Klein en Koppig: BELGIË, LUXEMBURG EN OOSTENRIJK BLOKKEERDEN JARENLANG DE EUROPESE STRIJD TEGEN BELASTINGONTDUIKING

Bram
Vanhevel

KLEIN EN KOPPIG: België, Luxemburg en Oostenrijk blokkeerden jarenlang de Europese strijd tegen belastingontduiking

"In this world nothing can be said to be certain, except death and taxes." Deze woorden schreef Benjamin Franklin, één van de Founding Fathers van de Verenigde Staten, op het einde van de 18e eeuw in een brief aan de Franse wetenschapper Jean-Baptiste Leroy. In het Europa van de 21ste eeuw lijkt de onvermijdelijkheid van het betalen van belastingen echter een stuk minder vanzelfsprekend te zijn. Jarenlang liepen Europese overheden een aanzienlijke hoeveelheid belastinginkomsten mis omwille van kapitaal dat op bankrekeningen in andere staten verborgen bleef. België hield Europese belastingontduikers zeven jaar lang een hand boven het hoofd, de Luxemburgse en Oostenrijkse overheden gedroegen zich langer dan een decennium als ‘partner in crime’.



OMVANG EN SITUERING VAN HET PROBLEEM



Omwille van twee fenomenen, een almaar toenemende inkomensongelijkheid enerzijds en een overheid in financiële moeilijkheden anderzijds, is het vandaag belangrijker dan ooit dat iedereen een eerlijke bijdrage doet aan de schatkist. Niet onbelangrijk hierbij te vermelden is dat naar schatting 8 tot 10 procent van alle kapitaal in handen van huishoudens niet wordt aangegeven en gevonden moet worden op bankrekeningen in belastingparadijzen. Deze schatting van de Franse professor Gabriel Zucman behoort tot de conservatiefste en minstens drie vierden van deze niet aangegeven welvaart zou in handen zijn van huishoudens uit welvarende landen.

Het fenomeen waarbij rijke inwoners uit grote EU-lidstaten, zoals Frankrijk en Duitsland de grens met Luxemburg, Oostenrijk of België overstaken om daar een niet aangegeven bankrekening te openen was al decennia lang een publiek geheim in Europa. De drie kleine en fiscaal interessante lidstaten konden echter door het machtige Frankrijk en Duitsland nooit gedwongen worden een meer coöperatieve houding aan te nemen omwille van de unanimiteitsvereiste bij beslissingen over fiscale aangelegenheden in de Europese Raad. Zo weigerde België samen met the usual suspects, Oostenrijk en Luxemburg, bijvoorbeeld volwaardig deel te nemen aan de Europese Spaarrichtlijn uit 2003. Deze richtlijn verplichtte de deelnemende landen om onderling informatie uit te wisselen over de identiteit van personen met spaargelden in een andere lidstaat. Luxemburg en Oostenrijk gingen echter nog verder dan België en wuifden een decennium lang elke volwaardige deelname aan uitwisselingsinitiatieven onder Europese belastingdiensten weg. Beide landen dwongen een uitzonderingsstatuut af, zowel in de Europese bijstandsrichtlijn van 2011 als in de vernieuwde bijstands- en spaarrichtlijnen van 2014. Op die manier hielden ze de identiteit van belastingontduikende individuen geheim. De EU stond erbij en keek ernaar. Frankrijk en Duitsland leken hun greep op België, Luxemburg en Oostenrijk verloren te hebben. De drie lidstaatjes genoten van hun plaats als ‘untouchables’ in de Europese belastingpolitiek, maar dat was buiten de Amerikanen gerekend. Vanaf 2010 voerden de Verenigde Staten de druk zo hoog op dat België, Luxemburg en Oostenrijk uiteindelijk capituleerden en bankgegevens gingen uitwisselen met zowel de VS als met hun Europese partners. Het bankgeheim in Europa kreeg op die manier een flinke klap van Uncle Sam.



KLEIN EN KOPPIG



Dat kleine lidstaten vaak niet bereid zijn fiscaal samen te werken met anderen is onder academici al langer bekend. Voor overheden van kleine lidstaten is de verleiding om enorme hoeveelheden kapitaal aan te trekken afkomstig uit de veel grotere buurlanden immers altijd aanwezig. Wat kleine landen zo uniek maakt, is dat ze in staat zijn om verlies van inkomsten omwille van lage belastingtarieven te compenseren. De relatief gezien enorme hoeveelheid geld die juist omwille van die lage tarieven hun economie instroomt, zorgt er immers voor dat de staatskas gespijsd wordt ondanks de belastingverlaging op inkomsten uit aandelen, spaartegoeden, obligaties, en andere financiële producten.

Een veelzeggende illustratie hiervan is de ‘Luxemburgse Banking Boom’ uit 1993. Op het moment dat de belasting op interesten in Luxemburg 0% bedroeg, genereerde dit beleid paradoxaal belangrijke inkomsten voor de schatkist. De reallocatie van buitenlands spaargeld en buitenlandse obligatieportefeuilles richting Luxemburg zorgde voor een bloei in de sector van vermogensbeheerders en financiële intermediairs. Indirect profiteerde de Luxemburgse schatkist hier ongetwijfeld ook van. De staat kon van deze enorme groei een graantje meepikken dankzij verhoogde belastinginkomsten in andere domeinen (zoals via de vennootschaps- en inkomensbelasting). Tegen het einde van de jaren ’90 hadden immers meer dan 200 banken een zetel in Luxemburg en werkten meer dan 20 000 mensen er rechtstreeks voor de financiële sector.



DE OPSTANDIGE DRIE



Maar waarom toonden enkel België, Luxemburg en Oostenrijk zo een onverzetbare weerbarstigheid, wat maakte juist hen zo uniek? Bestaande belastingtheorie voorspelt immers dat geen enkele kleine lidstaat veel te winnen heeft bij fiscale coöperatie. Toch namen de andere Europese staatjes, zoals Ierland, Griekenland, Finland, Zweden en Denemarken bijvoorbeeld, nooit zo een opstandige houding aan. Mijn eigen onderzoek wijst uit dat het de specifieke combinatie was van vier verschillende factoren waar België, Luxemburg en Oostenrijk destijds hun opstandige karakter aan te danken hadden. Het gaat meer bepaald om de gelijktijdige aanwezigheid van omvangrijke bankdeposito’s die toebehoren aan personen woonachtig in een andere lidstaat, over bankgeheim, over het gewicht van de financiële sector in de nationale economie en over de ideologische voorkeur van de toenmalige regering.



HET KAN OOK ANDERS…



De belangrijkste dossiers uit de Europese belastingpolitiek zijn nog lang niet allemaal van tafel. In onze Europese Unie van zowel grote als kleine lidstaten, waar voor sommigen de verleiding van het egoïsme altijd zal blijven bestaan, is het misschien geen slecht idee om de institutionele architectuur te herzien. De unanimiteitsvereiste bij fiscale aangelegenheden komt vooral een beperkt aantal kleine en koppige lidstaten ten goede. Zorgen we in de toekomst zelf voor een solidair Europees belastingbeleid of wachten we opnieuw tot de VS de weerbarstigen een klap uitdeelt?

Download scriptie (1.38 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Ferdi Deville