Het zichtbare glazen plafond in de Leuvense ambachtenwereld

Nena
Vandeweerdt

Het zichtbare glazen plafond in de Leuvense ambachtenwereld

Op 16 juni 2016 deed Fernand Huts, CEO van Katoen Natie, stof opwaaien in de dagbladen: “Vroeger lieten vrouwen veel meer ruimte aan hun mannen om te ondernemen. Ze zijn veeleisender geworden.”, zo stelde hij. Onmiddellijk vlogen critici op deze uitspraak: “We leven niet meer in de middeleeuwen. […] Dan waren vrouwen tenminste nog niet veeleisend.” De middeleeuwse vrouw wordt hier weer eens afgebeeld als ondergeschikt aan de man en braaf wachtend aan het haardvuur. Die kritiek vormt slechts de top van de ijsberg van uitspraken over de middeleeuwse toestanden waarin we worden terug gekatapulteerd door het bestaande seksisme vandaag de dag. Maar klopt dit beeld van de onderdanige, gehoorzame middeleeuwse vrouw wel?

Mijn scriptie onderzocht de positie van vrouwen in de Leuvense ambachten doorheen de vijftiende eeuw. De ambachten waren beroepsverenigingen die ontstonden doorheen de middeleeuwen. In de veertiende eeuw slaagden ze er in Leuven in om politieke macht te verkrijgen: er ontstonden ongeveer veertig ambachten die bijna het hele economische leven in de stad aan de Dijle zouden bepalen. Hoewel het beeld van de middeleeuwse vrouw aan de haard nog bestaat bij niet-academici, onderzochten genderhistorici al vaker welke mogelijkheden ze precies hadden. Vrouwen werkten wel degelijk in de middeleeuwen en meer zelfs, ook zij hadden lidmaatschap bij de ambachten. Veel van dit werk gebeurde wel in samenwerking met hun echtgenoot. Mijn scriptie wijst de mogelijkheden aan die vrouwen hadden, waarbij ik pleit voor een net iets wijder arsenaal aan opties voor vrouwen dan eerder onderzoek steeds deed.

Vrouwen in de Leuvense ambachten

In de Leuvense stadsordonnanties (wetboeken uit de vijftiende eeuw) speurde ik naar regelgevingen voor de ambachten en meer bepaald naar regelgeving waarin vrouwen werden vermeld. Het was hierbij belangrijk steeds een onderscheid te maken tussen enerzijds getrouwde vrouwen en anderzijds weduwen en ongehuwde vrouwen. Op die manier kwam ik ten eerste tot de constatatie dat de Leuvense ambachten relatief toegankelijk waren voor beide groepen. Bijna alle beroepsverenigingen lieten toe dat ze lid werden. Zowel getrouwde als ongetrouwde vrouwen hadden bijvoorbeeld toegang tot het slagersambacht. Dit geeft een interessant contrast met Gent in de late middeleeuwen. Daar mochten ze dit namelijk niet. De vrouw leek zelfstandig te kunnen ondernemen in verschillende ambachten. Slechts de tassenmakers en barbiers, die als geneesheren optraden, verboden hen het lidmaatschap. Enkele vonnissen die tussen de stadsordonnanties verzeild zijn geraakt tonen echter dat dit in de praktijk waarschijnlijk niet steeds gebeurde.

De informele markt

Een tweede thema dat aan het licht kwam met behulp van de stadsordonnanties, toont dat Leuven in de vijftiende eeuw buiten de georganiseerde marktplaatsen van de ambachten, ook een enorme informele markt kende. Zowel inwoners van de stad als mensen van buitenaf verkochten tal van goederen (en diensten) buiten de markthallen en haar wetten. Wat opviel in de regelgeving over dit markttype, want ook hier golden wetten, is dat vrouwen hier zeer actief aan deelnamen. Dit kan je zien aan de formuleringen die gebruikt werden in die ordonnanties. Regels voor ambachtslieden werden vaak gericht aan alle goede mannen van een bepaald ambacht. De beslissingen betreffende de informele markt richtte zich echter bijna altijd tot man oft wijff. In sommige gevallen richtte het stadsbestuur zich zelfs enkel tot vrouwen: dat alrehande vrouwe personen.

Verandering onder vuur

Naast hun aanwezigheid in een goed deel van de beroepsverenigingen is het dus duidelijk dat zowel getrouwde als ongetrouwde vrouwen zeer actief waren op de informele markt. Werkloos waren ze zeker niet. Dit sluit aan bij een derde thema in mijn scriptie. Historici spreken al sinds de jaren ’80 van een verandering in de mogelijkheden van de vrouw doorheen de late middeleeuwen. In de veertiende en vijftiende eeuw zouden vrouwen meer in de private sfeer zijn gedrukt, het ‘vrouwen aan de haard’-plaatje zou dus meer zijn gaan kloppen. Nieuwe studies, waaronder mijn eigen onderzoek, tonen echter dat het beeld helemaal niet zo eenzijdig en eenvoudig was. De mogelijkheden van vrouwen veranderden zeker, zo mochten vrouwen op de vismarkt bepaalde vissoorten niet meer verkopen, terwijl dit eerder wel kon. Nuance is echter nodig, aangezien het evengoed om een permanente evolutie kan gaan en niet zozeer een plotse verandering in hun mogelijkheden. Mijn scriptie blijft dit steeds onderlijnen en hoewel het onderzoek te beperkt is om sluitende conclusies te trekken, is er een herziening nodig van de hypotheses die er tot hiertoe waren.

De marktruimte ontrafeld

Een laatste deel in mijn scriptie verlegt de focus die ervoor steeds gebruikt werd. Mijn onderzoek handelde namelijk ook over de positie van de vrouw in de marktruimte, een begrip met een wat bredere invulling dan de ambachten. Zoals een slaapkamer vandaag meer is dan slechts een kamer - alle emotionele en sociale connotaties die erbij horen maken het een eigen plek - zo bestond de marktruimte uit meer dan slechts de middeleeuwse markthallen. Ook de wetten die er golden, de sociale interacties en de verkoopplaatsen buiten de hallen bepaalden die ruimte mee. In mijn onderzoek toon ik in beperkte maten aan waar vrouwen in de Leuvense markruimte stonden en hoe het bestaan van zo’n ruimte mogelijkheden of hindernissen voor hen schiep. Het wordt duidelijk dat Leuven een duidelijke indeling op basis van gender kende, hoewel de stad meer mogelijkheden voor vrouwen leek te bieden dan bijvoorbeeld Gent.

Ter conclusie …

In mijn scriptie toonde ik aan dat vrouwen in de Leuvense laatmiddeleeuwse ambachtenwereld zeker een plaats innamen en dit ook op een zelfstandige manier. Meer onderzoek is natuurlijk steeds nodig, het Leuvense bronnenbestand laat niet toe het onderzoek te verbreden. Dit neemt niet weg dat het arsenaal aan mogelijkheden voor vrouwen in Leuven toont dat de situatie in andere steden in de welvarende Nederlanden meer onderzoek vraagt. Het glazen plafond dat vandaag nog bestaat, mag in de middeleeuwen dan wel wat zichtbaarder zijn geweest, vrouwen bleven zeker niet aan het haardvuur zitten in de periode die zo vaak als “barbaars” wordt omschreven.

Download scriptie (1.65 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. dr. Jelle Haemers
Thema('s)