“Muziek verzacht de zeden?” Jules Van Nuffel (1883-1953): schepper van liturgische schoonheid

Nele
Van Espen

‘Muziek verzacht de zeden?’


Jules Van Nuffel (1883 – 1953); schepper van liturgische schoonheid

 

Jules Van Nuffel, een naam zoals een andere denken velen wellicht, toch gaat achter deze vrij alledaagse naam een opmerkelijke persoonlijkheid schuil met een zeer bijzondere verdienste op het vlak van religieuze muziek, koorleiding en muziekonderwijs in Vlaanderen.

Van kindsbeen af vormde muziek reeds een constante in het leven van de kleine Jules. Zijn ouders die zelf geen onverdienstelijke muzikanten waren lepelden hem als het ware de liefde voor muziek in. Tijdens zijn studies aan het Klein- en Groot Seminarie te Mechelen (1892 – 1907) wist Van Nuffel zijn aangeboren muzikale talent verder te ontplooien onder het toeziend oog van musici als Cyriel Verelst, Oscar Depuydt, Edgar Tinel e.a. Toch was Van Nuffel hoofdzakelijk een autodidact die zichzelf de kneepjes van het ‘vak’ had bijgebracht door het aandachtig analyseren van partituren van grote meesters als Bach en Wagner. Deze methode werd echter niet door iedereen met evenveel enthousiasme onthaald. Ondermeer Tinel stelde de bekwaamheid en het talent van Van Nuffel steeds vaker in vraag toen deze vanaf 1907 zijn muzikale opleiding verderzette aan het Mechelse Interdiocesaan Instituut voor Kerkmuziek, beter bekend als het Lemmensinstituut. Meermaals kwam het hier dan ook tot fikse woordenwisselingen die Van Nuffel er zouden toe brengen het Lemmensinstituut reeds na drie maanden opnieuw te verlaten. Hij zou er pas terugkeren in 1918, maar dan als directeur in navolging van Aloys Desmet.

Het instituut maakte toen door de oorlogsomstandigheden een moeilijke periode door. Het leerlingenpeil was sterk teruggelopen en er was een voortdurende dreiging van een tekort aan fondsen en middelen. Onder Van Nuffels leiding kwam er ondermeer een volledig nieuw lerarenkorps tot stand. Hierdoor kwam het Lemmensinstituut opnieuw tot volle bloei en wist het zijn status als belangrijkste centrum voor kerkmuziek in België te bevestigen en zelfs te verstevigen. Zijn taak als directeur van het Lemmensinstituut combineerde Van Nuffel met 101 andere muzikale bezigheden. Zo was hij ondermeer een veelgevraagd voordrachtgever bij onder andere het Leuvense studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’. Daarnaast verzorgde hij een aantal bijdragen voor het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort. Ook werd hij in 1933 benoemd tot lector voor muziekgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven en zou hij in 1938 deel gaan uitmaken van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Uiteraard mag ook Van Nuffels compositorische productiviteit in dit lijstje niet ontbreken.

Zijn grootste bekommernis ging echter uit naar de leiding van ‘zijn’ geliefde Sint-Romboutskoor. De oprichting van dit koor had Van Nuffel te danken aan de tussenkomst van zijn goede vriend Francis Dessain, de privé-secretaris van kardinaal Mercier. Dessain bepleitte Van Nuffels zaak zo vurig bij Mercier dat de interesse bij deze laatste vrijwel onmiddellijk gewekt was. Hij gaf Van Nuffel de opdracht een nieuw kathedraalkoor te stichten dat de faam van Mechelen als centrum van de kerkmuziek tot ver over de landsgrenzen moest zien te vestigen, een opzet waarin Van Nuffel glansrijk slaagde. Hiervan getuigen de talrijke koorreizen (Scheveningen, Rome, Firenze, Parijs) die het koor dankzij de inzet van haar inspirator kon ondernemen en die allesbehalve voor de hand liggend waren in deze periode.

Temidden van al deze activiteiten, passies en interesses ging Van Nuffels voornaamste belangstelling zonder twijfel uit naar de religieuze muziek: het gregoriaans en de polyfonie, en al de problemen daarrond. In 1903 was het leidinggevend Motu Proprio over de gewijde toonkunst van Pius X verschenen, een document dat Van Nuffel onmiddellijk met grote aandacht bestudeerde. Voor Van Nuffel was het Motu Proprio voor de kerkmuziek wat Rerum Novarum was voor het maatschappelijke vraagstuk. Deze documenten vormden voor hem de ‘codices juris’ van de kerkmuziek. Zijn studie van, en zijn ijveren voor een artistiek verantwoorde kerkmuziekbeoefening vonden ook hun neerslag in de heropneming van de publicatie van het tijdschrift Musica Sacra in 1927. Maar Van Nuffels passie voor de religieuze muziek blijkt zonder twijfel het sterkst uit zijn eigen religieuze composities. Die op z’n zachtst uitgedrukt bijzonder talrijk zijn.

