Voorlichting bij dyslexie: fabel of staatszaak

Liesy
Nelissen

VOORLICHTING BIJ DYSLEXIE: FABEL OF STAATSZAAK?



Bij het woordje voorlichting denken de meeste mensen spontaan terug aan de lessen seksuele opvoeding. Iedereen krijgt ze, maar wist je dat voorlichting voor veel meer zaken kan dienen? Denk bijvoorbeeld aan de leerling met dyslexie, die graag zou willen weten hoe het komt dat net hij moeilijkheden heeft met lezen en spellen. Vooral op de lagere school zitten veel leerlingen met dyslexie die zich dergelijke vragen stellen. Dat is niet verbazingwekkend, want de meesten van hen ontdekken net dan dat zij dyslexie hebben. Internationale studies hebben het belang van voorlichting aan deze doelgroep al aangekaart. Toch blijft de vraag hoe dit precies moet gebeuren en hoe ver men hierin staat in de praktijk.

Psychologische vaccinatie

Net zoals vaccins of inentingen ons beschermen tegen ziektes, kan voorlichting kinderen met dyslexie beschermen tegen onprettige gevolgen. Door het krijgen van voorlichting, begrijpen zij immers veel beter wat het inhoudt om dyslexie te hebben. Dat is belangrijk, want het helpt om moeilijkheden, zoals angst en depressie, te voorkomen. Daarnaast wapent het hen ook meer tegen faalervaringen. Het gaat hier echter wel om een speciale vorm van voorlichting, die we psycho-educatie noemen. Dit soort voorlichting bestaat uit drie zaken, namelijk inzicht of kennis opdoen, vaardigheden aanleren en het zelfvertrouwen versterken. Soms worden hier nog andere zaken aan toegevoegd, bijvoorbeeld hervalpreventie. Het spreekt voor zich dat dit laatste niet relevant is voor kinderen met dyslexie. Het onderstreept daarentegen wel het belang van maatwerk: de voorlichting moet afgestemd worden op de doelgroep, net zoals een vaccin op een specifieke ziekte. Deze bijzondere vorm van voorlichting zal dyslexie echter niet genezen of voorkomen. Het helpt wél om deze leerlingen te wapenen tegen de onprettige gevolgen die bij hun dyslexie komen kijken.

Een stukje voor jou, een stukje voor mij

Belangrijk bij deze voorlichting, is dat het niet alleen aan de leerling met dyslexie zelf gegeven wordt. Als het kind zijn dyslexie begrijpt, maar zijn omgeving niet, dan kan dit namelijk ook voor moeilijkheden zorgen. Zo zijn er de broers en zussen van de leerling. Stel dat hun broer of zus met dyslexie de dictees altijd op voorhand mee naar huis krijgt. Zonder voorlichting kunnen zij misschien maar moeilijk begrijpen waarom hun broer of zus dat altijd mag en zij niet. Daarnaast moeten ook de ouders een stukje voorlichting krijgen, want zij moeten de leerling mee ondersteunen. Maar niet alleen de thuisomgeving hoort voorlichting te krijgen: ook de schoolomgeving is belangrijk, aangezien leerlingen er veel tijd doorbrengen. Kijk even terug naar het voorbeeldje van de leerling die zijn dictees op voorhand mee naar huis krijgt. Net zoals broers en zussen, begrijpen medeleerlingen vaak niet waarom de leerling met dyslexie dit mag en zij niet. Voorlichting kan bij hen meer begrip opwekken en zo eventueel pestgedrag voorkomen. De brede omgeving betrekken, is echter niet zo gemakkelijk. Vandaag de dag beslissen ouders immers nog altijd of en aan wie er voorlichting gegeven mag worden. Bovendien blijkt uit onderzoek dat nauwelijks de helft van de hulpverleners in Vlaanderen voorlichting geeft aan leerlingen met dyslexie, laat staan aan hun omgeving. Lang niet iedereen krijgt dus zijn benodigde stukje voorlichting.

De juiste ingrediënten voor doeltreffende voorlichting

Niet alleen krijgt lang niet iedereen voorlichting, ook de juiste ingrediënten van deze voorlichting liggen nog lang niet vast. Binnen de wetenschappelijke wereld ontdekken we twee mogelijke recepten voor doeltreffende voorlichting. Eén van deze recepten combineert informatieve, begeleidende en therapeutische ingrediënten, zoals kennis opdoen, aanvaarding bespoedigen en het zelfbeeld versterken. De andere mogelijkheid spreekt dan weer over niet-specifieke en specifieke effectieve factoren. Met niet-specifieke effectieve factoren worden dan de zaken bedoeld die bij alle voorlichtingssituaties aanwezig zijn, terwijl de specifieke effectieve factoren de kerningrediënten vormen. Vergelijk het met het bakken van een cake. Voor elke cake hebben we bloem nodig, maar bij een chocoladecake zullen we chocolade toevoegen en bij een vanillecake net vanille. Bloem is in die zin een niet-specifieke effectieve factor, chocolade en vanille zijn specifieke effectieve factoren. Wat doeltreffende voorlichting betreft, zijn de juiste ingrediënten nog niet bekend. Te weinig onderzoek vergelijkt de verschillende mogelijkheden en onderzoekt de mate waarin de mogelijke ingrediënten een rol spelen. Daarnaast is er op dit vlak, niet verbazingwekkend, ook een tekort aan langetermijnonderzoek.

De spelregels

Kennis van de juiste ingrediënten is belangrijk, maar als we eenmaal voorlichting gaan geven, is het ook nuttig om te weten hoe we dit best doen. Vandaag de dag zijn hier geen vaste regels over. Integendeel: er bestaan veel uiteenlopende manieren, die elk voordelen en nadelen hebben. Denk aan voorlichting in groep. Door de voorlichting in een groep te geven, zijn er minder kosten aan verbonden. Door het aan een groep met meerdere families te geven, vergroot je bovendien het ondersteunende netwerk van de betrokken families. Anderzijds voelen sommige mensen zich oncomfortabel in een groep en heeft het werken met één familie of één individu weer andere voordelen, zoals bijvoorbeeld meer privacy. Daarnaast is er ook de keuze tussen actief en passief te werk gaan. Als we actief voorlichting geven, dan werken we ‘face-to-face’. Gaan we passief te werk, dan gebruiken we meer indirecte zaken, zoals affiches of video’s. Een combinatie van al deze zaken lijkt het beste. Zo kan in eerste instantie passief te werk gaan, ervoor zorgen dat je een breder publiek bereikt. Actief te werk gaan vergroot dan weer onze mogelijkheden om aan alle doelen van psycho-educatie te voldoen. Helaas is er nog geen onderzoek dat zulke combinaties onderzocht.

Psycho-educatie: fabel of staatszaak?

Wat opvalt in dit hele verhaal, is dat er nog heel veel gaten in zitten. Eigenlijk is voorlichting aan lagere schoolkinderen met dyslexie, en ook algemener, nog te zeer een fabel. Zowel op vlak van onderzoek naar, de ontwikkeling van, en het geven van voorlichting bij dyslexie bestaat er nog te weinig. Nochtans is men het erover eens dat het geven van goede, doeltreffende voorlichting belangrijk is. Het zou dus meer zoals een staatszaak moeten zijn, belangrijk en met een hogere prioriteit, maar voorlopig is het dat nog te weinig.

Download scriptie (769.27 KB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Vera Janssens