Mating behaviour bij Bonobo's

Jurgen
Christiaens

 


 

Nog al te vaak blijven onderzoeksresultaten die werden ingewonnen binnen een bepaald academisch vakgebied, in meer of mindere mate op zichzelf bestaan, zonder dat er intensief uitgekeken wordt naar mogelijkheden om ze te integreren in een ander domein van wetenschappelijk onderzoek. De uiteindelijke bedoeling van ons project lag erin een interdisciplinaire, door feiten onderbouwde studie uit te werken omtrent de mating behaviour patronen die we aantreffen bij mannelijke en vrouwelijke individuen van de soort Pan paniscus (de bonobo of dwergchimpansee). Met het begrip mating behaviour wordt in hedendaagse wetenschappelijke literatuur gedoeld op de uitwisselingen die zich afspelen binnen de interseksuele verhouding, en die verband houden met voortplanting in enge (coïtale) of ruime (affiliatieve) zin. In dit onderzoek werd in een eerste fase ingezoomd op de man-vrouw relatie bij de bonobo, waarna in een tweede fase naar gemeenschappelijke patronen en frappante verschillen gezocht werd bij het menselijke individu. Daartoe werd, naast de obligate literatuurstudie, een observatie- onderzoek van 100 uur uitgevoerd bij de bonobokolonie van Dierenpark Planckendael (Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen), waarna de verzamelde gegevens onderworpen werden aan een statistische analyse en er inzichten uit de menselijke psychologie werden aan toegevoegd. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de belangrijkste bevindingen en conclusies uit het onderzoek.



Eerste mogelijke vergelijkingsgrond betreft het bestaan van een zogeheten cryptische ovulatie bij beide diersoorten. Bij zowel bonobo-vrouwen als bij vrouwelijke individuen bij de mens wordt de monopolisering van aantrekkelijke partners door mannelijke individuen ernstig bemoeilijkt door de combinatie van twee gegevens. Enerzijds is er het feit dat de vrouwen normaliter open staan voor seksuele interacties doorheen hun hele menstruele cyclus; anderzijds speelt het gegeven mee dat de precieze fase van de menstruele cyclus waarin de vrouw verkeert, bijna of niet meer af te leiden is uit uitwendige, lichamelijke signalen (de zogenaamde 'verborgen ovulatie'), zodat een vrouw bijna contant 'bewaakt' dient te worden, wil de man zeker zijn van het uiteindelijke vaderschap van de jongen. Waarschijnlijk valt de dominantie van bonobovrouwen over de mannen ook deels hierop terug te voeren en kan ook het normaliter niet voorkomen van infanticide (kindermoord), wat zich bij chimpansees wel voordoet, bij bonobo's verklaard worden op basis van dit feit, namelijk dat de kans dat een  jong dier van de eventuele kindermoordenaar zelf blijkt te zijn, veel te hoog ligt.

Ook het fenomeen van zaadcompetitie blijkt, op basis van de conclusies uit voorlopig onderzoek, aanwezig bij bonobo's, net als bij de mens. Binnen de context van een sociale structuur waarbinnen meervoudige paringen van een vrouw gedurende éénzelfde menstruele cyclus gemeengoed zijn, vechten de zaadcellen van de mannelijke seksuele partners een onderlinge strijd uit met als uiteindelijke inzet de bevruchting van de eicel. Ook bij de mens werd het bestaan van zaadcompetitie bevestigd.

 

Zo werd bijvoorbeeld aangetoond dat mannen meer zaadcellen in de vagina van hun partner uitstoten bij coïtus met ejaculatie na een periode van langdurige seksuele onthouding (bijvoorbeeld door omstandigheden, zoals een langdurige zakenreis van één van de partners).



Bij zowel bonobo's als mensen blijkt er gewag te kunnen worden gemaakt van partnervoorkeuren waarbij bepaalde leden van de andere sekse duidelijk meer 'gegeerd' blijken dan andere. Bepaalde vormen van criminaliteit in grote metropolen bij de mens worden zelfs expliciet gekoppeld aan de moeilijkheden die sommige individuen ondervinden bij het localiseren en aan zich binden van aantrekkelijke partners.  Het  lijkt  eveneens  geen  onwaarschijnlijke hypothese dat, naast de lichamelijke selectiekenmerken voor partners, bij bonobo's net als bij de mens bepaalde sociale criteria gehanteerd worden, bijvoorbeeld de plaats die de potentiële partner inneemt binnen de dominantiehiërarchie van de groep. Bij mensen, zo concluderen evolutionair en sociaal-psychologen om de haverklap, blijken sociaal hoger gepositioneerde mannen immers doorgaans aantrekkelijker voor vrouwen dan hun minder fortuinlijke seksegenoten.

