Maurice Joostens, vertegenwoordiger van een kleine staat op een westers imperiaal concert

Gert
Huskens

Il faut à la Belgique une colonie

In 1860 raapte toenmalig prins Leopold bij een bezoek aan de Akropolis in Athene een onbeduidend stuk marmer van de grond. Bij zijn terugkeer naar België liet hij de inscriptie Il faut à la Belgique une colonie in de steen beitelen en het object als presse papier bezorgen op het kabinet van minister Frère-Orban. Wie aan het Belgisch imperialisme denkt, denkt al te vaak aan anekdotes zoals deze en daardoor is er zowel in het collectieve geheugen als in het wetenschappelijk onderzoek sprake van een overdreven nadruk op Leopold II. In de loop van de negentiende eeuw zwierven namelijk, zonder dat de vorst hier altijd grip op had, verschillende Belgische ondernemers, investeerders, technici en diplomaten uit om alle uithoeken van de wereld zowel economisch als politiek te veroveren. Begin 1900 kwam in deze context de jonge diplomaat Maurice Joostens aan in Peking. Daar waren sinds het begin van dat jaar de Bokseropstandelingen actief die zowel de christelijke missies als alle buitenlandse investeringen vernielden. Enkele weken na Joostens’ aankomst belegerden de rebellen zelfs, intussen gesteund door de troepen van keizerin-weduwe Cixi, de Legatiewijk waarin alle westerse diplomaten vertoefden. Een internationale coalitie ontzette echter de wijk na 55 dagen en vervolgens ontstond er een conferentie die de naoorlogse orde in China moest bepalen. In dit onderzoek staat centraal in welke mate en op welke manier Joostens zijn eigen stempel heeft kunnen drukken op het Belgisch beleid tijdens deze Conferentie van Peking (1900-1901).

Het diplomatieke schaakbord in Peking

Aangezien België als kleine staat toch grote economische belangen vertegenwoordigde, was dit een eerste belangrijke factor die Joostens bewegingsvrijheid bepaalde. De small-state positie die België in Europa had, zorgde ervoor dat Joostens ook in China vaak naar de achtergrond werd verwezen. Zo werd België verweten niet deel te hebben genomen aan de militaire expeditie en moest daarom Joostens bijvoorbeeld stilzwijgend toezien hoe de militaire kwesties werden afgehandeld. Bovendien was het diplomatieke korps in Peking zodanig verdeeld over de materie die er op tafel lag, dat Joostens minder druk kon uitoefenen tegenover zijn minister van Buitenlandse Zaken. Daarnaast waren ook de penibele leefomstandigheden en communicatie van invloed op de diplomaat. Eens de communicatie hersteld was, stelde de minister niettemin erg veel vertrouwen in Joostens mening, timing en inzichten. Joostens’ toegewijdheid uitte zich bovendien in het feit dat hij zijn fysieke problemen negeerde en plichtsbewust op elke vergadering aanwezig was. Onder invloed van de typische laatnegentiende-eeuwse Gele Gevaarretoriek ontwikkelde Joostens daarnaast deels een oriëntalistisch wereldbeeld, maar nuanceerde hij ook de barbaarsheid van het volk en zette hij zo de eerste stappen naar meer pragmatische visie op de Chinese maatschappij in de Belgische diplomatie.

De Brusselse krachten ontleed

Joostens moest ondanks zijn eigen kennis op het terrein toch steeds rekening houden met zijn overste, de minister van Buitenlandse Zaken. Die gaf Joostens algemene instructies waarvan de order dat hij ‘zich moest schikken naar de definitieve beslissing van zijn collega’s’ zonder twijfel de belangrijkste was. Hierdoor kon Joostens immers zelden het initiatief nemen of een beslissing trachten te beïnvloeden. De andere twee instructies die de minister aan Joostens gaf, hadden op hun beurt betrekking tot de Belgische neutraliteit en het stimuleren van de Belgische economie. Deze orders boden wél de mogelijkheid om er creatief mee om te springen. Zo oordeelde Joostens dat hij ondanks de de facto Belgische neutraliteit een anti-Russische politiek kon voeren. Op economisch gebied maakte de diplomaat gebruik van de onenigheid en desinteresse van de overige machten om een wapenembargo in te perken en zo de Belgische wapenhandel te bevoordelen. In het belangrijkste dossier, de schadeloosstellingen, wordt de tweeledige verhouding tussen Joostens en de minister volledig duidelijk. Enerzijds werd Joostens de controle en uitwerking van enkele details toevertrouwd, maar anderzijds werd hij gepasseerd toen het belangrijke dossier van de Belgische spoorweginvesteringen werd behandeld. Joostens beschikte met andere woorden niet over een volledige autonomie, maar wanneer hem die vrijheid werd gegeven, sprong hij daar wel creatief mee om.

(In) de geest van Leopold II

Hoewel het onderzoek aantoont dat de vorst wel degelijk een sterke invloed had op het carrièreverloop van Joostens, had Leopold II slechts een beperkte stem in de diplomatie in Peking. Directe communicatie tussen Leopold II en zowel de minister als Joostens over de Conferentie van Peking was erg schaars en beperkte zich veelal tot details. Desalniettemin handelde Joostens wel in dezelfde mindset als Leopold II. Zo greep hij, binnen de militaristische visie van de vorst, de kans aan om een Belgische legatiewacht in Peking te installeren. Net zoals Leopold II enkele jaren eerder Chinezen had uitgenodigd zag Joostens ook het grote potentieel in van een bezoek van een Chinese prins en inviteerde bijgevolg prins Chun om zo de vele mogelijkheden van België in de verf te zetten. Leopold II was in beide gevallen niet betrokken bij de conceptie van deze plannen, maar toch waren ze zowel in opvatting als in uitvoering voorbeelden van een typisch Leopoldistische imperialistische diplomatie.

Een onvervalste Belgische hero of empire

Joostens was echter veel meer dan een doordeweekse diplomaat. Dankzij de uitvoerige berichtgeving over het fabelachtige Beleg der Legaties in de nationale en internationale pers, kon hij uitgroeien tot een ware hero of empire. Wekenlang hadden lezers immers dankzij de nieuwste ontwikkelingen in het medialandschap toegang gehad tot talloze onheilspellende berichten over het lot van het diplomatieke korps. De verhalen over Joostens maakten zo het Belgische imperialisme erg tastbaar bij het brede publiek. In de vele interviews die Joostens in de marge van zijn breed uitgesmeerde terugkeer naar België gaf, greep hij de aandacht bovendien aan om het Belgische project in China te promoten. Zo belichtte hij de voordelen die de Belgische aanwezigheid in China voor zowel de economische elite als het gewone volk kon bieden. Uiteindelijk werd er zo zelfs een straat in Antwerpen ter ere van zijn heldhaftige optreden in China vernoemd tot Baron Joostensstraat en verscheen er onderaan zijn graftombe de inscriptie PEKIN 1900, verwijzend naar het jaar waarin het beleg plaatsvond.

Download scriptie (3.31 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
prof. dr. Idesbald Goddeeris
Thema('s)