Ik veroordeel u: onleesbaar

Lenie
Van Hecke

IK VEROORDEEL U : ONLEESBAAR

Voorkennis als effect op de leesbaarheid van juridische teksten

 

Verdacht

Het thema leesbaarheid vangt in deze tijd veel wind. Vooral juridische teksten lijden onder veelzijdige kritiek. Wollig taalgebruik, complexe zinsconstructies,  onduidelijke terminologie, dubbelzinnige wetsregels en dergelijke zorgen voor onbegrip bij de burger. Wetboeken zijn niet meer eenduidig door de complexiteit ervan. De meerderheid van die burgers heeft moeilijkheden bij het lezen van juridische teksten (Wauters, 2013). Hautekiet en De Craemer kaarten met hun initiatief Heerlijk Helder deze thematiek met recht en rede aan. De Craemer meent zelfs dat juristen jargontaal hanteren als strategische zet om niet verantwoordelijk geacht te worden. Dat veroorzaakt wantrouw tegenover juridische entiteiten. Nochtans is heldere communicatie onontbeerlijk om een goede werking van justitie met de burger te garanderen. Ook minister van Justitie Koen Geens treft maatregelen om justitie toegankelijker te maken.

 

In verdenking gesteld

Dat alles sluit direct aan op de vraag: hoe kunnen we de redactie en zo de leesbaarheid van juridische bevorderen? Een tweezijdige aanpak spreekt voor zich: experts in het juridische vakgebied moeten taalkundig bijgestuurd worden. Taaltechnologische systemen moeten op hun beurt aangepast worden om automatisch teksten op leesbaarheid te beoordelen. Als men daarbij rekening houdt met voorkennis van het doelpubliek, streven we naar heldere communicatie tussen justitie en burger.

 

Beklaagden

Bij dit onderzoek gaan we op taalkundig vlak na hoe voorkennis, naargelang het doelpubliek, een invloed uitoefent op de leesbaarheid van juridische teksten. Bovendien worden de pijnpunten bij juridische redacties tegen het licht gehouden. Als laatste onderzoeken we huidige taaltechnologische tools nader op hun capaciteit om leesbaarheid te beoordelen. We zetten HENDI in, ontworpen door het language translation and technology team LT3 (De Clercq, 2014) aan de faculteit Toegepaste Taalkunde van Universiteit Gent. HENDI is in staat verschillende soorten Nederlandse teksten taalkundig te analyseren en te beoordelen.

 

Veroordeelden

In het eerste deel laten we vijftig masterstudenten en pas afgestudeerden uit de Rechtsgeleerdheid en (Toegepaste) Taal- en Letterkunde tien willekeurig geselecteerde juridische fragmenten lezen uit officiële documenten, gaande van wooncontracten tot algemene voorwaarden van een brandverzekering.  Elke burger wordt hier namelijk vroeg of laat mee geconfronteerd. De deelnemers duiden op een beoordelingsschaal aan of de tekst extreem makkelijk (0) of uiterst moeilijk (100) leest. De hypothese hierbij is dat de juristen de fragmenten als leesbaar beschouwen omdat zij de nodige juridische voorkennis bezitten. De taalkundigen daarentegen zullen de teksten als onleesbaar bestempelen, omdat ze niet beantwoorden aan de taalkundige regels. We verwachten dat hun kritisch oog zich zal richten op linguïstische kenmerken. In de laatste hypothesetoetsing hebben de juridische experts meer inhoudelijke commentaar terwijl de taalkundigen zich meer zullen focussen op het vormelijk aspect van de tekst.

 

Correctionele procedure

Alle scores van de beoordelingsschaal normaliseren we, aangezien elke deelnemer een andere manier van quoteren heeft. Bij de berekening van de gemiddelde scores wordt al meteen duidelijk dat de scores gegeven door de taalkundigen beduidend hoger liggen dan bij de andere groep. Dit wijst op groter onbegrip bij de taalkundigen. Vinden de juristen de teksten dan helemaal niet moeilijk?

