MARLEEN DE VRY UA- ONDERWIJSMANAGEMENT
DE WEG NAAR PARTICIPATIE MOEIZAMER DAN GEDACHT
"Participatie van leerlingen is meer dan vergaderingen organiseren. Het is een cultuur, een
ingesteldheid die ingebed is in het functioneren van onze school. Jongeren naar hun mening vragen
is bij ons een natuurlijke reflex geworden.", zo stelt directeur Annemie trots. De leerlingen rond de
tafel knikken energiek. Hun school had weinig moeite met de wensen van het participatiedecreet.
Samen school maken met leerlingen, ouders en leerkrachten, dat stond al jaren in het
schoolwerkplan.
Helaas klinkt het participatieverhaal in vele scholen anders. Neem nu de school die haar leerlingen
tracteerde op een heus concert als feestelijke kennismaking met de nieuwe scholengemeenschap: het
weer was stralend, de persfotografen paraat, maar het publiek stond er wat fronsend bij: show te
passé en te duur, slechte timing, verplichte aanwezigheid en vooral … had hierover niet overlegd
kunnen worden?!
Waarom komt samen school maken soms zo moeizaam van de grond?
Zijn de voordelen van de participatiecultuur onvoldoende bekend? Gaat het om koudwatervrees?
Steigeren sommigen bij de idee dat hun autonome beslissingsmacht zou worden ingeperkt?
Hoe krijgt u echte participatie van de grond? U leest het in deze bijdrage.
Droom van elk schoolleider
Leerlingenparticipatie oftewel samen school maken, en als toegift nog een fikse portie welbevinden,
sociale vaardigheden, democratische burgerschapswaarden, studiemotivering en actief leren, het lijkt
wel een paradijs met heel veel maagden. Toch is dit geen utopie.
Onderzoek vertelt ons dat het schools welbevinden van leerlingen bepaald wordt door hun beleving
van het school- en klasklimaat, meer bepaald door de mate van inspraak in de leef- en de
leeromgeving van de school. Leerlingen moeten vooral hun mening kwijt kunnen en als een reële
gesprekspartner worden beschouwd. Met een leerlingenraad alleen is er dus nog geen participatie.
Daarvoor is een veelvoud van overlegvormen1 nodig.
Een tweede vaststelling is dat een participatieve, leerlinggerichte school de democratische
burgerschapswaarden bij haar leerlingen meer bevordert dan projecten rond burgerschapsvorming.
Leerlingen die deelnemen aan het schoolbeleid leren immers in de praktijk hoe de democratie werkt:
ze leren verschillende belangen onderscheiden, rekening houden met de mening van anderen en in
overleg beslissingen nemen.
Daadwerkelijke participatie is zelfs een remedie voor asociaal gedrag en aliënatie. Door de betere
relaties en communicatiekanalen tussen leerlingen en leerkrachten groeit er immers betrokkenheid.
Participatie van de enen wakkert bovendien participatie van de anderen aan. Als leerlingen daarnaast
ook nog hebben kunnen meebeslissen over de regelgeving op school, houden ze zich beter aan de
regels en is er meer rust en orde. In de klas, tenslotte, bevorderen participatief ingestelde leerkrachten
zelfsturend en actief leren. Kan het nog beter?
Van participatie tot lerende organisatie
Onderwijssystemen weerspiegelen de maatschappelijke waarden van hun tijd. Toen volgzaamheid en
onderwerping aan gezag maatschappelijk van belang waren en managers zich vooral bezighielden
met standaardisering en reductie van variëteit, produceerde het onderwijs de gewenste individuen en
leiders. Maar op dit ogenblik is er juist een sterke tendens naar inspelen op variëteit, met name op de
1 Over formele, semi-formele en informele inspraak, de mogelijkheden om ook niet-taalvaardige leerlingen bij het
schoolbeleid te betrekken, het belang van een gediversifieerd extracurriculum en over kwaliteitsindicatoren bij
leerlingenparticipatie handelt deel één van mijn scriptie.