Wie voortdurend onder stoom staat moet natuurlijk ook stoom kunnen aflaten. Bij de broeders Oliveten, waar Van Nuffel elke morgen de mis las, bleef hij in de vakantiemaanden wel eens een partijtje biljart spelen. Ook werd er regelmatig met de buren in de avonduurtjes een kaartje gelegd. Bezoek had hij graag en ondanks zijn drukke agenda leek hij dan steeds tijd in overvloed te hebben. Zowel de ouderen die net als hij belangstelling hadden voor culturele of politieke problemen, als de jongeren die hij met raad en daad bijstond en wist te waarderen waren steeds bijzonder welgekomen bij Van Nuffel.

In de jaren dertig ging hij in gezelschap van familie of vrienden enkele keren een paar weken rust zoeken te Astenet aan de Duitse grens, maar meestal bracht hij zijn vakanties thuis te Mechelen door. Voor meer ontspanning had hij blijkbaar geen tijd. Vaak had Van Nuffel het zelfs zo druk of ging hij zozeer op in zijn werk dat het avondmaal of zelfs het middagmaal uitgesteld of helemaal vergeten werd. Ook zijn nachten waren vaak zeer kort. Na de avondbezoeken of de ‘kranskes’ zette hij zich dikwijls nog aan het werk en dan kon het gebeuren dat hij slechts in de vroege uurtjes naar bed ging.

Dit onregelmatige leven gecombineerd met zijn overvolle agenda, de geestdrift waarmee hij zijn werk verrichtte en de spanningen die ermee gepaard gingen moesten vroeg of laat zijn gezondheid ondermijnen. In 1943 werd bij hem een oogkwaal vastgesteld die hem geleidelijk aan blind maakte, wat zijn werk als componist en koorleider sterk bemoeilijkte. Bij de jubelviering van het Sint-Romboutskoor in 1946 moest de tekst van zijn toespraak in zeer grote letters uitgeschreven worden opdat hij ze zonder al te veel moeilijkheden zou kunnen gelezen krijgen en ook voor de opvoeringen van het Sint-Romboutskoor moesten er steeds vergrotingen van de partituur gemaakt worden. Rond deze tijd echter begon zich nog een andere kwaal te manifesteren. Verstrooid was Van Nuffel altijd al geweest, dat is nu éénmaal eigen aan vele kunstenaars en geleerden. Maar zijn verstrooidheid die zienderogen toenam die bleek één van de symptomen van aderverkalking te zijn, een ziekte die hem uiteindelijk zou vellen. In augustus 1952 diende hij na een beroerte opgenomen te worden in het Sint-Augustinusziekenhuis te Wilrijk waar hij op 25 juni 1953 overleed.

Op 27 juni 1953 dreunde de zware torenklok van de Sint-Romboutskathedraal ter ere van Mechelen’s verdienstelijke medeburger, nu echter geen feestelijke galm maar een rouwend gebrom terwijl de lange lijkstoet zich in de richting van de de kathedraal bewoog voor de begrafenisplechtigheid. De kerk was gevuld met kerkelijke en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders en ontelbare sympathisanten die allemaal nog een laatste eer wilden bewijzen aan Van Nuffel die er door zijn composities en zijn enthousiaste leiding van het Sint-Romboutskoor in geslaagd was om Mechelen tot een belangrijk centrum van en voor liturgische muziek te laten uitgroeien.

 

Dat Jules Van Nuffel meer was dan zo maar een naam mag nu wel duidelijk zijn. Toch blijft er op historiografisch vlak vooralsnog een zekere leemte bestaan. Het aantal werken dat over Van Nuffel verscheen is erg beperkt. Bovendien dateren de meeste van deze werken van midden de jaren ’60, waardoor heel wat recentelijk vrijgegeven bronnenmateriaal er niet in werd opgenomen.

Er is dus nog heel wat te ontdekken voor de historicus, musicoloog of gewoon geïnteresseerde leek. De figuur Jules Van Nuffel is immers zo veelzijdig dat we hem oneer zouden aandoen door hem in slechts honderd pagina’s proberen te vatten en voor te stellen. Elk hier aangehaald aspect of voorgestelde figuur biedt voldoende stof om een licentiaatsverhandeling op zich aan te wijden. Het einde van de etappe is wat ons betreft dan wel in zicht, de reis op zich is nog lang niet ten einde.

 

Download scriptie (695.77 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2006
Thema('s)