Het taalbeleid in de Nederlandse media: Analyse van het huidige taalbeleid van de grootste Nederlandse kranten en een vergelijking met de Belgische dagbladen.

Belsack
Els

 

Het taalbeleid in de Nederlandse media: Analyse van het huidige taalbeleid van de

grootste Nederlandse kranten, en een vergelijking met de Belgische dagbladen.

 

Auteur: Els Belsack

Universiteit: Vrije Universiteit Brussel

Promotor: Prof. Dr. Wim Vandenbussche

Copromotor: Prof. Dr. Piet Van de Craen

Academiejaar: 2007-2008

 

Over het taalbeleid in de Nederlandstalige geschreven pers bestaan de dag van vandaag nauwelijks studies. Deze studie probeert die leemte gedeeltelijk op te vullen door het taalbeleid onder de loep te nemen van de grootste Nederlandse dagbladen: NRC Handelsblad, de Volkskrant, Het Parool, Algemeen Dagblad en De Telegraaf Verder vergelijkt de auteur deze bevindingen  met de resultaten van een eerder, gelijkaardig onderzoek (2007) naar het taalbeleid van de Vlaamse kranten De Standaard, De Tijd, De Morgen en Het Laatste Nieuws. Op basis van interviews met redactieleden brengt zij zo het taalbeleid in kaart aan de hand van zeven aspecten: de verantwoordelijken en hun functie, de normen, de inhoud van het beleid, taal en imago, de taal als levend fenomeen, het groen-witte spellingsconflict en de taal als opvoeder of spiegel.

De resultaten van het onderzoek blijken soms verrassend, soms bevestigen ze de verwachtingen, maar vaker nog is het erg moeilijk duidelijke lijnen te trekken langs de assen Vlaanderen vs. Nederland of populaire vs. kwaliteitskrant. Samengevat en vereenvoudigd kwam Belsack tot een aantal belangrijke conclusies. In de eerste plaats zijn het de Nederlandse en Vlaamse eindredacties die instaan voor correct taalgebruik. Enkel bij de Volkskrant (NL) heeft men nog een heuse ‘taalbewaker’. Bij de populaire kranten Het Laatste Nieuws (BE) en De Telegraaf (NL) is het beleid daarentegen veel pretentielozer.

Ten tweede is er sprake van een opsplitsing tussen enerzijds de Vlaamse en een deel van de Nederlandse kranten, die de groene spelling volgen, en anderzijds de zogenaamde ‘witte spellers’. Onder andere de Volkskrant (NL) en NRC Handelsblad (NL) behoren tot die laatste groep. Zij kiezen voor de alternatieve spelling omdat ze de groene spelling onlogisch, inconsequent en ‘te geleerd’ vinden. Geen van de Vlaamse kranten ziet die witte spelling echter overwaaien naar België, simpelweg omdat ze  niet officieel is. De Nederlandse kranten menen daarnaast nog een andere reden te ontwaren voor het conservatievere Vlaamse beleid: Vlaanderen voelt zich bedreigd door de Franse taal en cultuur en probeert zich daarom krampachtig aan haar eigen moedertaal vast te klampen. Gezien de huidige politieke toestand in België, blijkt deze stelling – althans volgens de auteur – wat achterhaald. Zowel de kranten uit het groene als die uit het witte ‘kamp’ hopen dat deze kloof in het Nederlandse medialandschap niet blijvend is, en dat de Taalunie bij de spellingshervorming van 2015 ook rekening houdt met de wensen van de witte spellers. Deze onhoudbare kloof, die vooral vanuit educatief standpunt nefast is, kan slechts gedicht worden door tot een groen-wit compromis te komen. Daarnaast is het ook opvallend dat men op alle Vlaamse kranten, naast de officiële naslagwerken zoals Van Dale en de Woordenlijst Nederlandse Taal, ook teruggrijpt naar het taalbeleid en de taaltips van Ruud Hendrickx, taaladviseur van de Vlaamse Radio- en Televisieomroep (VRT). In Nederland ontbreekt een soortgelijke, alternatieve autoriteit. Verder is het Stijlboekje, waarin allerlei taal- en stijlgerelateerde afspraken staan, in Nederland veel preciezer op schrift gesteld en uitgewerkt dan in Vlaanderen. Enkel het Stijlboek van De Standaard (BE) kan moeiteloos de concurrentie aangaan met de tegenhangers van de noorderburen.

Ten derde zijn alle kranten het er over eens dat toegankelijkheid, helderheid en correctheid de sleutelbegrippen van een goed taalbeleid zijn. Daarnaast verdienen ook het vermijden van dt-fouten, het ‘omzetten’ van anderstalige woorden en dialect naar de standaardtaal en het bepalen van de schrijfwijze van aardrijkskundige namen bijzondere aandacht. Verder merken ook een aantal Nederlandse kranten op dat de taal, waarschijnlijk net zoals onze maatschappij in het algemeen, steeds ruwer wordt. Terwijl het vroeger ondenkbaar was dat een woordje als ‘lul(lig) in de krant verscheen, laat men het nu al gauw staan. Opmerkelijk genoeg wordt er bij de Vlaamse kranten met geen woord gerept over die taalverruwing.

Vervolgens menen bijna alle Nederlandse en Vlaamse kranten dat correct taalgebruik van vitaal belang is om het imago van de krant hoog te houden. Enkel bij de lezers van Het Laatste Nieuws (BE) liggen de prioriteiten elders. Ook opmerkelijk is dat men in beide gebieden veel lezersbrieven krijgt als er foutjes in de krant sluipen, maar dat enkel de lezers van de Nederlandse kranten ook om die reden hun abonnement opzeggen.

Over Engelstalige woorden is men het op alle redacties unaniem eens dat ze zo weinig mogelijk thuishoren in de krant. Vooral in Nederland maakt men echter de bedenking of dit op lange termijn niet zinloos is, aangezien men als krant geen maatschappelijke tendensen kan tegenhouden. Veel Engels sijpelt na verloop van tijd toch door in onze moedertaal. Hetzelfde geldt voor jongerentaal: NRC Next (NL), De Telegraaf (NL) en De Morgen (BE) vinden dat er ruimte moet zijn voor dit taalgebruik, omdat een taal nu eenmaal leeft en veel van die woorden later ook opgenomen worden in de naslagwerken. De andere kranten zijn hier minder van overtuigd of stellen zich in ieder geval iets terughoudender op. Daarnaast gaan Nederlandse kranten op een andere manier met neologismen om: in het noorden durft men zonder schroom een voortrekkersrol op zich nemen, in Vlaanderen verkondigt men niet openlijk dat een krant een bron van taalvernieuwing kan zijn.

Over de stelling of een krant een voorbeeldfunctie of spiegelfunctie heeft, zijn de meningen erg verdeeld. Enkel NRC Handelsblad (NL) wil het taalgebruik van haar lezers reflecteren. Volgens De Standaard (BE), De Morgen (BE) en Het Parool (NL) is het net andersom, en moet een krant haar lezer correct taalgebruik aanleren. Algemeen Dagblad (NL) probeert beide functies zo goed mogelijk te verenigen, terwijl de overige Vlaamse en Nederlandse kranten geen van beide functies een goede optie vinden.

 

 

 

 

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2008