Individuele aanpak pensverzuring: precisievoeding voor gezondere melkkoeien

Bea
Nivelle

Pensverzuring is een wijdverspreid probleem in de hedendaagse melkveehouderij: wetenschappers beweren dat quasi alle hoogproductieve melkkoeien ermee in aanraking komen. Dit is niet alleen nefast voor de melkproductie, maar ook voor het welzijn van de koeien en de portemonnee van de veehouder. Vooral in deze moeilijke tijden met lage melkprijzen, kan de boer dit soort verliesposten missen als kiespijn. Tegenwoordig wordt preventie op groepsniveau aangepakt, maar niet alle koeien hebben daar evenveel baat bij.

Het proefbedrijf PVL

Pensverzuring?

Herkauwers kunnen moeilijk verteerbaar plantaardig materiaal verteren met behulp van miljoenen micro-organismen die zich in de pens bevinden. De pensmicro-organismen breken het voer daar af tot vluchtige vetzuren. Pensverzuring is een spijsverteringsstoornis die ontstaat door een verstoring van het evenwicht tussen microbiële productie, microbieel verbruik en afvoer van die vluchtige vetzuren. De pH-daling en dus verzuring van de pens die uit deze onbalans volgt, verstoort het pensecosysteem. Dit heeft een impact op de penswerking, vezelvertering, gezondheid en melkproductie van de koe.

Bij het kauwen produceert de koe speeksel dat buffers bevat, onder meer natriumbicarbonaat. Hoe meer de koe (her)kauwt, hoe meer buffer er in de pens terechtkomt en hoe minder snel de pens verzuurt. Het probleem van pensverzuring stelt zich doordat de koe op krachtvoer, in tegenstelling tot vezelrijke voeders, weinig kauwt. Bijgevolg komt er minder buffer in de pens terecht, terwijl de micro-organismen net sneller vluchtige vetzuren produceren uit krachtvoer. Krachtvoer is immers snel fermenteerbaar.

Symptomen en risicofactoren

Pensverzuring kan zowel acuut (plots, hevig ziek) als subacuut (eerder sluimerend) voorkomen. Vooral subacute pensverzuring (subacute ruminal acidosis, SARA) is een groot probleem in de melkveehouderij. SARA ontstaat als gevolg van een tekort aan vezels, een overmaat aan krachtvoer, of een te snelle rantsoenwijziging. Vooral kort na afkalven en op het moment dat de koe haar melkproductiepiek bereikt is de koe gevoeliger voor SARA.

Diagnose van SARA is niet eenvoudig en gebeurt veelal op kuddeniveau door gebrek aan duidelijke symptomen bij individuele dieren. Algemeen zijn dieren met SARA mager en vertonen ze een verlaagde melkproductie en een lager melkvetgehalte. Hun voeropname is lager en onregelmatiger en de vezelvertering verloopt minder goed, waardoor diarree kan optreden. Ook klauwbevangenheid, pensontsteking en leverabcessen kunnen voorkomen. Vaak is de aandoening al enkele weken aanwezig wanneer deze secundaire symptomen de kop opsteken.

Preventie

SARA kan voorkomen worden door een goed rantsoenbeheer. Daarnaast kan de veehouder preventief buffers aan het rantsoen toevoegen, zodat de pens beter wordt gebufferd. Meestal wordt voor natriumbicarbonaat gekozen. Het bicarbonaatpoeder wordt vermengd met het ruwvoer. Het nadeel hiervan is dat alle koeien evenveel extra buffer krijgen, terwijl niet alle koeien dezelfde behoeften hebben. De behoefte aan natriumbicarbonaat is onder meer afhankelijk van het productiestadium en individuele factoren: sommige koeien hebben meer, minder of zelfs geen natriumbicarbonaat nodig. Het is dus zowel gezondheidstechnisch als financieel inefficiënt om alle dieren dezelfde portie natriumbicarbonaat toe te dienen.