 

Alle 500 commentaren zijn geanalyseerd en onderverdeeld in vijf groepen van taalkundige kenmerken. Die situeren zich op syntaxisch, lexicaal, semantisch, vormelijk en inhoudelijk niveau.  In totaal turven we er 1111. Wat leren we hieruit? Linguïsten zijn kritischer op syntaxisch niveau, terwijl juristen de inhoud grondiger beoordelen. Dit is het bewijs dat voorkennis een invloed uitoefent op de beoordeling van de leesbaarheid. Bovendien werden alle commentaren verzameld die de typische juridische kenmerken aan de kaak stellen. Daaruit blijkt dat hoofdzakelijk technische termen, het juridisch vakjargon, abstract taalgebruik, onpersoonlijke constructies, archaïsch woordgebruik en het accumuleren van zelfstandige naamwoorden de teksten bemoeilijken. De groep taalkundigen én juristen geven aan dat ze sommige passages meerdere keren hebben moeten doornemen. De juristen zijn op hun beurt van mening dat de bovenvermelde ongemakken in een tekst tot onbegrip bij leken leiden.

 

In cassatie

Op het vlak van taaltechnologie werd HENDI (De Clercq, 2015) ingezet om de leesbaarheid automatisch te beoordelen. Dankzij HENDI werden er twee significante correlaties gevonden:  één tussen de beoordeling van de taalkundigen en de gemiddelde woordlengte en één tussen de commentaren van de juristen en het gemiddeld aantal bijwoorden. Dit zijn belangrijke resultaten bij het geringe corpus dat hiervoor werd gebruikt. HENDI is dus in staat de leesbaarheid op lexicaal vlak te voorspellen.

 

Uitspraak

Ook zeven professoren aan de UGent zijn ondervraagd over de huidige toestand van de schrijfvaardigheid bij hen en hun studenten. Er wordt verwacht dat zij juridische teksten leesbaar achten en dat zij de studenten niet genoeg ondersteunen bij het redigeren van juridische teksten. Enkele interessante bevindingen: leerlingen die het middelbaar verlaten zijn volgens hen vaak onvoldoende voorbereid op het hoger onderwijs. De professoren hebben zelf noch de tijd noch de competentie om een consequente redactie op een convenabele manier aan de studenten bij te brengen. De frappantste ondervinding van dit deelonderzoek is dat professoren zelf de rode draad verliezen bij het beantwoorden van de enquête. Hun mening luidt: ‘juridische precisie haalt het altijd van taalgebruik’. Bovendien geven ze aan te beseffen dat leken juridische documenten vaak niet begrijpen, ze geven eveneens toe dat zelfs wetboeken voor hen onduidelijk zijn. Waar blijft de verzoening tussen justitie en de taalkunde dan?

 

Vonnis

De complexiteit van juridische teksten werd wederom bevestigd door bovenstaand onderzoek. Juristen geven de voorrang aan juridische precisie en blokkeren taalkundige creativiteit. De taalkundigen en juristen achten dezelfde teksten moeilijk, maar die tweede groep doet dat in veel mindere mate. De gekozen representatieve fragmenten laten te wensen over op minstens vijf taalkundige kenmerken. Daarvan krijgen de lexicale en inhoudelijke karakteristieken beduidend meer kritiek. Bovendien missen juristen een adequate taalkundige opleiding. Taaltechnologische tools kunnen beter afgesteld worden door lezers- en tekstkenmerken te combineren. Hier gaat het om voorkennis en bijvoorbeeld complexe zinsstructuren. Er is bijgevolg nog een lange weg te gaan: het juridisch en taalkundig pad kruisen elkaar voortdurend. Die paden zouden in de nabije toekomst parallel moeten lopen.



Lenie Van Hecke

Download scriptie (1.35 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Orphée De Clercq