de buitenschoolse kinderopvang. Daarbij komen drie grote thema’s aan bod: de opleiding van personeel, de blinde vlekken in het aanbod en de loskoppeling van buitenschoolse kinderopvang en tewerkstelling.

 

Deze scriptie moet in zijn totaliteit als een gestructureerd geheel bekeken worden waarin een boeiend en noodzakelijk thema behandelt wordt. Door de vele praktijkinbreng is het een werk geworden dat heel dicht bij de werkelijke situatie aanleunt maar toch een objectieve weergave biedt van de feiten. We hopen dan ook dat het een gemakkelijk toegankelijk werk geworden is dat voor velen van nut kan zijn.

 

Catherine Spousta en Virginie Vanallemeersch

Download scriptie (6.75 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2005