Investeren in kunstobjecten: een onderzoek naar vraag -en aanbodsgedrag met een bijzondere aandacht voor de prijsindexering.

Babila
Poma

Een  tango van aantrekking en afwijzing: hebben schilderkunst en economie een relatie?

 

Kunst kent geen eenduidige definitie, vermits de invulling van het begrip afhankelijk is van persoon tot persoon. Kunst verandert enerzijds naargelang de emotie of boodschap die de kunstenaar wil weergeven en anderzijds naargelang de maatschappij waarin men leeft. De perceptie van de waarde wordt bepaald door een intrinsieke en door een extrinsieke waarde, die samen alle mogelijke meer– of minderwaarden van politieke, religieuze, sociale, esthetische,… aard omvatten. Hieruit kan afgeleid worden dat éénieder een verschillende waarde aan een kunstwerk toekent. Zulks belet niet dat er bepaalde tendensen in de kunstwereld kunnen vastgesteld worden met behulp van een prijsindex.

 

Alvorens de prijsindex te analyseren, moet het gedrag van de spelers op de vraag- en aanbodzijde onder de loep genomen worden, vermits zij de prijsvorming beïnvloeden.

 

Zo bestaat de vraagzijde uit de individuele kunstverzamelaars, de overheid en de bedrijven en in het bijzonder uit de banken.

Zoals we allemaal wel weten is de kunstwereld een fascinerende wereld met veel schoonheid en provocatie. Maar wat misschien niet altijd even duidelijk is, is dat kunst bijdraagt tot een beter algemeen welzijn.

Uit verschillende interviews met Belgische banken en uit de talrijke boeken, artikelen en studies, die geschreven werden over dit onderwerp, blijkt dat kunst een meerwaarde creëert voor zowel de bedrijven, individuen, kunstenaars als voor de gemeenschap zelf.

De kleuren en de boodschappen die kunst weerspiegelt, roepen tal van emoties en reacties op. Deze zijn direct en indirect verantwoordelijk voor veranderingen in de economische en sociale structurering van de maatschappij. Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld kunst in haar bedrijfscultuur tracht te integreren, dan zal dit niet enkel een positieve invloed hebben op haar personeelsleden, maar ook op ongeveer haar hele nabije omgeving. Deze positieve sfeer verhoogt de productiviteit van de onderneming en maakt van de omgeving een ‘place to be’, waardoor er nieuwe geschoolde mensen daarheen worden aangetrokken. Dit komt dan weer het bedrijf ten goede. Dit fenomeen ziet men vaak in en rond grote steden, waar er een hoge economische activiteitsgraad is en waar er een actief cultureel leven, met vele cinema’s, theaters, concertgebouwen en musea, aanwezig is. Een bedrijf investeert dus in kunst door enerzijds kunstwerken aan te kopen om op die manier haar bedrijfsimago en dus externe communicatie op te krikken, om haar bedrijfscultuur een bepaalde richting te geven, om van de esthetische schoonheid te genieten en om eventuele financiële voordelen te verkrijgen. Anderzijds kan ze aan bedrijfssponsoring doen, wat voordelen meebrengt zowel voor het bedrijf zelf als voor de artistieke instelling.

 

Nu het duidelijk is dat kunst bijdraagt tot het algemeen welzijn, is het ook logisch dat de overheid de taak heeft om het culturele gebeuren te steunen. Aan de hand van allerlei subsidies, cultuurbonnen, ondersteuning van het kunstonderwijs en de oprichting van helpdesks tracht de overheid de kunstwereld meer toegankelijk te maken voor een breder publiek. Bovendien tracht ze het culturele erfgoed te beschermen, de toeristische sector op deze manier te doen opleven en de ontwikkeling mogelijk te maken van kunstenaars waar de natie trots op mag zijn. Zo zal de overheid het zich nog niet beklaagd hebben dat ze destijds de – controversiële – Jan Fabre subsidies verleend heeft. Deze kunstenaar heeft nu immers wereldfaam en zelfs de koninklijke familie heeft hem het plafond van een van de kamers van het koninklijke paleis laten bewerken.