 

Zowel bonobo's als mensen blijken tevens in staat te zijn tot een seksueel orgasme, gaan regelmatig over tot ventro-ventrale coïtus (missionarishouding) en kennen een grote variatie aan seksuele standjes, wat binnen de dierenwereld een uniek feit kan genoemd worden, en wat de ogenschijnlijk paradoxale portrettering van de bonobo als Homo ludens ('de spelende, creatieve mens') een ludieke maar gefundeerde bijklank verleent.

 

Bonobomannen blijken ook erg veel energie te investeren in de aanwezige seksueel aan-trekkelijke partners, waarschijnlijk met het oog op het doen ontstaan van een eerder permissieve houding bij de vrouwen in kwestie om uiteindelijk, in een latere fase, ongestoord met hen te kunnen paren. Binnen het vakgebied van de evolutionaire psychologie worden veel onderzoeksinspanningen verricht om de factoren te kunnen isoleren in de welke mannen van de soort Homo sapiens investeren om eveneens, in een later stadium, seksuele partners te kunnen aantrekken (bijvoorbeeld materiële statussymbolen).

 

Zowel bij bonobo's als mensen blijkt het voorkomen van inteelt eerder een uitzondering op de regel te zijn. Bij mensen wordt dit gegeven hoogstwaarschijnlijk, in tegenstelling tot hetzelfde verschijnsel bij bonobo's, eveneens gemedieerd door de taal en de erdoor mogelijk gemaakte regelgeving; dit alles dan naast de werking van het biologische inteeltvermijdende mechanisme dat aanwezig blijkt bij zowat alle hogere, sociaal levende diersoorten.

 

Een laatste bevinding betreft de gelijklopende verkenning van de seksualiteit tijdens de periode van de adolescentie. Bonobo's blijken, net als mensen, bij het ontluiken van hun seksuele rijpheid, actief over te gaan tot het experimenteren met de nieuw verworven mogelijkheden en interesses, wat zich uit in een intensief aangaan van seksuele interacties.

 

Het onderscheid tussen het mating behaviour van mensen en dat van bonobo's ligt dan weer gecentreerd rond een aantal anderssoortige belangrijke factoren : de aanwezigheid van de taal en de mogelijkheid van symboolgebruik, de uitbreiding van de menselijke habitat als uitvloeisel van geografische uitwaaiering en de ontwikkeling van allerhande technologische producten waardoor de natuurlijke omgeving op een meer efficiënte manier kon worden aangesproken en, als uiteindelijk gevolg van dit alles, de gehele moderne sociale structuur waarbinnen de man-vrouw relatie bij de mens ingebed zit. Deze dwingt op haar beurt de naleving van bepaalde opgelegde regels af en geeft aldus de interseksuele relatie een bepaalde formele vorm mee. Deze factoren zorgen ervoor dat de omzetting van inzichten vergaard met betrekking tot primaten naar het menselijke individu toe, slechts met veel voorbehoud kan gemaakt worden.

Een eerste en voornaamste bezorgheid bij dit alles dient uit te gaan naar de conservatie van de populaties van diersoorten waarvan we waardevolle dingen kunnen leren met betrekking tot onze eigen soort, waarbij het vooral noodzakelijk lijkt dat er een diepgaand en blijvend respect aan de dag wordt gelegd voor de unieke wijze waarmee zij zelf in het leven komen te staan.

 


Met dank aan de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen, Zoo Antwerpen en Dierenpark Planckendael, die dit onderzoek mee mogelijk maakten.

 

 


Verantwoording illustraties : foto 1 & 2 : F. De Waal en  F. Lanting, Bonobo - De vergeten mensaap, Kosmos Z&K Uitgevers, Utrecht / Antwerpen. Foto 3 (Hortense met zoontje Zamba): Dierenpark Planckendael.

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2002