Hoe luit klinkt mijn gitaar?

Pieter
Theuns

Hoe luit klinkt de gitaar?

De verhouding luit/gitaar in heden en

verleden en een onderzoek

naar de Liuto Forte

 

Dit was de titel die ik koos voor een eindwerk aan het Lemmensinstituut in Leuven, ter afronding van mijn studies gitaar. Wat heeft een luit nu met een gitaar te maken, buiten dat ze een leuke woordspeling kan opleveren? En voor de niet ingewijden, wat is een luit, en wat is een gitaar?

 

Eerst de wat-vraag; in een gewoon woordenboek zal je onder ‘luit’ en ‘gitaar’ vrij beknopte verklaringen kunnen vinden. Lees je er daarentegen een vakwerk zoals de New Grove begeven hebben. Desondanks toch een woordje uitleg:

            - De moderne, klassieke gitaar

In deze vorm wordt de gitaar op de muziekscholen en aan de conservatoria onderwezen. Ze heeft dan zes nylon snaren, en haar vorm en bouw zijn sedert het midden van de 19de eeuw min of meer standaard gebleven. Voorlopers vind je in allerlei verschillende maten, vormen en types, vanaf het einde van de 15de eeuw. Die worden dan Renaissance-, Barok- of romantische gitaren genoemd. Middeleeuwse voorlopers zouden er volgens sommigen ook zijn, maar daarover zijn zo weinig ondubbelzinnige aanwijzingen te vinden dat uitspraken snel speculatief worden. In de loop van de 20ste eeuw werd de klassieke gitaar steeds populairder, en het instrument werd meer en meer aanvaard en gerespecteerd in het klassieke muzieklandschap.

- De luit

De in oorsprong Arabische luit ontwikkelde zich in West-Europa tot het belangrijkste instrument tijdens de Renaissance. Ze verloor die positie tijdens de overgang van Renaissance naar Barok, door de opkomst van de klavierinstrumenten. Ondanks dat werd de luit tot aan het einde van de Barok bespeeld, waarna ze haast volledig in de vergetelheid geraakte. In het kielzog van het succes van de moderne gitaar (waarop men heel vaak van die oude luitmuziek ging spelen in zogenaamde transcripties) beleefde de luit een soort revival vanaf de jaren 1960. Niet toevallig ontstond gelijktijdig een stroming binnen de klassieke muziek, die men de historische uitvoeringspraktijk noemt.

 

Een antwoord dan op de eerste vraag: wat heeft een luit met een gitaar te maken?

Zoals gezegd is alvast de revival van de luit in onze tijd moeilijk los te zien van de gitaar, maar hun verwantschap gaat natuurlijk veel verder dan dat: ook in de geschiedenis waren luit en gitaar onlosmakelijk verbonden, zij het wel met een eigen identiteit en waardeverhouding. De gitaar had soms bijvoorbeeld de functie van ‘gemakkelijkere’ luit, maar evengoed werden luit en gitaar op een bepaald moment in de Renaissance zelfs gelijkgesteld aan elkaar. Er zijn ook heel wat historische voorbeelden van muzikanten die beide instrumenten bespeelden.