Individueel sturen

In een poging om dit probleem te omzeilen, sloegen Dier&Welzijn, Orffa en het PVL de handen in elkaar. Er werd uitgegaan van de mogelijkheid om koeien individueel krachtvoer aan te bieden. Dit gebeurt reeds op tal van bedrijven in krachtvoerautomaten of in de melkrobot. De veehouder kan via het managementprogramma instellen hoeveel krachtvoer een bepaalde koe mag krijgen en de robot verdeelt die portie doorheen de dag. Natriumbicarbonaat kan echter niet onbewerkt worden aangeboden met de meeste doseersystemen aangezien het poedervormig is (risico brugvorming in opslagsilo) en onvermengd een onaangename smaak heeft.

Het resultaat van de samenwerking is de natriumbicarbonaatkorrel. Deze korrel bestaat uit natriumbicarbonaat (250 g/kg) en het standaardkrachtvoer op het proefbedrijf. Verder werd er een smaakstof aan de korrel toegevoegd om de minder aangename smaak van het natriumbicarbonaat te verdoezelen. Dankzij de korrel kan natriumbicarbonaat individueel in de robot of de krachtvoerautomaat worden gedoseerd.

ProefBeelden van de voeropname

De korrel werd uitgetest tijdens een elf weken durende proef met 46 dieren. De ene helft, de bicarbonaatgroep, kreeg zes weken lang dagelijks 1,00 kg bicarbonaatkorrel bij het krachtvoer aangeboden, de andere helft niet. Dit was de controlegroep. Op de bicarbonaattoediening na, was het rantsoen van de controledieren gelijk aan dat van de bicarbonaatdieren. Van alle dieren werden de melkproductieresultaten, lichaamsconditie en videobeelden van de voeropname geregistreerd. Bijkomend werden van 20 dieren (10 behandeld, 10 controle) viermaal meststalen genomen. Deze dieren werden ook driemaal gewogen. Van deze 20 dieren werden er 12 (6 behandeld, 6 controle) geselecteerd waarvan de pens-pH elke 10 minuten door middel van een bolus werd geregistreerd.

Resultaten

De pens-pH (Figuur 1) nam tijdens de periode van bicarbonaatsupplementatie toe bij de bicarbonaatkoeien, maar de melkproductie (Figuur 2) nam af. Bij de controlekoeien gebeurde in dezelfde periode net het omgekeerde: de pens-pH daalde en de productie nam lichtjes toe. Uit de videobeelden bleek dat de bicarbonaatkoeien het voer dat in de robot werd aangeboden minder goed opnamen. Eerdere smaaktesten hadden nochtans positieve resultaten opgeleverd. Achteraf bleek de korrel die in de proef werd gebruikt per kg slechts 0,02 g smaakstof te bevatten in plaats van de voorziene 1,00 g. De resten krachtvoer die de bicarbonaatkoeien achterlieten, werden door andere koeien opgenomen: deels koeien die niet aan het onderzoek deelnamen, maar ook deels koeien uit de controlegroep. Daardoor namen een aantal controlekoeien onbedoeld natriumbicarbonaatkorrel en extra krachtvoer op. Zij hadden minder last van de onaangename smaak doordat hun eigen portie smakelijk krachtvoer werd vermengd met de resten, zodat de minder aangename smaak van de bicarbonaatkorrel werd verdund.

Ondanks alles werd toch een verhoging van de pens-pH waargenomen bij de bicarbonaatkoeien. Er kan helaas niet met zekerheid worden aangetoond dat dit te wijten is aan de bicarbonaatkorrel, want de verminderde krachtvoeropname is hiervoor waarschijnlijk ook gedeeltelijk verantwoordelijk.

Conclusie

Naast effecten van natriumbicarbonaat-supplementatie werden in deze proef eveneens effecten van een verminderde krachtvoeropname waargenomen. Toch sluit de toename van de pens-pH bij de bicarbonaatdieren niet uit dat er eveneens een positieve invloed van de natriumbicarbonaatkorrel is opgetreden. Verder onderzoek kan voor opheldering zorgen. Daarnaast onderstreept deze proef het belang van smaakmaskering bij natriumbicarbonaatsupplementatie bij het krachtvoer.

Béke Nivelle

Download scriptie (1.62 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Bert Driessen, Sanne Van Beirendonck en Joni De Sutter
Thema('s)