Een kritische blik op het Israëlisch rechtssysteem: hoe Israël op legale wijze de Naqab-woestijn tracht te “Judaïseren”

Jana
Van Braeckel

Naast de aanhoudende conflicten in de bezette Palestijnse gebieden, leidde mijn nieuwsgierigheid mij ertoe het democratisch gehalte aan "de andere kant" onder de loep te nemen. Daar, onder de sterrenhemel van de zuidelijke Israëlische woestijn, vindt een schijnbaar vergeten, doch belangrijk intern ruimtelijk-juridisch conflict plaats tussen de Israëlische regering en de inheemse Arabische Bedoeïenen. Sinds de oprichting van de staat Israël in 1948 wordt de Bedoeïenbevolking er geconfronteerd met non-stop landconfiscatie en -onteigening, uithuiszetting, huisvernielingen, gedwongen herlokalisering en urbanisering. Het problematische aan heel deze zaak is dat Israël (historische) wetten en beleidsmaatregelen op een dergelijke wijze gebruiken dat het hun geopolitieke belangen dient. Via allerlei legale kanalen zorgt ze ervoor dat de Bedoeïenbevolking geen schijn van kans maakt op enige ruimtelijk-juridische rechtvaardigheid.

“To be or not to be recognized”

Deze casestudy neemt de inheemse Arabische Bedoeïenen als focusgroep omwille van hun benadeelde situatie waarin ruimtelijk-juridische rechtvaardigheid hen ontzegd wordt. Het hekelt het gebrek aan erkenning van zowel hun landeigendomsrechten als van de niet-erkende dorpen. Dit conflict wordt bestudeerd tegen de achtergrond van Israëls kolonialistische logica. Eerder onderzoek toonde reeds aan dat het kritisch benaderen van de gebruikte juridische argumenten van een koloniale macht zijn vruchten afwerpt, daar dit leidde tot de erkenning van landrechten van soortgelijke inheemse groepen elders (zoals Australië).

Ongeveer 220.000 Bedoeïenen zijn momenteel woonachtig in de Naqab-woestijn (of ‘Negev’ in het Hebreeuws). Meer dan de helft woont in de zeven steden die door de Israëlische regering zijn opgericht. Deze zijn echter veelal getekend door armoede, werkloosheid en lage onderwijsniveaus. Het zijn informele urbane ruimten; grijze ruimten van permanente tijdelijkheid. Het resterende deel leeft in de 46 dorpen, waarvan er 35 niet erkend zijn en 11 sinds 2000 erkend zijn. De ruimtelijk-juridische onrechtvaardigheid en de marginalisering van basisbehoeften is het meest zichtbaar in de niet-erkende dorpen. Deze zijn onderworpen aan gewassenvernieling én publieke diensten zoals water, elektriciteit, verharde wegen, klinieken, scholen, afvalophaling etc. ontbreken - dit in tegenstelling tot elke Israëlische stedelijke concentratie. De huizen (variërend van tenten tot uit modder en stenen gebouwde huizen) in de niet-erkende dorpen geven een armoedige aanblik.

De aanhoudende huisvernielingen brengen de Bedoeïenenkwestie steeds meer in publieke belangstelling. Tussen 2013-2014 werden maar liefst 859 huizen gesloopt, zowel in de erkende als niet-erkende dorpen. Het land van de niet-erkende dorpen is volgens Israël voor landbouw en niet voor residentieel gebruik, en dus werden alle huizen - met terugwerkende kracht - illegaal verklaard en kwamen ze onder een vernielingsbevel terecht. Grote troepen politie arriveren dan (veelal onaangekondigd) vroeg in de ochtend om elk huis neer te halen. Enige weerstand wordt beantwoord met gewelddadig politievertoon.

