Le conditionnel épistémique dans les textes juridiques du XIVe siècle

Lien
Baeyens

 

De eigenaardige voorouder van de Franse conditionnel épistémique

Taal is het kloppend hart van onze samenleving, ze staat ons toe om buiten ons zelf te stijgen en contact te leggen met anderen. En aangezien onze wereld niet stilstaat, is taal voortdurend en ongemerkt in evolutie. Uitvindingen, nieuwe perspectieven en ervaringen vragen om nieuwe woordenschat en structuren. De taal van gisteren is dan ook niet de taal van vandaag, en dit doet zich merken op verschillende niveaus.

Zowat elke taal bevat woorden en structuren die sprekers toestaan een boodschap op een zachtere manier over te brengen. Zo verliezen in het Frans heel wat boodschappen hun scherpere kant door het gebruik van de conditionnel. Afhankelijk van het juiste effect wordt deze conditionnel door linguïsten in verschillende categorieën onderverdeeld. Een specifiek gebruik komt men bijvoorbeeld regelmatig tegen in kranten, en meer bepaald in zinnen zoals “Il y aurait 8 morts”. De meeste taalkundigen gaan ervan uit dat dit gebruik, de “conditionnel journalistique” of de “conditionnel épistémique” genoemd, erop wijst dat de spreker zijn informatie ontleent aan een andere bron, niet zeker is van deze informatie en de verantwoordelijkheid hiervoor dan ook verwerpt. Opmerkelijk is dan de vaststelling dat de vroegste voorbeelden van deze conditionnel zijn teruggevonden in middeleeuwse juridische teksten. Als men denkt aan juridische teksten, dan verwacht men toch een relaas van gebeurtenissen waarvan de spreker zeker is en waarvan hij de verantwoordelijkheid opneemt? Staat een dergelijke context dan niet in contrast met de semantische waarde van de conditionnel épistémique?

Hoe merkwaardig dit aspect uit de geschiedenis van de conditionnel ook mag zijn, onderzoek hiernaar bleef tot nu toe uit. Mijn masterproef had bijgevolg als doel om een eerste – zij het nog onvolledige – schets te geven van “le conditionnel épistémique dans les anciens textes juridiques”. Hierbij voegde zich nog een andere ambitie : de oudste voorbeelden van dit gebruik, geciteerd door Damourette & Pichon, zijn afkomstig uit arresten uitgevaardigd in 1541 door het Parlement van Parijs. Twee jaar voordien echter had de Ordonnance de Villers-Cotterêts het Frans reeds uitgeroepen tot de officiële rechtstaal. Zou het dan niet mogelijk zijn de datering van de conditionnel épistémique te vervroegen?

 

Dit dubbel doel nam me mee in een reis doorheen de tijd. Niet alleen de verschillende gerechtelijke instanties werden onder de loep genomen, ook de historische context van de Ordonnance de Villers-Cotterêts werd van naderbij bestudeerd. Hieruit bleek dat het Frans reeds in de 14e eeuw (gedeeltelijk) zijn bestaansrecht als rechtstaal had verworven. 

Een corpusonderzoek lonkte bijgevolg meer dan ooit. Na het uitpluizen van verschillende juridische registers behield ik meer dan tweeduizend middeleeuwse conditionnels, waarvan slechts vier voorbeelden bleken te zijn van de conditionnel épistémique. Deze voorbeelden waren afkomstig uit twee verschillende aktes uit Chartes et documents de l’abbaye de Saint-Magloire, gedateerd van 1364 en 1389, heel wat vroeger dan 1541. Een verder onderzoek toonde echter aan dat het in feite om kopieën uit het begin van de 16e eeuw gaat. Hoewel de exacte datering van de gevonden voorbeelden hierdoor onzeker blijft – werd de conditionnel reeds in de oorspronkelijke tekst gebruikt? –, staat het wel vast dat minstens twee hiervan ouder zijn dan de oudste conditionnels épistémiques ooit geciteerd : één kopie dateert namelijk van 1518.

Vier voorbeelden, meer had ik niet gevonden. En dat maakte een studie van de conditionnel épistémique in juridische teksten moeilijk of zelfs onmogelijk. De conditionnels geciteerd door Damourette & Pichon stonden toe om het aantal voorbeelden te verdubbelen, maar wat kan je besluiten op basis van acht vormen? De bron van Damourette & Pichon, “Les compagnons de Roberval”, een artikel over dwangarbeiders geschreven door Robert Marichal, bood toen de nodige aanvulling. In dit artikel, en vooral in de “pièces justificatives”, vond ik nog zevenendertig andere conditionnels épistémiques, waarvan vier dateren uit 1540 en dus ook, al is het maar minimaal, voorafgaan aan de oudste voorbeelden tot dan toe geciteerd.

Mijn corpus was met andere woorden een feit en de datering van de conditionnel épistémique was met meer dan twintig jaar verlegd. Maar hoe zat het nu juist met de waarde van deze conditionnel in middeleeuwse juridische teksten? Wie maakte gebruik van deze werkwoordsvorm en wanneer? Moest het gaan om een advocaat die ideeën hernam waarvan hij niet zeker was of die hij wenste te verwerpen, dan zou er een duidelijk verband bestaan met de hedendaagse conditionnel épistémique. De realiteit bleek echter complexer te zijn : in het grote merendeel van de gevallen werd de conditionnel épistémique aangewend door een notaris die schreef in de naam van de rechter en de informatie die werd doorgegeven betrof juridische besluiten of (taal)handelingen ondernomen door een betrokken rechter of partij. De conditionnel épistémique werd met andere woorden gebruikt om te communiceren over feiten, feiten waarvan de spreker redelijk zeker was (gezien een aantal verwijzingen naar de nodige schriftelijke bewijsstukken). Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de werkwoordsvorm werd aangewend om onzekerheid uit te drukken of om de verantwoordelijkheid voor de meegedeelde informatie te verwerpen. Het lijkt juist dat de vroegere conditionnel épistémique maar één semantisch kenmerk deelt met zijn moderne variant : de indicatie van het ontleende karakter van de informatie. Deze conclusie werpt een nieuw licht op de heersende discussie over de fundamentele waarde van de conditionnel épistémique : als de andere semantische kenmerken zich pas in de loop der jaren hebben toegevoegd, betekent dit dan niet dat ze ook van secundair belang zijn?

En dan is er nog de vaststelling dat de conditionnel épistémique passé in de juridische teksten afwisselt met de plus-que-parfait en niet met de passé composé, zoals dat vandaag de dag het geval is. Hoe is de tijdsindicatie van de conditionnel veranderd en hangt dit samen met een verschuiving in de betekenis? In mijn masterproef heb ik niet alleen een schets willen geven van de conditionnel épistémique in oude juridische teksten, maar ook een aanzet tot een verdere studie van deze eigenaardige voorouder. Want al is de taal van gisteren niet de taal van vandaag, ze kan er ons veel over leren.

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2012