Over subtiele taal: moeten filosofen beter op hun woorden letten?

Martha
Claeys

Toen mijn buurmeisje zes was wierp haar hond een nest jongen. Ze mocht van haar ouders één puppy houden. De andere zouden ze wegschenken aan bevriende families. Er was een bruine puppy, eentje met vlekjes, een zwartje, maar ook één hondje met maar drie pootjes. Mijn buurmeisje koos om het hondje met drie pootjes te houden.

Had ze hiervoor een goeie reden? Een strikt rationele denker zou misschien naar de wetenschappelijke feiten kijken en antwoorden: het hondje met drie poten vereist meer zorg en aandacht, heeft wellicht minder overlevingskans, is biologisch gezien niet de fittest, en er zijn waarschijnlijk andere families even goed in staat - misschien zelfs beter - om ervoor te zorgen. Toch verbaast de keuze van mijn buurmeisje bijna niemand. Ze koos het ‘gebrekkige’ hondje omdat ze voelde dat ze ervoor moest zorgen. Wie zich inleeft in het kleine meisje en zich emotioneel verbindt met haar situatie, en daarbij nagaat hoe het is om een ethisch appel te voelen, om zin en betekenis te ervaren, om mens te zijn, komt tot een andere conclusie dan de rationeel-wetenschappelijke denker: het meisje had erg goede redenen om voor het driepotige hondje te kiezen. 

Twee perspectieven

De tegenstrijdige conclusies over het lot van het driepotige hondje hebben te maken met de verschillende perspectieven die mijn buurmeisje en de rationeel-wetenschappelijke denker innemen. De wetenschapper kijkt naar de wereld vanuit een onthecht standpunt. Hij probeert tot inzichten te komen die ook overeind blijven als de mens niet zou bestaan. De menselijke ervaring is, zo vermoedt de wetenschapper, niet belangrijk voor het onderzoek dat hij doet. De onderwerpen die hij behandelt, zoals de beschrijving van de levenscyclus van een kikker, of de afstand van de zon tot de aarde, ondergaan naar zijn gevoel geen fundamentele inhoudelijke verandering als het persoonlijke perspectief verandert. 

Maar wat met onderwerpen als pijn, liefde, vrijheid of rechtvaardigheid? Is pijn enkel een opeenvolging van botsende neuronen? Liefde maar een spel van onze hormonen? Voor de mens voelen pijn en liefde als veel meer dan dat. Het zijn ingewikkelde emotionele ervaringen, waar we uren met elkaar over kunnen praten, en die we willen delen en begrijpen zoals we ze beleven. Als we pijn en liefde op die manier benaderen, spreken we vanuit een betrokken perspectief. Er zijn een aantal thema’s waarbij dat betrokken perspectief noodzakelijk is, omdat de betrokkenheid van de mens aan de bron van het onderwerp ligt. Neem bijvoorbeeld rechtvaardigheid, of een ethische keuze, emoties, of vrijheid. Zonder de menselijke ervaring zouden deze thema’s helemaal niet relevant zijn. We zeggen niet dat de aarde vrij of onvrij is in haar baan rond de aarde, en we vinden het niet onethisch wanneer een spin een vlieg vangt in haar net. Ethiek of vrijheid zijn pas interessant omdat er mensen betrokken zijn, en omdat het om menselijke ervaringen gaat.

Elk perspectief een eigen taal

Taal maakt een onderscheid tussen onze perspectieven: zijn ze betrokken of onthecht? Het onthechte perspectief van de wetenschapper uit zich in zijn methode, maar ook in de taal die hij gebruikt. Wetenschappelijke taal is afstandelijk, neutraal en onthecht. Als we vanuit een persoonlijk perspectief discussiëren zullen we eerder een taal hanteren die, anders dan wetenschappelijke taal, net vertrekt van menselijke betrokkenheid. In een betrokken perspectief worden andere argumenten als ‘geldig’ aanvaard. We gieten onze emoties niet in een formule, maar we vertellen verhalen, en we proberen aan te geven hoe het voor ons voelt, door te vergelijken, door naar metaforen te zoeken of door in dialoog te gaan met iemand anders.

Onze ervaring en ons standpunt is persoonlijk, maar toch geloven we dat er ook iets algemeens over te zeggen valt. We doen pogingen om tot theorieën te komen over begrippen die onlosmakelijk verweven zijn met persoonlijke ervaringen. Zo proberen we in de ethiek tot algemene principes en regels te komen die een leidraad vormen voor wat een rechtvaardige beslissing is. We vinden het soms zelfs gerechtvaardigd om die regels aan anderen op te leggen. De mensenrechten, bijvoorbeeld, vinden we universeel afdwingbaar. Toch is er geen meetbaar ‘bewijs’ voor die universele geldigheid buiten een argumentatie op basis van morele ervaringen en betekenissen van waardigheid, de waarde van het leven, een invulling van een goed en menselijk leven, en zo verder.

De filosoof: tussen wetenschapper en kunstenaar?

Wat moet de filosoof met dit onderscheid tussen perspectieven en talen? Welk perspectief neemt de filosoof in? Je zou kunnen zeggen dat de filosoof schippert tussen het perspectief van de kunstenaar, doorvoeld en voor interpretatie vatbaar, en dat van een wetenschapper, rationeel en onthecht. Filosofen proberen, net zoals kunstenaars, persoonlijke ervaringen, emoties, moeilijke morele keuzes of thema’s als vrijheid en rechtvaardigheid in kaart te brengen. Maar in tegenstelling tot de kunst, is de filosofie een redelijke wetenschap: filosofen proberen argumenten aan te voeren, anderen te overtuigen, tot algemene uitspraken te komen over concrete dingen, theorieën uit te werken. Wat is er eigen aan vruchtbaar filosofisch taalgebruik over betrokken thema’s als pijn, liefde, vriendschap, vrijheid, verantwoordelijkheid, zin, rechtvaardigheid, genot?

Nood aan subtiele taal

De hedendaagse Canadese filosoof Charles Taylor beschrijft hoe auteurs en dichters subtiele taal gebruiken. Subtiele taal is bij Taylor de kunstige taal waarin persoonlijke menselijke betrokkenheid een belangrijke rol krijgt, maar waarin toch plaats is voor algemene conclusies en universaliteit. Dit taalgebruik wordt onder meer gekenmerkt door het gebruik van verhalende elementen, persoonlijke belevenissen, en doorleefde beschrijvingen van emoties, bijvoorbeeld aan de hand van metaforen. De kenmerken van die subtiele taal hebben ook in de filosofie hun plaats, en die plaats moet verdedigd worden. Taylors subtiele taal kan de taal zijn van het betrokken perspectief in de filosofie, en het is gerechtvaardigd om die te gebruiken. Academische filosofen lijken zich vaak te moeten plooien naar een rationeel-wetenschappelijk model van waarheid, alsof enkel dat wat vanuit het onthechte perspectief beschreven wordt, waar kan zijn. Zo’n opvatting van waarheid doet bijvoorbeeld vermoeden dat een wetenschappelijke beschrijving van ons brein bepaalt wat vrije wil is, of een hormonaal onderzoek een volledige beschrijving biedt van wat liefde voor mens betekent. Maar zo’n conclusies klinken zelfs voor de meest rationele wetenschapper absurd. Om thema’s als pijn, liefde, vriendschap, vrijheid, verantwoordelijkheid, zin, rechtvaardigheid of genot filosofisch te beschrijven, is er een ander perspectief nodig, en daarbij een andere filosofische taal: subtiele taal. 

Download scriptie (648.94 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Katrien Schaubroeck & Guido Vanheeswijck (co-promotor)