Geopolitieke belangen achterna

"Het systeem is geconstrueerd op een manier zodat je nooit kan winnen; de wet wordt gebruikt als een instrument om het land te registreren in naam van de regering" - Sanaa Ibn Bari (advocate bij ACRI- Association for Civil Rights in Israel)

De Bedoeïen zijn wettelijk Israëlische burgers maar dit staatsburgerschap behoedt hen niet voor Israëls hogere politieke doelstelling; namelijk het "Judaïseren" van de Naqab-woestijn teneinde een zuiver Joodse staat op te richten. De Israëlische Land Administratie (ILA) beheert samen met het Joods Nationaal Fonds (JNF) het staatsland. Het JNF is op zijn minst problematisch te noemen gezien het de toewijzing van landrechten en -eigendom verbiedt aan niet-Joden.

De Israëlisch ruimtelijke wetgeving en beleidsplannen zijn gericht op een snelle afgedwongen verstedelijking en modernisering. De Bedoeïenen hebben echter een eigen alternatieve ruimtelijke logica; één die opbokst tegen een éénzijdig afgedwongen Westerse verstedelijking en modernisering. Een groot deel van de Bedoeïenen wil hun rurale levensstijl behouden op eigen grond. Inclusief het waarborgen van culturele tradities en sociale structuren.

De beleidsplannen voorkomen elke mogelijke uitbreiding of ontwikkeling van Arabische concentraties door het systematisch plannen van bossen, industriële parken, snelwegen, militaire bases en het oprichten van Joodse nederzettingen (in sommige gevallen bovenop niet-erkende dorpen) via legale kanalen. Zodoende creëren ze geografische enclaves en wordt ruimtelijke segregatie aangewakkerd.

 “Niemandsland”

De doctrine van "terra nullius" (of "niemandsland") - een term uit het Romeinse recht die verwijst naar ongecultiveerd grondgebied- verschaft Israël legitimiteit voor het koloniseren van "Mawat"-land (Arabisch voor "dood" land). Dit werkt een verdere framing van de Bedoeïenen als "ontheemde nomaden" in de hand. De doctrine faciliteert het conceptueel “ledigen” van de Naqab-woestijn en wordt aldus tactisch gebruikt om diverse wetten en regels omtrent landconfiscatie te bekrachtigen en zodoende Israëlisch grondgebied uit te breiden. Deze doctrine pretendeert neutraal en objectief te zijn maar rechtvaardigt in werkelijkheid raciale en ruimtelijke ongelijkheden.

Door voorgaande wetten en beleidsmaatregelen naar eigen goeddunken te interpreteren en manipuleren worden de Bedoeïenen afgebeeld als illegale aanvragers die geen “modern” eigendomsbewijs kunnen voorleggen. Dit terwijl de meeste van hen reeds generaties lang deze gronden bezitten en cultiveren, zij het volgens hun eigen landarrangementen gebaseerd op tribale wetten en gewoonten. Het leidt tot absurditeiten waarbij eigendomsrechten van de Bedoeïenen niet erkend worden, terwijl de Zionistische aankoop van grond van de Bedoeïenen voor de oprichting van de staat wél erkend wordt.

Naar volwaardig burgerschap

Door het ontrafelen van het Israëlisch rechtssysteem, de wetgeving en beleid, wordt duidelijk dat juridische instrumenten gebruikt worden om de Arabische Bedoeïenen hun landrechten en landeigendom te ontkennen. Door dergelijke exclusies onder het publieke oog te brengen, wordt komaf gemaakt met de aanname dat een rechtssysteem, de wetgeving en beleid een neutraal gegeven zijn. De politieke aard van de wetgeving wijst erop dat achter elke juridische (re)actie en interpretatie individuele en/of groepsbelangen schuilen. In dit geval wordt aangetoond dat de geïmplementeerde wetgeving en beleidsmaatregelen in het belang van de Israëlische regering werken. Een voorbeeld hiervan is het retroactief doorvoeren van een wet om bepaalde (gewelddadige) daden zoals onteigening te legaliseren. Net omwille van het feit dat deze daden voordelig uitdraaien voor koloniale machten als Israël, bewijst de noodzakelijkheid ze aan het daglicht te brengen. Zo wordt ruimtelijk-juridische rechtvaardigheid haalbaar, die recht doet aan de levensstijl van de Bedoeïenen en tegemoet komt aan een volwaardig burgerschap.

 

Download scriptie (1.74 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof.Dr.Christopher Parker