 

Sommige kunstverzamelaars hebben in het aankopen van een kunstwerk een nieuw heil gezien. Prijsindexen maken duidelijk dat verschillende kunstwerken over de jaren heen enorm in prijs gestegen zijn. Dit inspireerde sommige onder hen om kunst aan te kopen en deze daarna opnieuw te verkopen, om zo van een hopelijk enorme winst te genieten. Op het ontstaan van dit nieuwe fenomeen speelden banken in door het creëren van kunstfondsen. Deze hebben als voordeel dat de transactiekosten gedrukt kunnen worden en dat er een grotere liquiditeit en diversifiëring van de kunstportefeuille ontstaat, maar men heeft echter geen genot van het bezit van het kunstwerk. Vele kunstliefhebbers verachten echter deze manier van kunst verzamelen. Zij bevinden zich vaak op de bovenste trede van de piramide van Maslow en ze verzamelen dus kunst om zich te kunnen onderscheiden van de massa. Het interesseert hen vaak niet meer geld bij te verdienen door het speculeren op kunst. Zij verzamelen uit passie, om een zekere status te verwerven of om intellectuele voldoening te verkrijgen.

 

Tot de actoren op de aanbodszijde, die hieronder kort besproken worden, behoort in de eerste plaats de kunstenaar zelf. Hij wordt hierin echter wel bijgestaan door galerieën, veilinghuizen en enkele particulieren. Wanneer men in 2001 in Nederland een studie deed naar het profiel en de inkomensverdeling van de Nederlandse beeldende kunstenaars, kwam men tot de conclusie dat nog geen tien percent genoeg verdiende uit zijn hoofdactiviteit, zijnde het maken van schilderijen, om te overleven. Het grootste deel van de kunstenaars zijn afhankelijk van de financiële steun van hun familie, partner, vrienden of overheid. Bovendien zijn de meeste artiesten verplicht om nog een parttime of fulltime job te nemen om zo rond te komen.

Met de galerieën en veilinghuizen is het financieel beter gesteld, niettegenstaande ze onderling wel regelmatig discussiëren. De vraag is of zij de kunstmarkt niet te veel beïnvloeden. Galerieën kunnen soms de reputatie van een kunstenaar doen staan of vallen. Zij kunnen dus in beperkte mate bepalen welke artiest bekendheid verwerft en welke niet. Het probleem rond de veilinghuizen ligt anders. Zij verkrijgen hun inkomen uit een commissie die een percentage vormt van de verkoopprijs. Dus wanneer zij de verkoopprijs in de hoogte kunnen jagen, krijgen ze hoge inkomsten. Dit zou misschien een motivatie van de veilinghuizen kunnen geweest zijn om een verandering van cliënteel te bewerkstelligen, waardoor zij de reserveprijs konden beïnvloeden en dus onrechtstreeks ook de verkoopprijs. Er moet dus over gewaakt worden dat de veilinghuizen en de galerieën de markt niet te veel manipuleren. Men kan de manipulatie proberen te beperken door het verwerven van genoeg kennis van de kunstmarkt, waardoor men zich niet zo snel laat beïnvloeden.

 

Het gevaar dat de kunstmarkt beïnvloed wordt, kan ook komen uit de hoek van de economische wereld. We hebben reeds besproken dat bedrijven vaak kunst in hun bedrijfscultuur integreren en dat dit positieve gevolgen heeft voor het algemeen welzijn. Ook kan er vastgesteld worden dat er een omgekeerde integratie plaatsvindt, zijnde die van de economie in de kunstwereld.

Het is duidelijk dat deze twee begrippen met elkaar samenhangen. Een zekere mate van integratie brengt positieve effecten teweeg, maar een te diepe integratie kan dan weer schadelijk zijn voor zowel de kunstmarkt als voor het bedrijf. Wanneer de kunst in een bedrijf de overhand neemt, zal het bedrijf niet meer goed kunnen functioneren door het gebrek aan een rationele winstmaximaliserende visie. Wanneer de economie de overhand neemt op de kunst, dan zal de kunst geen creatief, innovatief en revolterend karakter hebben, waardoor de belangrijkste aspecten van de kunst zullen wegvallen, zijnde de emotie en het irrationele. Men kan dus besluiten dat een zekere mate van integratie onvermijdelijk is en gestimuleerd moet worden, maar zolang dit maar met mate gebeurt.

 

Het wordt dus duidelijk dat de spelers op de kunstmarkt afwijken van het rationele gedrag dat de spelers op een economische markt vertonen. Er zijn verschillende andere factoren van emotionele en filosofische aard die hier de oorzaak van zijn. Er moet dus opgelet worden dat wanneer men de kunstmarkt wil analyseren op een economische wijze, men dan rekening houdt met deze onregelmatigheden.

 

Download scriptie (923.27 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2005