Therapie met dieren: wat vindt uw hond ervan?

Bauke
Verbruggen

Therapie met dieren: wat vindt uw hond ervan?

Afbeelding verwijderd.U heeft er vast wel al van gehoord: een hond die op bezoek komt in het rusthuis van uw grootmoeder, het dochtertje van de buren dat wekelijks naar de hippotherapie gaat en het konijn dat gestreeld wordt door de kinderen van het eerste leerjaar. Het inzetten van dieren bij verschillende interventies ("Animal-Assisted Interventions" of kortweg AAI) is een toepassing die meer en meer gebruikt wordt in diverse settings. Dat de mens voordelen ervaart uit zijn band met dieren is reeds bewezen en daar kan ook elke huisdiereigenaar wel mee instemmen. Echter, wat vindt uw huisdier er eigenlijk zelf van om deel te nemen aan activiteiten (AAA) of therapieën (AAT)? Heeft bijvoorbeeld een hond er evenveel baat en plezier bij als zijn baasje? Kunnen we het welzijn van de hond hierbij verbeteren?  Deze vragen kunnen we enkel beantwoorden door te kijken door de ogen van uw hond...

Huisdieren zijn alomtegenwoordig: in Vlaanderen had in 2008 één op de vijf gezinnen een hond. Eén op de vier gezinnen heeft een kat. Dieren hebben een positieve invloed op zowel onze lichamelijke, geestelijke als emotionele gezondheid. Zo zorgt de interactie met dieren voor een lagere hartslag en bloeddruk, neemt het gevoel van eenzaamheid en depressie af en kan het pijn verminderen. Om die reden worden zij ook regelmatig ingezet in omgevingen waar deze positieve invloed benut kan worden, zoals in de gezondheidszorg, scholen, rusthuizen en gevangenissen. Echter, bij elk gebruik van dieren rijst de volgende ethische vraag: welk effect heeft dit op het welzijn van het betrokken dier? Vanuit dit standpunt werd het inzetten van honden bij interventies opnieuw bekeken.

Honden kunnen via hun lichaamstaal duidelijk communiceren naar mensen toe. Het is aan de hand van deze lichaamstaal dat we kunnen aflezen hoe een hond zich voelt. Voelt een hond zich gestrest, dan gaat hij onder andere een lage lichaamshouding aannemen, meer of net niet bewegen, blaffen of janken, urineren en schudden met zijn lichaam. Ook bij AAI kunnen honden stress ervaren. Zo komen ze vaak in onvoorspelbare omstandigheden terecht, waar veel mensen zijn, en op plaatsen met onaangename geuren en luide geluiden. Bovendien komen ze in contact met vreemde mensen, zonder de mogelijkheid om aan deze ongewenste sociale contacten te ontsnappen. Er bestaan ook zorgen over de duur van de interventie, de beperkte beschikbaarheid van water en de hoge temperaturen die heersen op de plaatsen waar de AAI doorgaat.

Bij de welzijnsproblemen - maar ook voordelen! - speelt de begeleider een belangrijke rol. Het is zijn taak om tekenen van stress bij zijn hond te herkennen en eventueel in te grijpen. Zo kan hij zorgen voor rustpauzes of kan hij de interventie helemaal stopzetten wanneer de hond te veel stress heeft of angstig is. Anderzijds kent hij ook het natuurlijke gedrag van zijn hond en moet hij deze dan ook de kans geven om dit gedrag zoveel mogelijk te vertonen. Hij moet ervoor zorgen dat de interventies ook voordelen bieden voor zijn hond. Er zijn immers ook positieve gevolgen aan AAI verbonden voor de hond. Zo kan contact met mensen juist erg leuk zijn voor een hond, kan het stress juist doen afnemen en gevoelens van geluk en welzijn doen toenemen.

In België houden organisaties zoals BIAAT, de Patrasche Foundation en het Stadsbeest zich bezig met het organiseren van en informeren over interacties met dieren. Ook op internationaal vlak vervullen organisaties zoals Pet Partners, ESAAT en ASI deze rollen.

Hoewel AAI steeds meer en meer voorkomt en verschillende (inter)nationale organisaties er gebruik van maken, blijkt uit ons onderzoek dat er nog geen uniforme aanpak bestaat op gebied van het welzijn van de honden. De bachelorproef geeft reeds een eerste aanzet tot de vorming van deze uniforme aanpak, maar voor een definitief resultaat moeten de richtlijnen nog verder uitgewerkt worden door verder onderzoek. Voorlopig blijft de zorg voor het dier en diens welzijn de verantwoordelijkheid van de individuele begeleiders en dit moet steeds op de eerste plaats komen.

Bauke Verbruggen

Download scriptie (982.8 KB)
Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Adinda Sannen