Voorwaarts en niet vergeten. Hendrik Conscience en de unionistische erfenis van 1848

Leonardus
van Hest

In deze masterproef wordt de nalatenschap van de Vlaamse schrijver Hendrik Conscience (1812-1883) geproblematiseerd. Steeds nadrukkelijker heeft het eerbiedwaardige epitheton ‘de man die zijn volk leerde lezen’ de laatste decennia plaatsgemaakt voor een ‘kwade faam’ waarmee Conscience enerzijds onleesbaarheid en anderzijds politiek opportunisme wordt verweten. Voortbouwend op recente inzichten uit de Consciencestudie wordt de vaak uiterst dubbelzinnige houding van de auteur binnen de Vlaamse beweging opnieuw ter discussie gesteld. Gezien de intrinsieke relatie die romantische letterkunde met de ‘verbeelde politieke gemeenschap’ onderhield wordt Consciences vermeende partijdigheid zowel vanuit geschied- als letterkundige hoek onder de loep genomen. Centraal uitgangspunt is de veronderstelling dat zijn ogenschijnlijk inconsequente houding in de grond begrepen moet worden als doorwerking van het unionisme van 1830: dit gedoodverfde compromis tussen katholieken en liberalen waarop de Belgische politiek initieel gegrondvest was zou met de oprichting van de liberale partij in 1846 op losse schroeven komen te staan om het volgende decennium volledig te wijken voor de partijpolitiek. Ook binnen de Vlaamse beweging is de polarisering tussen liberale en katholieke krachten duidelijk merkbaar. Het revolutiejaar 1848 zou zorgen voor een finaal momentum van unionistische eendracht onder Vlaamse letterkundigen. Via wetenschappelijke analyse van Consciences historische romans Jacob van Artevelde (1849) en Hlodwig en Clothildis (1854)- werken die traditioneel respectievelijk als liberaal en katholiek worden geklasseerd- wordt de stelling verdedigd dat Conscience immuun bleef voor de partijpolitiek en integendeel het unionistische project ook na 1848 onverminderd voortzette. Zijn unionisme is evenwel tweeledig: enerzijds uitte zich dit in een idealistische bovenpartijdigheid, waar occasionele samenwerking met gevestigde partijen werd gezocht als middel om het uiteindelijke consensusgerichte doel van Vlaamse volksverheffing te bewerkstelligen. Anderzijds kreeg Consciences unionisme ideologisch gestalte in een liberaal katholicisme schatplichtig aan de Franse abbé de Lamennais, waarin democratische vrijheden en de katholieke geloofsbelijdenis grondpijlers vormen voor een stabiele, zedelijke samenleving. Beide convergeren in Consciences regressieve vooruitgangsdenken: door voorbeeld te nemen aan een geïdealiseerd heroïsch verleden konden Vlamingen een eigengerechtigde, gelijkwaardige positie opeisen binnen het koninkrijk België. Vlaanderens weg voorwaarts lag niet zozeer in het verleden besloten, als wel in de herinnering.

 

Download scriptie (389.34 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Kevin Absillis