Het trainen van communicatieve vaardigheden op alternatieve wijze.

Inge
Lauwers

Babbelen tijdens de les Frans wordt beloond!

26 september 2005

 

Wie van ons fluisterde op de schoolbanken nooit eens iets in het oor van zijn buurman? Wie van ons hield er  niet van stiekem achter de rug  van de juf of meester briefjes door te geven? Voortaan worden deze rebelse praktijken niet meer bestraft! Integendeel, ze worden zelfs beloond…Jarenlang proberen leerlingen hun leerkrachten duidelijk te maken dat leren plezanter moet worden. Misschien hebben de leerlingen van I. Lauwers, leerkracht aan het Heilig-Grafinstituut te Turnhout maar eveneens studente aan de UA te Antwerpen, deze wens wel in vervulling zien gaan. Een half jaar lang paste ze een naar haar mening plezantere leersituatie toe in de praktijk en schreef ze de resultaten neer in haar thesis “Het trainen van communicatieve vaardigheden op alternatieve wijze”.

 

“Onderwijs is altijd mijn passie geweest en omdat te weinig leerkrachten naar mening bezig zijn met de inoefening van communicatieve vaardigheden besloot ik me in deze materie te verdiepen”, aldus I. Lauwers Elke ‘vreemde taal-leerkracht’ van vandaag weet dat communicatieve vaardigheden centraal moeten staan in de les. Het is onze regering en dus ook de door hen in het leven geroepen leerplancommissie die ons deze regels voorschrijft met waarschijnlijk de beste bedoeling. Maar dat deze niet altijd even gemakkelijk toepasbaar zijn in de praktijk evenmin zal geen enkele leerkracht ontkennen.. Vaak hebben we te maken met te grote klassen, te weinig accommodatie  of wat dan ook. Leerlingen worden eerder aangemaand om hun lippen stijf op elkaar te houden dan dat ze zich in een vreemde taal leren uitdrukken en dit alles om de eventuele chaos en kabaal te vermijden.

 

I. Lauwers zou het trainen van vaardigheden stimuleren en aanbrengen aan de hand van Begeleid Zelfstandig Leren (BZL) en wou vooral zien hoe jongeren met deze onderwijsmethode konden omgaan. Een andere toch niet onbelangrijke reden was dat zij wou nagaan of die mooi beschreven theorieën rond BZL en onderwijskunde in het algemeen, meestal gepromoot door professoren die al lang geen ‘feeling’ meer hebben met het (secundair) onderwijs maar zich enkel nog bezig houden met boeken te publiceren om de grootheid van hun naam te bewaren, wel zo toegankelijk en toepasbaar waren in het secundair onderwijs.

Na een lange literatuurstudie over BZL en de belangrijke kenmerken op papier gezet te hebben, begon de studente met de uitwerking van een praktijkbundel Frans. Deze bestond uit teksten, opdrachten en evaluatie-instrumenten voor een heel trimester en was vergezeld van een handleiding zodat voor leerlingen vooraf al duidelijk werd wat de bedoeling van elke oefening was. Het lessenpakket werd ingezien door de directie waar I. Lauwers werkzaam was en zij kreeg de toestemming de leerstof onder de vorm van BZL aan haar studenten zesde jaar T.S.O. en K.S.O. aan te bieden.

 

Het was de bedoeling dat de leerlingen hun eigen baas werden en zelf besloten wanneer ze klaar waren voor een test. Weliswaar werden ze nog verplicht  tegen een bepaalde periode hun leerstof te verwerken maar de evaluatiemomenten waren zodanig gespreid dat leerlingen zelf verantwoordelijk waren hoe ze de leerstof studeerden en wanneer ze  hun boeken vastnamen. Verder werd er veel aandacht besteed aan onderwerpen die aansloten bij de leefwereld van de leerlingen. I. Lauwers ging er van uit dat wanneer leerlingen benieuwd worden, ze zelf meer gemotiveerd oplossingen zoeken en wijkt men af van de schoolse manier waar vooral de leerkracht zijn leerlingen letterlijk afmat door continu materie in hun hoofden te stompen. Bovendien gaf het project de leerlingen het gevoel dat ze zelf iets in de pap te brokken hadden. Doordat de leerkracht hen verschillende onderwerpen aanreikte met telkens op niveau aangepaste evaluatie-instrumenten waren het weer de leerlingen zelf die keuzes  moesten leren maken en nadien de consequenties ervan moesten aanvaarden.

Voor het trainen van de verschillende vaardigheden werd een roulatiesysteem in het leven geroepen. Terwijl de leerkracht zich bekommerde over een vijftal leerlingen en hun mondelinge oefening zat een andere groep achter de computer hun leesoefening te maken en nog andere video te kijken als luisteroefening. Bij elke vaardigheid waren de nodige werkblaadjes voorzien zodat elke leerling aan het werk kon blijven.

 

Het hele project werd tenslotte geëvalueerd door leerkrachten werkzaam op dezelfde school waar het project lopende was.. Anoniem vulden zij twee vragenlijsten in waarin zij hun mening kwijt konden. Op deze manier kan het project aangepast worden naar de volgende schooljaren toe zodat er tenminste één thesis gered is van een stoffige dood ergens in een donkere, muffe kamer te Brussel.

I.L.

Download scriptie (591.68 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2005