LEERLINGENPARTICIPATIE JUNI 2005
MARLEEN DE VRY UA- ONDERWIJSMANAGEMENT
individuele competenties en het eigen initiatief van 'medewerkers'. Ook in het onderwijs is deze
transformatie van een gehoorzaamheids- naar een onderhandelingsmodel aan de gang. Dat vergt
uiteraard een hele aanpassing want waar de traditionele schoolleider alles zelf wilde beheersen en
allergisch was voor 'te veel' communicatie en 'te veel' initiatief van onderuit, moet hij die dominante
rol nu inruilen voor onderhandelen, en dat is een moeilijkere communicatievorm dan bevelen.
Participatie is dus ongetwijfeld een pittige leerschool. Schoolleiders moeten leren om andere partijen
niet te zien als een bedreiging maar als partners in een gezamenlijke missie, een gezamenlijk
pedagogisch project. De partners van hun kant moeten eraan wennen dat ze op hun
verantwoordelijkheidszin worden aangesproken, een waar emancipatorisch proces.
Scholen hebben dus niet alleen de taak om hun leerlingen te leren leren, ze moeten ook zelf een
lerende organisatie zijn!
Hoe dit proces op gang brengen?
communicatie en massage
Verandering ontstaat als kwalitatief sterke nieuwe ideeën doordringen en aanvaard worden.
Effectiviteit = Kwaliteit x Aanvaarding, zo leren we van veranderingsdeskundige2 Koeleman. Nu
is ten aanzien van de kwaliteit van de participatieve school geen twijfel mogelijk. Helaas leidt deze
vaststelling niet automatisch tot aanvaarding. Dat is immers een leerproces op gedragsniveau, dat
verloopt via de fasen van ontdooien (=sensibiliseren), bewegen (=leren en veranderen) en stollen
(=automatisme van het nieuwe gedrag). Een aantal factoren kunnen het aanvaardingsproces
vertragen: angst om invloed of prestige te verliezen, gebrek aan vertrouwen, gebrek aan informatie.
Acceptatie kan bevorderd en ondersteund worden door communicatie. Volgehouden communicatie
is de enige manier om een groot draagvlak te creëren voor zowel de primaire als de secundaire
veranderingsprocessen, zowel voor de participatie van de leerlingen als voor de nieuwe cultuur en
managementstijl. Bijkomende 'massage' door andere partners (ouders, leerkrachten, schoolbestuur)
kan het veranderingsproces vergemakkelijken en bespoedigen.
alle partijen bevragen
Tenslotte kan alleen wie zijn partners kent, efficiënt sensibiliseren, communiceren en beleidsplannen
opstellen. Onderzoek naar de standpunten, percepties en wensen van alle partijen is daarom een
stevige aanrader en levert door de band verrassende resultaten op. Het nadeel is dat zulk onderzoek
enige inspanning vraagt. De participatiebarometer3 die binnenkort beschikbaar is, kan dat probleem
oplossen.
Ondergetekende werkte met een representatieve enquête bij leerlingen, directieleden, leerkrachten en
ondersteunend personeel, waarbij de vier partijen grotendeels dezelfde vragen kregen. Voor de
leerlingen waren er extra vragen over het school- en klasklimaat, voor de leerkrachten over het
klasklimaat. Deze vragenlijsten leverden niet alleen de basis voor het stappenplan voor participatie,
maar detecteerden ook haarfijn welke leerlingengroepen niet of juist wel goed in hun vel zaten en
wat het verband was met het school- en klasklimaat dat ze ervaarden. Vele leerkrachten bleken
onvoldoende vertrouwd met participatieve en actieve werkvormen en in het algemeen was vooral de
bottom-upcommunicatie binnen klas en school ondermaats. Het is misschien even slikken, maar
zulke informatie maakt gericht bijsturen perfect mogelijk. Uiteraard is dit een werk van lange adem.
Maar aan Annemie te horen, loont het dubbel en dik de moeite! Doen, dus!
MARLEEN DE VRY
2 KOELEMAN, H., Interne communicatie bij verandering. Van middelen- naar interventiedenken, Kluwer, Alphen
a/d Rijn, 2002
3 VAN PETEGEM,P en MAHIEU, P., Participatiebarometer; Onderzoeksproject OBPWO 03.05 Deze
geïntegreerde participatiebarometer meet de participatiegraad van zowel leerlingen als ouders en leerkrachten.
LEERLINGENPARTICIPATIE JUNI 2005