Onder de loep: voedingsgewoonten en -kennis bij verpleegkundigen

Ines
Verhaeghe
  • Ellen
    Vandamme
  • Jan
    Baudonck

Onder de loep: voedingsgewoonten en -kennis bij verpleegkundigen

Voeding en samenhangend voedingszorg spelen een crucialer wordende rol in de preventieve en curatieve gezondheidszorg. Zo blijkt een goede voedingstoestand een grote rol te spelen bij het genezingsproces van de patiënt (Gray & Cooper, 2011; Posthauer, Dorner en Collins, 2010). Paramedici, waaronder de verpleegkundige, komen hierdoor in grotere mate in contact met voeding en voedingsgerelateerde vragen. De diëtist(e) is veelal niet in de mogelijkheid continu aanwezig te zijn op de desbetreffende diensten (Al-Shwaiyat et. al., 2013).  Aangezien de vraag van de patiënt vlot en snel dient beantwoord te worden, is de verpleegkundige in veel gevallen ook het eerste, en soms het enige, aanspreekpunt betreffende voeding. De verpleegkundige neemt dus als het ware de taak van de diëtist(e) over wegens het veelvuldige en directe contact met de patiënt (McCabe, 2002; Piñeiro et. al., 2005). Maar hoe goed is de kennis van voeding over specifieke topics bij verpleegkundigen in een klinische setting? En kan een verpleegkundige de voedingsgerichte taak van een diëtist(e) gedeeltelijk of volledig overnemen?

Doorverwijzing vereist kennis  

Voedingszorg is een topic die niet meer weg te denken is uit de zorgsector vooral omdat deze een positief effect heeft op de voedingstoestand en de wondzorg van de patiënt (Posthauer, Dorner & Collins, 2010). Aangezien de voeding een prominentere rol krijgt in de behandeling, worden steeds meer verpleegkundigen geconfronteerd met voedingsgerelateerde vragen en onderwerpen. De verpleegkundige is dan ook het eerste aanspreekpunt op de dienst. De informatieoverdracht gebeurt in de meeste gevallen niet door de meest aangewezen paramedici. Tevens is er niet altijd een doorverwijzing naar de diëtist(e). Wanneer de kennis over voeding bij de verpleegkundige ontoereikend is, kan dit het herstel van de patiënt beïnvloeden (Yalcin, Cihan, Gundogdu & Ocakci, 2013; Rogers, Hwang en Scott, 2004). Een generalisatie van deze bevindingen in de Vlaamse zorg is niet mogelijk, aangezien onderzoek over dit onderwerp ontbreekt. De studie werd in Vlaanderen verricht omdat na rondvraag in de praktijk bleek dat bovenbeschreven probleem zich ook voor doet in de Vlaamse zorgsetting.

Het beroep

Shiftwerk bij verpleegkundigen heeft invloed op het leef- en eetpatroon van de verpleegkundige. De kennis over een gezond voedingspatroon wordt, naast de kennis, in vraag gesteld.  Zo slaan 9 op de 10 verpleegkundigen de middagpauze over. Shiftwerk en een druk werkschema worden als schuldigen aanzien voor een ongezond voedingspatroon. Voedingszorg voor zichzelf wordt hierdoor als een bijkomstige taak beschouwd. Een evenwichtige lunch wordt dan vervangen door een snelle snack (Rogers, Hwang & Scott, 2004).

Dit blijkt ook uit de praktijk (Vandamme, De Buyser & Baudonck, 2015). Zowel zelfstandige als klinische diëtisten geven aan een gewichtsstijging te zien bij verpleegkundigen. Dit is ook zichtbaar in de literatuur waar in een studie naar gewicht bij verpleegkundigen ongeveer 28,6% van de ondervraagden overgewicht of obesitas heeft (Hankey, Eley, Leslie, Hunter & Lean, 2003). Een andere studie die deze gegevens bevestigt, toont aan dat 58,7% van de verpleegkundigen in de studie overgewicht of obesitas heeft (Zhao, Bogossian, Song, Turner & Dip, 2011).

