Preoperatief vasten, wat weten we erover?

Tine
Bogaert

Preoperatief vasten, wat weten we erover?

 

“Wat zou u ervan denken om eens een chirurgische ingreep te ondergaan ‘the old fashioned way’? Laten we nog eens een ethernarcose uitvoeren!” U denkt waarschijnlijk ‘gek!’. Gelijk hebt u, de geneeskunde is in de anderhalve eeuw sedert de eerste ethernarcose met de spreekwoordelijke zevenmijlslaarzen vooruit gegaan. Onvoorstelbaar dan toch dat de afspraken omtrent het nuchterbeleid voor een narcose dezelfde zijn gebleven als 160 jaar terug?!

 

Veel onderzoek werd reeds uitgevoerd en gepubliceerd, maar nog steeds blijft de oude traditie “nuchter vanaf middernacht” als algemene regel gehanteerd.

De European Society of Anaesthesiology publiceerde in 2011 een handig overzicht van richtlijnen omtrent het vastenbeleid voor volwassenen en kinderen.

 

In het werk werd nagegaan wat de kennis terzake is bij verpleegkundigen van het operatiekwartier en een verpleegafdeling van het AZ Delta te Roeselare. Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van casussen en een vragenlijst met meerkeuzevragen. Vooral de basis van de richtlijnen werd getoetst, er werden geen complexe toestanden of uitzonderlijke situaties uiteen gezet.

 

De focus werd gelegd op volwassenen, met inbegrip van diabetici, obese patiënten en zwangere vrouwen die niet in arbeid zijn. Deze 3 groepen worden vaak als uitzondering  beschouwd omwille van een vermeende vertraagde maaglediging. De maagontlediging is bij deze patiënten echter als mild te beschouwen waardoor gesteld wordt dat de Europese richtlijnen ook hier mogen worden toegepast. Dit wordt helaas niet evidence based onderbouwd.

 

Het grootste risico dat gepaard gaat met een narcose bij een niet nuchtere patiënt is aspiratie en mogelijk een aspiratiepneumonie tot gevolg.

 

Het hanteren van de aloude regel waarbij de patiënt nuchter blijft vanaf middernacht is een dogma dat een vals gevoel van veiligheid met zich meebrengt. Men stelt nog al te vaak dat de duur van nuchter zijn evenredig is met de graad van veiligheid tijdens de narcose. Er zijn heel wat nadelen:

 

  • Op het vlak van beleving van de patiënt zijn er negatieve gevoelens door het urenlang ontzeggen van voedsel en drank.
  • Ook peroperatief kunnen er problemen ontstaan. Patiënten durven vaak hun dagelijkse medicatie niet meer innemen wat negatieve gevolgen kan hebben tijdens de narcose. Er is een minder goede voedingstoestand en er kan dehydratatie ontstaan als de richtlijn wordt opgevolgd. Ook dit is nefast voor een vlotte narcose.
  • Postoperatief kunnen er zich ook complicaties voordien ten gevolge van het nuchter zijn, zo is er bv. de insulineresistentie die uitgelokt kan worden.

 

Wanneer de richtlijnen van de European Society of Anaesthesiology consequent en nauwkeurig worden gehanteerd gaan alle voorgaande problemen op vlak van beleving, pre- en postoperatieve complicaties beperkt worden.

 

 

De richtlijnen zijn als volgt:

 

  • Na het nuttigen van voedsel moet zes uur gewacht worden tot inductie.
  • Het drinken van heldere vloeistoffen wordt aangemoedigd tot twee uur voor de narcose. Onder heldere vloeistoffen wordt water, pulpvrije vruchtensappen, suikerwater, glucosehoudende en koolzuurhoudende vloeistoffen, thee en koffie ZONDER melk verstaan
  • Medicatie navragen en checken met de overzichtslijst. Goede afspraken met de patiënt welke medicatie mag of moet ingenomen worden de ochtend van de ingreep en welke moet stopgezet of vervangen worden.
  • Bij obese – en diabetespatiënten, evenals zwangeren niet in arbeid kunnen dezelfde richtlijnen aangehouden worden.
  • De anesthesist heeft de eindbeslissing en kan de richtlijnen hanteren als hulpmiddel.

 

Wanneer er twijfel is of iemand nuchter is wordt voorgesteld een echo-opname uit te voeren. Net als de implementatie van de richtlijnen is er ook nog heel wat werk om dit niet-invasief onderzoek in functie van het bepalen van het nuchter zijn te introduceren bij anesthesisten.

 

De resultaten van de bevraging zijn als niet sluitend te beschouwen gezien de kleine groep van ondervraagden. Wel toont de dagelijkse praktrijk, de eerste gepubliceerde studies en deze kleine studie dat de resultaten veralgemeend kunnen worden en als juist aanvaard:

 

  • De duur van het ontzeggen van vloeistoffen is gekend, maar welke vloeistoffen toegestaan zijn is niet gekend.
  • De kennis omtrent het nuttigen van voedsel voor een narcose is gekend.
  • Medicatiekennis en kennis omtrent nuchter zijn bij de drie eerder besproken subgroepen vertoont nog hiaten.

 

Er wordt nog al te vaak vast gehouden aan de aloude richtlijn. De complicaties die hiermee gepaard gaan kunnen dus al niet gekend beschouwd worden.

 

Tot besluit kan gesteld worden dat er wel gesproken mag worden van enige notie omtrent de Europese richtlijnen, maar geen kennis. Er is nog heel wat educatie nodig omtrent deze materie om zo te kunnen streven naar een concrete kennis bij de verpleegkundige.

Deze kennis bezitten en hanteren zou al een eerste grote stap kunnen zijn in de implementatie van de richtlijnen. Naast de kennis bij de zorgverstrekker zou ook uniformiteit, goede planning en patiënteneducatie onontbeerlijk zijn in het laten uitdoven van de eeuwenoude regel “u mag niets meer eten of drinken vanaf middernacht”.

 

 

Download scriptie (2.09 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool West-Vlaanderen
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Jürgen Verhulst