De motivatie voor mijn eindwerk lag echter vooral in hun verhouding in onze tijd: het waren bijna exclusief gitaristen, die via het spelen van het oude repertoire ook de oude luit herontdekten. In eerste instantie heerste zelfs een soort euforische hoop dat luit en gitaar, precies zoals in ver vervlogen tijden, samen konden beoefend worden, en wel door de nieuwe ‘luitist-gitaristen’ van onze tijd. Het is echter zo dat de moderne, klassieke gitaar sinds de romantiek een enorme evolutie heeft gekend in speel- en bouwwijze, terwijl de oude gitaren op dat vlak heel veel met de luit gemeenschappelijk hadden. Die evolutie zette in en voltrok zich terwijl de luit al lang vergeten was, en zo ontgroeide de gitaar op anderhalve eeuw tijd haar nauwe verwantschap met de luit. Voor de pioniers van de luitrevival was dat aanvankelijk geen probleem, maar de ‘luit’ die zij bespeelden had vaak niet veel te maken met het historische instrument. Dit werd meer en meer duidelijk naargelang de musicologische kennis vergrootte, zodat uiteindelijk het bespelen van de luit (op een historisch verantwoorde manier) voor velen niet langer verenigbaar leek met het moderne gitaarspel. Zo kwamen en komen vandaag nog steeds veel muzikanten voor de moeilijke keuze te staan: of gitaar, of luit spelen. Beide instrumenten worden meer en meer los van elkaar gezien en in hun totaliteit gerespecteerd. Alleen, de weg naar de luit lijkt voor velen nog steeds via de gitaar te gaan, misschien omdat luit maar op heel weinig muziekscholen onderwezen wordt. Bovendien blijven de transcripties van luitmuziek vooralsnog een belangrijk onderdeel van het gitaarrepertoire, zodat bij velen de interesse voor de luit nog steeds wordt aangewakkerd door het bespelen van de gitaar. Er blijft vandaag dus tegelijk een grote verwantschap, wat op z’n minst een vreemde situatie mag heten.

 

Daarom tenslotte een woordje uitleg over nog een instrument dat ik in mijn eindwerk behandel: de ‘liuto forte’. Dit instrument is ontworpen door een Duits drietal, bestaande uit een luitist (eveneens met een gitaarverleden), een luitbouwer en een gepensioneerd ingenieur met bijzondere interesse voor akoestica. Qua uiterlijke vorm is de liuto forte ontegenzeglijk een luit, maar dan met bouwtechnische details die eigen zijn aan een gitaar. Het resultaat is een nieuw instrument, dat zowel qua klank als mogelijke speelwijzen een synthese wil zijn van het beste van de luit en van de gitaar. Het instrument wordt door haar scheppers ook nadrukkelijk zo naar voren geschoven, maar het is daarbij natuurlijk moeilijk om doorheen hun reclamebedoelingen te kijken. Volgens hen kan de liuto forte opnieuw een brug slaan tussen luitisten en gitaristen, en moet men ze zien als een luit voor de 21ste eeuw.

 

Het interessante voor mij was dat ik mezelf al geruime tijd voor ik van dit instrument hoorde vragen stelde over deze context. Toen deze nieuwkomer dan op de proppen kwam, ongeveer in het derde jaar van mijn opleiding, leek de opzet voor een scriptie ineens duidelijk. Om het ter afronding even samen te vatten: ik wilde de verhouding van de luit en de gitaar volledig uitdiepen, zowel in het verleden als in de toekomst, en dit nieuwe instrument in functie daarvan eens in de schijnwerpers zetten. Om dat laatste op een zinvolle manier te doen, stuurde ik een vragenlijst rond naar vooraanstaande luitisten, gitaristen en instrumentenbouwers uit Vlaanderen en Nederland. Met het resultaat van dat onderzoek heb ik voor mezelf alvast één doel bereikt: de keuzes en vragen waar je als jonge muzikant in deze context zoal mee geconfronteerd wordt beter begrijpen. Maar er zijn veel zulke muzikanten, en ik ben er dan ook van overtuigd dat over deze problematiek in het algemeen en over dit nieuwe instrument het laatste nog niet gezegd is...                                (Pieter Theuns)


The New Grove Dictionary of Music and Musicians, onder redactie van Stanley Sadie, Londen, Macmillan Publishers Ltd., 2001.

Organologie of instrumentenleer is een aparte tak binnen de musicologie.

nl. sinds de gitaren van de Spaanse gitaarbouwer Antonio de Torres (1817-1892).

Deze praktische stroming met musicologische inslag wil de instrumenten, het repertoire en de authentieke speelwijzen onderzoeken en als het ware in ere herstellen.

nl. in de hoedanigheid van de ‘vihuela’; een directe, Spaanse voorloper van de gitaar uit de 16de eeuw.

Enkele vandaag beroemde luitisten, die ooit als gitarist begonnen: Hopkinson smith, Nigel North, Paul O’dette, Philippe Malfeyt, William Waters, Konrad Junghänel, Lutz Kirchhof, enz.

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2002