Gevolgen van jeugddelinquentie vanuit een drieledige reactiebenadering: een kwalitatief belevingsonderzoek

Sofie
Troonbeeckx

Jongeren tegen de regels: reacties en betekenis

Inleiding
Jeugddelinquentie staat enerzijds in de schijnwerpers van de media en beleidsmakers als een toenemend en beduidend probleem. Anderzijds wordt dit fenomeen als een weinig ingrijpend en zelfs normaal gegeven geïnterpreteerd door academici. In het onderzoek dat in dit artikel wordt besproken, wordt getracht een uitweg te bieden aan deze dubbelzinnigheid door de vraag naar het al dan niet normale karakter van jeugddelinquentie te beantwoorden aan de hand van de gevolgen die deze delinquentie sorteert. Daarnaast wordt in navolging van Brown’s (2005) kritiek inzake de verwaarlozing van de eigen stem van de jonge dader getracht deze vraagstelling te beantwoorden vanuit het perspectief van de jonge daders zelf.
Jeugddelinquentie
Delinquentie door jongeren omvat zowel ‘excessief gedrag, ‘probleemgedrag’ als ‘jeugdcriminaliteit’ (Angenent, 1991). Onderzoek toont aan dat ‘kleine criminaliteit’ door jongeren vrij algemeen verspreid is onder jongeren (Goedseels, 2002).
Jongeren bevinden zich in de adolescentie, zijnde een overgangsperiode tussen de kindertijd en volwassenheid met ontwikkelingen op verschillende domeinen (Van Aken en Slot, 2004). Hieraan verbonden is het begrip leeftijdsgebonden delinquentie. Deze delinquentie wordt gepleegd door doorsnee adolescenten aangezien zij hun tijdelijke delinquentie beginnen en eindigen tijdens de adolescentieperiode als een vorm van overgangsritueel. ‘Persisterende’ delinquentie daarentegen begint vroeg en gaat voorbij de adolescentie (Walgrave, 1996). De vraag wordt gesteld naar het ‘normale’ karakter van deze delinquentie (Walgrave, 2002). Het al dan niet normale karakter van deze delinquentie kan liggen in de gevolgen die het voor de jonge dader teweegbrengt. Als plaatsvindend in de belangrijke socialisatiefase naar de volwassenheid kan deze delinquentie mogelijk gevolgen sorteren op verschillende facetten van de jongere zijn toekomst.
Gevolgen van jeugddelinquentie
De meeste criminologische theorieën handelen over de etiologie van delinquentie, maar delinquentie kan ook zelf verschillende gevolgen sorteren op het leven van de dader (Kaplan, 1984). De interactionele theorie stelt dat delinquentie een interactief sociaal proces is aangezien het beïnvloed wordt door andere variabelen en andere variabelen beïnvloedt in een gedragsmatig traject (Thornberry, 1987). Verscheidene studies wijzen op gevolgen van jeugddelinquentie op verschillende levensdomeinen, zoals educatie, tewerkstelling, familierelaties, vrijetijdsbesteding en verdere delinquentie. Dit wordt voornamelijk vastgesteld in follow-up onderzoek naar de gevolgen van een residentieel verblijf, maar ook in andere studies (zie Junger-Tas, 1972).
Een drieledige reactiebenadering van jeugddelinquentie
Een actie - zoals ‘delinquentie’ - houdt steeds een reactie in, waardoor de actie ‘jeugddelinquentie’ moeilijk af te zonderen is van de reactie hierop. Het al dan niet plaatsvinden van een bepaalde reactie kan beïnvloedend zijn voor welke gevolgen de jeugddelinquentie teweegbrengt. Deze reactie kan drieledig zijn afhankelijk van wie de actie ontdekt. De sociale reactie omvat zowel de formele sociale reactie (controlerende, politiële en justitiële instanties) als de informele sociale reactie (significante anderen, zoals ouders of vrienden). Twee benaderingen behandelen de sociale reactie en de potentiële gevolgen ervan. Met enige simplificatie stelt de ‘labelingtheorie’ dat de sociale reactie leidt