het sport governancenetwerk van de Europese voetbalsport - van hiërarchisch piramidenetwerk naar democratisch legitiem governancenetwerk?

Arnout
Geeraert

 

 

De laatste jaren duiken er steeds meer gevallen op van voetballers die voor enorme bedragen van club ruilen. De transferbedragen voor voetballers zijn in Europa in sinds 1995 enorm gestegen. Bij deze transfers zijn makelaars betrokken die woekerwinsten opstrijken. Sommigen van hen buiten om die reden jonge Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse voetballers uit en laten ze aan hun lot over wanneer ze niet slagen in het winstgevende Europese voetbal. Deze handel in jonge voetballertjes is slechts één van de vele voorbeelden van  misstanden in het voetbal. We kunnen we ons afvragen in welke mate het gevoerde beleid in de voetbalsport heeft bijgedragen tot deze problemen. De enorme transferbedragen bijvoorbeeld, zijn een direct gevolg van het transfersysteem in het mondiale voetbal. Een professionele voetballer kan niet vrij veranderen van club, maar heeft toestemming nodig van zijn eigen club, van de nationale voetbalbond en van de internationale voetbalbonden. Hierdoor kan een club een zelfbepaalde transfersom vragen voor de speler. Een speler is lid van een club, deze club is lid van een nationale bond (vb. KBVB), deze nationale bond is lid van een regionale bond (vb. UEFA) en de wereldvoetbalbond FIFA. Zodoende maakt elke club deel uit van een wereldkartel. De FIFA en de UEFA bepalen zo op wereldschaal de regels naar waar elke club en speler zich moeten plooien. Dit is volgens sommigen in strijd met het internationaal arbeidsrecht en het vrij verkeer van werknemers binnen de EU.

 

Dit alles doet vermoeden dat de internationale voetbalbonden organisaties zijn die boven de wet staan en vanuit een absolute machtspositie hun beleid en regels unilateraal opleggen aan alle belanghebbenden in de voetbalwereld zonder dat de overheid een vinger in de pap te brokken heeft. Gezien de enorme sociaaleconomische consequenties van het voetbalbeleid lijkt dit onaanvaardbaar. Sport was oorspronkelijk inderdaad een zelfregulerende sector die werd bestuurd door een aantal hiërarchische instellingen die Global Sport Organizations (GSO’s) worden genoemd. Deze organisaties genieten grote naambekendheid over heel de wereld (denk bijvoorbeeld aan wereldberoemde acroniemen als FIFA en IOC). De laatste twee decennia neemt het aantal overheidsinterventies m.b.t. de sportsector echter gestaag toe. Dit leidde tot het ontstaan van sport governancenetwerken. GSO’s hebben niet langer het monopolie over hun sport, maar worden “governance-organen” in dit netwerk. Ze moeten, via formele en informele structuren, samenwerken en wedijveren met andere organen (publieke, private, sociale, nationale en transnationale) om hun sport te reguleren. Het netwerk zorgt evenwel ook voor de versterking van de legitimiteit van de GSO’s en benadrukt de centrale rol die ze spelen in het besturen van hun sport.

 

 Dit fenomeen deed zich ook voor in Europa. Voor de Europese Unie was sport nooit een belangrijk beleidspunt, maar toch werd ze er vanaf de jaren negentig zeer nauw bij betrokken. Een uitspraak van het Europese Hof van Justitie betekende het grote keerpunt in het Europese sportbeleid. Deze uitspraak maakte definitief duidelijk dat de regels van een GSO (in casu de FIFA) niet boven deze van de Europese wetgeving staan en maakte sport bijgevolg “politiek” in die zin dat de Europese Instellingen zich voortaan actief met sport zouden bezighouden. In het geval van de voetbalsport betekende dit concreet dat de voetbalbonden voortaan rekening zouden moeten houden met de EU in het besturen van hun sport: het sport governancenetwerk van de Europese voetbalsport was geboren.

Croci & Forster (2006) verwijzen met hun term sport governancenetwerken expliciet naar de traditionele governancenetwerken, die ontstonden vanuit het onvermogen van de overheid om de complexer geworden samenleving unilateraal te besturen. Overheden trachten de maatschappij nu meer te besturen via het betrekken van markt- en civiele maatschappijactoren in zgn. governancenetwerken. Kenmerkend aan deze netwerken is hun zelfregulerende aard, maar  de sport governancenetwerken zijn juist ontstaan uit de zelfregulerende netwerken van autonome sportorganisaties. De vraag is dan ook in welke mate deze netwerken overeenkomen met de traditionele governancenetwerken.

 

            Deze Masterproef toont aan dat het sport governance netwerk van de Europese voetbalsport steeds meer evolueert naar een traditioneel governancenetwerk. De belangrijkste krachten achter deze overgang zijn de commercialisering van de sport en de toenemende complexiteit van de sector. De werknemers- en werkgeversorganisaties FIFPro, ECA en EPFL hebben hierdoor een belangrijkere rol gekregen binnen in het besturen van de voetbalsport op Europees niveau. Verwacht wordt dat deze rol nog groter zal worden. De toepassing van het “democratic anchorage model” van Sorensen en Torfing toonde aan dat deze evolutie een zeer positief effect heeft op de democratische legitimiteit van het netwerk. Deze evolutie is op zich echter niet voldoende om de democratische legitimiteit van het netwerk op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Corruptie, omkoping van scheidsrechters, gokschandalen, de rol van investeringsmaatschappijen, zwart geld, mensenhandel en het gedrag van spelersmakelaars zijn stuk voor stuk acute problemen die los staan van de positieve ontwikkeling van het netwerk.