Modeontwerpers en financiering: een moeilijk huwelijk? De financieringsproblematiek voor Vlaamse starters blootgelegd

Tahnee
Claeys

MODEONTWERPERS EN FINANCIERING: EEN MOEILIJK HUWELIJK?

De financieringsproblematiek voor Vlaamse starters blootgelegd

No money no fashion?

“Modeontwerper zijn betekent niet alleen ontwerpen.” (Katrien Van Hecke, 2012)

Je bent jong en je wil wat. Toch? Een eigen label opstarten bijvoorbeeld. Voor startende modeontwerpers is het een droom om ooit op het internationale toneel te verschijnen en het succes te evenaren van een Walter Van Beirendonck, een Dries Van Noten, een Olivier Theyskens, en noem maar op. Talent? Dat hebben de jonge modeontwerpers op de schoolbanken reeds bewezen. Ideeën? Die hebben ze in overvloed! Jammer genoeg is creativiteit alleen onvoldoende. Voor startende modeontwerpers is één van de grootste uitdagingen het bekomen van voldoende financiële steun.

 “In de modesector wordt alles teruggebracht naar de keiharde wetten van het kapitalisme: ook al is er een overvloed aan creativiteit aanwezig, geld en commercieel denken zijn onontbeerlijk.” (Bob Van Opstal, 2011) Een jonge ontwerper barst van de creativiteit en innovatieve ideeën. Men is klaar om de arbeidsmarkt te betreden en mee dromen te verkopen. Een doorgedreven ambitie en een onuitputtelijke passie voor mode zijn echter niet voldoende om als volwaardig label toe te treden tot de harde wereld van de high fashion. Om tot een succesvol recept te komen zijn er nog talrijke andere ingrediënten vereist, met name geld, managementvaardigheden, organisatorische capaciteiten en een goed team. Maar waarom blijkt het vandaag de dag zo moeilijk voor jonge ontwerpers om zich te profileren? Zijn creativiteit en economie dan inderdaad zo onverzoenbaar, als incompatibele partners, een huwelijk gedoemd om te mislukken? De scriptie buigt zich over deze vraagstelling en werpt een blik achter de schermen op het financieringsvraagstuk voor Vlaamse starters.

Om hierop een gefundeerd antwoord te bieden is het nodig om het financieringsvraagstuk uiteen te trekken in vraag- en aanbodzijde.  Ook inzicht  verkrijgen in hoe de creatieve waardeketen eruit ziet en wat de typische kostenstructuur van een startende ontwerper is zijn belangrijke componenten. Daarnaast moet ook de vraag gesteld worden of starters voldoende toegang hebben tot kapitaal en welke oplossingen bedacht kunnen worden om de financieringsproblematiek voor starters te vereenvoudigen. Een hele boterham dus. Voor de eerste maal in de literatuur omtrent professionalisering van KMO’s in de creatieve industrieën worden bovenstaande thema’s voor Vlaanderen samen onderzocht en gebundeld tot één geheel. Vanuit een nieuwe en frissere invalshoek wordt de focus verlegd van de ‘WAT-vraag’ naar de ‘HOE-‘ en de ‘WAAROM-vraag’.

Aan de kant van de vraagzijde situeren de problemen zich voornamelijk bij de dominante logica van modeontwerpers: mode en design zijn creatieve en symbolische aangelegenheden waar de nadruk te hard op emoties ligt dan wel op het rationele. Een zelfstandige ontwerper staat niet enkel in voor het design van zijn/haar collectie, maar moet tegelijkertijd de eigen zaak leiden. Ontwerpers zijn echter vaak niet ‘business minded’ ingesteld noch beschikken ze over de nodige managementvaardigheden en economische achtergrond om een goed businessplan te schrijven. Dit aanzienlijk gebrek aan professionalisering en ondernemerszin vormt op zijn beurt een indirecte barrière voor het bekomen van startkapitaal. Daarnaast staan ontwerpers zeer weigerachtig tegenover aandeelhouders in de Raad van Bestuur of eender welke andere vorm van samenwerking met externe partijen. Ze willen namelijk niet beperkt worden in hun vrijheid of creativiteit.

Een ander belangrijk element dat aan de vraagzijde een rol speelt is de alombekende ‘tweeseizoenencyclus’ van zomer en winter. Ieder jaar zijn ontwerpers volop in de weer met de uitwerking van een zomer- én een wintercollectie, al dan niet voor mannen en/of vrouwen. Vanuit het standpunt van de ontwerper zorgt dit systeem van twee seizoenen voor een grote tijdskloof tussen enerzijds de ontwerpfase waar aanzienlijke kosten en investeringen gemaakt worden en anderzijds de verkoopfase waarin opbrengsten geïnd kunnen worden. Deze tijdskloof kan variëren van zes maanden tot zelfs één jaar, wat een hoge mate van prefinanciering vereist.

Aan de aanbodzijde hebben de problemen dan weer voornamelijk te maken met een gebrekkig aanbod dat onvoldoende formules bevat die aangepast zijn aan de specifieke noden en behoeften van ontwerpers. Vaak heeft een starter nog niet voldoende eigen financiële middelen om de opstart volledig te (pre)financieren, wat betekent dat men zich moet wenden tot externe partijen. Deze externe partijen kunnen gaan van familie en vrienden, tot financiële instellingen als banken, overheidsinitiatieven en syndicaten van venture capitalists. In ruil voor hun financiële steun, eisen deze partijen echter strenge voorwaarden als hoge rentevoeten, kortere terugbetalingstermijnen, gedetailleerde businessplannen met sterke lange termijnvisies, een deel van het bedrijf onder de vorm van aandelen, voldoende zekerheden en waarborgen. Dit zijn echter vereisten waar jonge starters het zeer moeilijk mee hebben om aan te voldoen.

Daarnaast wordt er onvoldoende over de verschillende mogelijkheden gecommuniceerd waardoor jonge ontwerpers vaak niet op de hoogte zijn van het beschikbare aanbod en zo kansen en opportuniteiten mislopen.

Conclusie? Als we bovenstaande vaststellingen samen leggen kunnen we een duidelijke kloof tussen vraag en aanbod waarnemen. Dit gebrek aan evenwicht draagt bij tot de complexiteit van het financieringsvraagstuk. Het schept de nood om op zoek te gaan naar creatieve oplossingen die de balans kunnen herstellen.

Algemeen kunnen we besluiten dat het financieringsvraagstuk voor startende modeontwerpers een zeer complex gegeven is. Naar de toekomst toe vereist het de nodige aandacht indien Vlaanderen op lange termijn haar modetroef wenst te behouden. Dit wordt nogmaals bevestigd daar recentelijk meerdere gevestigde waarden die Vlaanderen mee op de internationale ‘modekaart’ hebben gezet de boeken hebben moeten neerleggen. Met de kennis die in deze thesis werd opgedaan werd getracht om een basis te leggen voor verder onderzoek in het domein van creatieve oplossingen voor de financieringsproblematiek. Dus: startende modeontwerpers en financiering: een moeilijk huwelijk? Jazeker! Gedoemd om te mislukken? Niet zozeer. Maar er is vanuit de sector nog serieus wat werk aan de winkel.

Download scriptie (2.51 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2012