Metafoor voor metafoor

Linda
Lenssen

METAFOOR VOOR METAFOOR
LINDA LENSSEN

het landschap is ons meest vertrouwde zicht / het is letterlijk daar aanwezig wanneer we naar buiten kijken / het landschap is het meest verre dat ons omringt / er is niets verder van ons verwijderd dat we kunnen zien en waarop we tegelijkertijd staan kunnen / het is nabij en veraf / eigenlijk is dat vreemd


In het essay 'Metafoor voor metafoor' wordt het landschap ingezet als metafoor voor hetgeen zich in de geest afspeelt. Het landschap is ons vertrouwd uitzicht op de ruimte waarin we ons geplaatst weten. De omgeving heeft het karakter van onopvallende vertrouwdheid. We zijn gehecht aan het landschap en stellen er eigenlijk niet zoveel vragen bij. We zijn gewend aan het zicht op de ons omringende werkelijkheid. We hebben vertrouwen in zijn aanwezigheid. Hetgeen waar we zicht op hebben, is tevens de grond onder onze voeten. De grond waarop we staan is direct aanwezig. De horizon als grens tussen het zichtbare en onzichtbare is voortdurend op afstand gelegen. Grond en horizon zijn beide gelijktijdig aanwezig. Overal en op elk moment. De nabijheid van de grond en de afstand van het uiterste zicht betreffen geen tegenstelling. Het zijn twee begrippen waarmee we twee verschillende aspecten van hetzelfde fenomeen duiden.


Ons zicht wordt bepaald door hetgeen zichtbaar is binnen onze horizon. We kunnen niet ontkomen aan het eigen perspectief, de individuele positionering die we innemen. Voortdurend zijn we beperkt in ons zicht. De werkelijkheid die ons omringt en waarin we ons bevinden, verandert voortdurend van aanschijn omdat er zich altijd een ander perspectief aandient. Door het perspectief dat we innemen kunnen we de wereld om ons heen enkel bekijken in het licht van onze eigen subjectiviteit. De werkelijkheid an sich – de werkelijkheid zoals die op zichzelf is – ligt buiten ons kenvermogen. Deze is onbereikbaar omdat ze niet in de onmiddellijke realiteit verschijnt. We kennen enkel de gemedieerde werkelijkheid omdat een absoluut perspectief onmogelijk is. Alle observaties en oordelen zijn immers door de mens bemiddeld. Door zijn eigen subjectiviteit is er altijd sprake van een afstand waardoor hij niet in staat is om op een zuivere manier de werkelijkheid te zien. We moeten iets aannemen om iets te kunnen zien. Daardoor zien we wat we aannemen.

Het zicht op¨eindigheid neemt het idee van oneindigheid niet weg. We zijn in staat te veronderstellen dat er zoiets als oneindigheid bestaat, ook al is dat een abstract concept waaraan we niet geraken kunnen. Oneindigheid bestaat niet, maar is daardoor niet minder denkbaar.

Download scriptie (286.41 KB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2012