Netto Betaler of Netto Ontvanger: Relevant voor de Scandinavische Lidstaten?

Christophe
Govaert

Geld = Macht? De Europese begroting en de nationale machtspelletjes.

 

Wanneer we over de Europese begroting spreken, hebben we het over een 120-tal miljard euro op jaarbasis, betaald door de Europese lidstaten. De Europese Unie hangt dus voor haar inkomsten onder andere af van de Sarkozy’s, de Cameron’s en de Berlusconi’s. Aangezien niet ieder land even veel bijdraagt tot de begroting, kan men zich afvragen of een land die veel betaalt voor de EU, misschien ook haar situatie probeert uit te spelen in haar eigen voordeel door een poging te wagen een grotere stempel te drukken op het beleid. Of met andere woorden, is geld gelijk aan macht in de Europese politiek?

 

Wanneer je iets van aanzienlijk belang wil verwezenlijken, dan heb je over het algemeen geld nodig. Zo ook de Europese Unie. Zonder een Europees budget zou er geen sprake zijn van Europese landbouwsubsidies, erasmusbeurzen om in het buitenland te gaan studeren en noem maar op. Dit budget komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht gevallen, maar wordt betaald door de lidstaten van de Europese Unie. De bijdrage die iedere lidstaat betaalt, wordt zesjaarlijks vastgesteld volgens een systeem waar de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Lidstaten doen dit uiteraard niet voor niets. Zoals reeds aangehaald, worden er vanuit dit budget subsidies en projecten gefinancierd die uiteindelijk de lidstaten ten goede komen. Maar ook dit is niet voor iedere lidstaat hetzelfde. Zo zal een landbouwland als Frankrijk meer voordelen halen uit de landbouwsubsidies, gewoonweg uit het feit dat er meer boeren wonen in Frankrijk. Op basis van deze regel maakt men een tweedeling tussen de lidstaten, namelijk de netto betalers (de lidstaten die meer bijdragen tot de Europese begroting dan dat ze er aan verdienen) en de netto ontvangers (de lidstaten die meer verdienen aan de Europese begroting dan dat ze moeten betalen).

 

Men zou nu kunnen stellen dat een lidstaat die een netto betaler is, meer invloed heeft op het Europese besluitvormingsproces en in welke richting de EU moet evolueren. Voor een netto ontvanger geldt uiteraard net het omgekeerde. Dit is een zeer belangrijke bewering, want als dit zou kloppen, dan kan men simpelweg bekijken welke lidstaten het meeste betalen, waar deze lidstaten voor staan op vlak van de EU, en kan men relatief gemakkelijk voorspellen welke richting de EU zal uitgaan in de toekomst! Dit is dan ook precies wat we onderzoeken in deze masterproef, echter, wegens het omvangrijke werk hiervan en het tijdsgebrek, slechts voor drie lidstaten, zijnde Finland, Denemarken en Zweden.

 

Finland vormt meestendeels een bescheiden netto betaler. Dit betekent dat ze slechts in beperkte mate bijdraagt tot het Europese budget. In overeenstemming met onze stelling zou men dus tot de conclusie moeten komen dat Finland maar een verwaarloosbare of onbestaande rol speelt in de Europese besluitvorming. Dit komt blijkbaar ook tot uiting in ons onderzoek, waar we vinden dat Finland zeer weinig de kans krijgt om haar eigen wil door te drukken.

Zweden daarentegen, die een grote netto betaler is, doet haar uiterste best om haar invloed te laten gelden (hoewel ze hier niet altijd in slaagt). Zo kan men zich ook afvragen in welke mate het Europees sociaal beleid er gekomen is ten gevolge van de Zweedse inzet hiervoor, overeenkomstig haar grote geldelijke bijdrage tot de Europese begroting.

Denemarken vormt een ietwat moeilijker geval. Hoewel Denemarken niet zoveel bijdraagt tot de EU, zien we dat ze dit wel ten volle gebruikt om haar positie binnen Europa te verdedigen. Precies de zeer reële kans dat Denemarken in de toekomst nog veel meer zal moeten betalen, als een gevolg van de toetreding van armere landen, zorgt ervoor dat ze dit in haar voordeel kan uitspelen. Een grotere bijdrage van Denemarken betekent voor de Denen dan ook logischerwijze een grotere invloed in het Europese besluitvormingsproces. Voor hen is geld daadwerkelijk gelijk aan macht. De Denen zullen enkel bereid zijn meer geld te geven als dit ook een overeenkomstige stijging van hun invloed en macht betekent.

 

Waar gaat Europa naar toe? Dat is een vraag die velen zich stellen, veel theorieën over bestaan, maar geen eenduidig antwoord op kan gegeven worden. Met deze masterproef was het dan ook onze bedoeling hier een nuttige bijdrage aan te leveren. Zal Europa socialer worden? Kiest ze de weg van het protectionisme, of dan toch maar vrijhandel om de ontwikkeling van de derde wereldlanden ten volle te stimuleren? Dit alles zal afhangen van wat de budgettaire mogelijkheden zijn, en vooral, wie er beslist in de Europese besluitvorming. Als onze stelling ‘geld is gelijk aan macht’ daadwerkelijk geldt, dan hoeven we maar te bekijken welke voorkeuren de grootste netto betalers hebben en kunnen we zo de richting van het Europese integratieproces voorspellen. Zo simpel is het jammer genoeg niet en we moeten er ons goed van bewust zijn dat we de resultaten van ons onderzoek met een grote korrel zout nemen. Politiekwetenschappelijk onderzoek is nu eenmaal niet zwart-wit. Hoewel deze masterproef onzes inziens een mooie aanleiding geeft, is er nog veel meer onderzoek nodig om de exacte link tussen geld en macht in de Europese Unie te verklaren.

 

Download scriptie (876.26 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2010