tot verdere criminaliteit (Van Swaaningen, 2001) en beargumenteert de ‘deterrencetheorie’ daarentegen dat de sociale reactie een ‘afschrikkend’ effect heeft ten aanzien van verdere delinquentie  (Kleemans, 2001). Deze sociale reactie kan inclusief (dader helpen normconform te zijn) of exclusief (dader verwerpen en hem niet meer bij de groep te laten horen) zijn (Orcutt, 1973). Er is ook een verschil tussen de objectieve sociale reactie en de subjectieve interpretatie daarvan (Zie Triplett en Jarjoura, 1994). De al dan niet gevatte minderjarige kan ook zelf reageren, via een reactie van het zelf. Dit omvat onder meer schuld, schaamte, geweten en moraliteit. Controletheoretici stellen dat daders reeds gemotiveerd zijn tot delinquentie waarbij de controlemechanismen centraal staan in het al dan niet plegen van delinquentie (Weerman, 2001) In dit verband wordt gewezen op technieken die de normen van de sociale orde tijdelijk neutraliseren, waardoor deviant gedrag mogelijk wordt gemaakt en schuldgevoelens achteraf worden vermeden (Sykes en Matza, 1957).
Het onderzoek
Aan de hand van 32 interviews met jonge daders van lichte delinquentie werden de gevolgen van jeugddelinquentie en de reacties hierop onderzocht.
De resultaten wijzen erop dat de jongeren slechts een lichte formele sociale reactie door de politie of trein- en buscontrolerende instanties verkregen. Ouders geven vooral een kwade reactie, maar deze wordt hoofdzakelijk neutraal of inclusief beleefd. Zij trachten hun kind in te sluiten door hen aan te sporen geen verdere delinquentie te plegen. De reactie van zowel delinquente als niet-delinquente vrienden is ook hoofdzakelijk neutraal of inclusief. Jongeren geven zelf een negatieve en/of positieve reactie op hun delicten. Opvallend is dat de reactie van ouders vaak in overweging wordt genomen bij deze eigen reactie.
In tegenstelling tot de zware gevolgen op verschillende levensdomeinen bij een zware formele sociale reactie (zoals een residentiële instelling), blijken van jonge daders met lichte delinquentie en reacties enkel jonge daders met een tijdelijke ‘delinquente levensstijl’ hiervan enige gevolgen te beleven, voornamelijk inzake hun studies en vrije tijd. De meerderheid van de jonge daders blijkt echter doelbewust de delinquentie zodanig te beperken dat dit geen gevolgen heeft op hun studies. Zij beleven voornamelijk een zekere winst van deze lichte delinquentie, waaronder het leren uit de delinquentie of er iets positief uit verkrijgen zoals mee kunnen praten of de ‘kick’. Inzake verdere delinquentie blijkt de reactie van ouders belangrijker dan de formele reactie aangezien deze jonge daders nagenoeg steeds gestopt zijn met het betreffende delict en dit effect ook beleven. Er is dus een sterker effect van de reactie van personen wiens mening voor de jongeren uitmaakt, de significante anderen (zie ook Braithwaite, 1989). Een negatieve reactie van het zelf blijkt ook belangrijk te zijn voor verdere delinquentie aangezien dit voornamelijk verband houdt met de volledige stopzetting van het delict. Aldus kan de moraliteit van de jonge dader voldoende zijn voor de stopzetting van lichte delinquentie.

Op basis van deze bevindingen kan gesteld worden dat wanneer jeugddelinquentie beperkt blijft tot deze lichte delicten zonder zware exclusieve reacties dit geen koerswijzing blijkt in te houden in de vorm van ingrijpende gevolgen. Jonge daders beleven hun jeugddelinquentie dan eerder als een tijdelijke en enigszins dienstige fase in het socialisatieproces naar volwassenheid.

 

 

 

Download scriptie (750.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2009