Mogelijke maatregelen om de CO2-uitstoot in het internationaal transport (lucht- en scheepvaart) te reguleren.

Yavuz
Bayrak

 

Met deze eindverhandeling bespreekt men de situatie van de internationale vervoerssectoren aangaande het globale klimaatbeleid. De laatste jaren stelt men zich meer en meer de vraag over de uitstoot door internationaal opererende transportmodi terwijl tot vandaag de nadruk in het milieubeleid vooral lag op het transport langs de weg, het spoor en de binnenvaart. Het International Civil Aviation Organization (ICAO) en het International Maritime Organization (IMO) zijn de uitstoot in de internationale luchtvaart respectievelijk de internationale scheepvaart aan het bekijken. Tot op heden hebben deze twee instanties echter nog niets concreets uitgewerkt omwille van de vele, soms tegenstrijdige, aspecten van mogelijke maatregelen.

 

In het inleidende hoofdstuk van het eindwerk probeert men een schets te maken van de situatie vooraf. Men vertrekt hier van de conferentie georganiseerd door de Verenigde Naties in Rio de Janeiro in het jaar 1992 waar men voor het eerst algemene bepalingen heeft vastgelegd in een Klimaatverdrag. Het Internationaal Klimaatverdrag is een raamwerkverdrag met weinig concrete afspraken waarvan het doel de stabilisatie van concentraties aan broeikasgassen in de atmosfeer is. Dit met het oog op het vermijden van een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaatsysteem. Het Klimaatverdrag werd door 186 landen ondertekend, inclusief de Verenigde Staten en Australië.

 

De conferentie in Rio de Janeiro werd gevolg door een Intergouvernementeel Panel in 1995 dat leidde tot het Verdrag van Kyoto. In dit Kyoto-protocol werden er meer concrete verplichtingen opgenomen betreft een globale milieupolitiek. Men is in het protocol een beperking van de uitstoot van broeikasgassen met gemiddeld 5% overeengekomen en dit tegen het jaar 2012. Deze beperking van de uitstoot geldt kijkend naar het niveau van de uitstoot in 1990. Men kan hierbij vermelden dat op één na alle belangrijke ontwikkelde landen het protocol hebben ondertekend en bekrachtigd. Wel is het zo dat men in verschillende staten van de VS maatregelen heeft getroffen om de uitstoot te beperken alhoewel de federale overheid het protocol niet erkend heeft.

 

Met het onderzoek probeert men mogelijke oplossingen aan te reiken aan diegenen die iets willen doen aan het probleem, en dit in het bijzonder in de internationale vervoerssectoren. Deze sectoren samen hebben een groot aandeel in de globale uitstoot van broeikasgassen die van menselijke oorsprong is. Hun totale aandeel bedraagt ongeveer 5% maar het grote gevaar rust in het feit dat beide sectoren een grote groei kennen. Het aandeel zal in de toekomst dus groter worden indien er geen concrete maatregelen komen.

 

In het kader van deze problematiek heeft men dan ook de voorgestelde maatregelen stuk voor stuk bekeken. Voor men de verschillende maatregelen van nader onderzocht, heeft men naar de karakteristieken van elke sector gekeken om te bepalen of men beide sectoren al dan niet samen kon bespreken in het zoeken van mogelijke oplossingen. Men kon vaststellen dat naast het bestaan van enkele belangrijke verschillen tussen beide sectoren, het wijden van een apart hoofdstuk aan iedere sector een duidelijker beeld zou geven aan de lezer.

 

Uit het onderzoek is gebleken dat een efficiënte manier om rekening te houden met de uitstoot van broeikasgassen best gebeurt via het systeem van de emissierechten. Dit voor het zetten van druk tot actie bij de stakeholders, een vlotte werking van het systeem in zijn geheel en het bereiken van de doelstelling tegen een optimale kostprijs. Het zou in ieders belang zijn als een dergelijk systeem wereldwijd ingevoerd zou worden. Dit zou dan kunnen gebeuren onder het gezag van de Internationale Organisatie voor de Civiele Luchtvaart (ICAO) of de Internationale Organisatie voor de Scheepvaart (IMO) voor de internationale luchtvaart respectievelijk de internationale scheepvaart.

Download scriptie (747.85 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Hasselt
Thesis jaar
2008