Een normaal voedingspatroon is door deze onregelmatige uren niet meer terug te vinden. Dit onregelmatig patroon wordt ondersteund door een gebrek aan kennis rond voeding en het volgen van enkele misvattingen over voeding.

Het onderzoek

Kennis rond voeding bij verpleegkundigen is alom bestudeerd in de wereld. De resultaten van elk onderzoek werden bestudeerd. Telkens kon éénzelfde conclusie getrokken worden: de kennis over voeding bij verpleegkundigen is beperkt (Eide, Halvorsen & Almedingen, 2014; Mowe et. al., 2007; Boaz, Rychani et. al. 2013; Kim & Choue, 2009). Ook diëtisten uit de praktijk en de klinische setting bevestigen deze beperkte kennis. De beperkte kennis kan een negatieve invloed hebben op de voeding en de gezondheid van zowel de verpleegkundige als de patiënt (Atkinson, Fullick, Grindey, Maclaren & Waterhouse, 2009; Alomar, Akkam, Alashqar & Eldali, 2013).

Het praktisch deel van deze studie omvatte een blik op de kennis van Vlaamse verpleegkundigen in het AZ Sint-Lucas te Brugge. De kennis werd getest aan de hand van een enquête. Deze bevatte 4 topics: gezonde voeding, diabetes, gastro-intestinale problemen en ondervoeding. De afname van een enquête, met meerkeuze vragen en stellingen, bleek één van de meest gebruikte onderzoeksmiddelen in het onderzoek naar de kennis over voeding (Buttriss, 1997; Murray, Narayan, Mitchell & Witte, 1993; Mowe et.al., 2007.) De enquête werd verspreid op 5 diensten die vrijwillig deel konden nemen aan de studie. Naast de enquête werden ook focusgesprekken gehouden. Deze werden verricht om de enquêtes te versterken. Uit beide onderzoeksmiddelen bleek de kennis van de verpleegkundigen beperkt om gericht voedingsadvies te geven of om correct door te verwijzen. Zo zou 43,9% van de verpleegkundigen in de studie niet doorverwijzen naar de diëtist wanneer dit noodzakelijk is.

Beperkingen van het onderzoek

In het onderzoek werd gebruik gemaakt van een Chi-kwadraatanalyse. Hierbij werd opgemerkt dat er regelmatig te kleine cel frequenties aanwezig waren. Door deze te kleine cel frequenties kon bij bepaalde vragen geen correcte analyse gemaakt worden.

Conclusie

Kennis over voeding is belangrijk om de patiënt vlot te helpen en door te verwijzen naar de diëtist(e). Zowel uit de literatuur als de studie blijkt de kennis van verpleegkundigen over voeding ontoereikend om de zorg voor voeding te volbrengen, zonder de inschakeling van de diëtist(e). Deze beperkte kennis uit zich in foute adviezen en omschrijvingen over voeding. Ook de doorverwijzing naar de diëtist(e) verloopt hierdoor niet optimaal. Dit alles heeft effect op de patiënt maar ook op de verpleegkundige. De verpleegkundige heeft, naast een beperkte kennis, ook nog een bijkomstig effect van shitwerk waardoor ook de voedingsgewoonten niet optimaal zijn.

Voeding kent een rol en zal in de toekomst een steeds belangrijkere rol kennen in de zorg. De taak als voedings- en dieetkundige wordt dus steeds noodzakelijker. Samenwerking tussen de verschillende sectoren in de gezondheidszorg is hiervoor cruciaal. Dit kan onder andere verwezenlijkt worden door de diëtist(e) meer in te schakelen op de verschillende diensten en door een uitgebreidere educatie via de vierjarige opleiding verpleegkunde.

Download scriptie (1.25 MB)
Universiteit of Hogeschool
VIVES Hogeschool
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Kristin De Buyser