Gen-etica ver-(van)-vorming?

Stan
Van Mierlo

Gen-etica ver-(van)-vorming?

 

Abortus toestaan; het vermoorden van een embryo aanvaarden en het ‘verbeteren’ ervan verwerpen? Genetische manipulatie verketteren terwijl er serieuze ziektes bestaan die via deze weg genezen zouden kunnen worden? Hoelang houden we onze angst vol voor het spook van de biotechnologie?

 

In deze thesis wordt getracht een verbinding te leggen tussen de pedagogische wijze van ‘vormen’ en de biotechnologische wijze van ‘vormen’. In principe delen beide de wens om het kind/de opvoedeling te “laten groeien”; “verder te helpen” in een wenselijk geachte richting. Zo voeden we op tot ‘volwassenheid’, tot meer ‘menswording’, in de hoop een positief voorbeeld te kunnen geven aan hij of zij die wordt opgevoed. In de biotechnologie (hier toegespitst op de genetische manipulatie en het klonen van mensen) vormt men of tracht men eveneens te vormen naar een aantal positief geachte kenmerken. Mensen willen ziektes voorkomen en gezondheid stimuleren, slimmer, mooier, sneller,… worden. Kortom de mens wil verder geraken. We willen vooruit met ons leven.

Ondanks dit positief en gedeeld streven, blijft er veel kritiek bestaan op deze nieuwe mogelijkheden tot vorming. Anders gesteld kunnen we de vraag formuleren: “Waarom heeft geen redelijk(e) mens problemen met de idee dat we onze eigen kinderen willen opvoeden, maar blijft er een zeer grote weerstand/verzet tegenover de idee dat we onze eigen kinderen met de hulp van de biotechnologie vorm willen geven?”

 

Om na te gaan of het niet louter om een afkeer/schrik van het nieuwe, onbekende en nog-teweinig-ingeburgerde gaat, worden in een eerste deel van de scriptie de argumenten verzameld omtrent de biotechnologie. Ik ga na welke argumenten er aangedragen worden contra maar evenzeer pro de biotechnologie. Het blijkt dat de waarde die men de argumenten toedicht neer komt op een persoonlijke stellinginname. Mensen hebben een uiteindelijk geloof of een overtuiging waarop ze hun oordeel funderen. Op verschillende plaatsen merken we dan ook dat de discussie tussen voor- en tegenstanders terug- of stilvalt. De standpunten lijken onverzoenbaar.

Uit het weergegeven debat blijkt alleszins dat de voorstanders van genetische manipulatie en klonen concluderen dat er geen enkel valabel argument bestaat om ‘hun’ ontwikkelingen op te schorten of af te breken. Getuige hiervan de regelmatigheid waarmee berichten van nieuwe ontdekkingen en geslaagde experimenten verschijnen in kranten en tijdschriften. Net omwille van deze blijkbaar niet te stoppen of niet geheel reguleerbare ontwikkelingen, wordt er nagegaan wat de gevolgen kunnen zijn.

 

In een tweede stap wordt er zodoende op zoek gegaan naar consequenties voor de toekomst indien we de biotechnologie al dan niet tot verdere ontwikkeling laten komen. Daarbij belicht ik in het bijzonder het boek ‘Brave New World’ van Aldous Huxley. Dit geeft een sterke en extreme uitwerking van de toekomst van de mens bij een algemene toepassing van de biotechnologie.

In de zoektocht naar de basis van het onderscheid tussen de biotechnologische en de pedagogische vorming stuit ik hier op de angst voor, of de onvrede met stabiliteit en het niet-ontwikkelen van mensen. We verwerpen een toestand zoals deze in Brave New World, waarbij de evolutie van de mens stil valt. Mijn stelling luidt dat een belangrijk element van ons (westers) mens-zijn te vinden is in ons streven naar vooruitgang. Zelfs al hebben we het modernistisch vooruitgangsgeloof opgegeven, we kunnen niet nalaten om te willen evolueren naar een toestand die beter is dan deze nu. Hoewel vele mensen beweren dat we in een tijd van postmodernistisch twijfel leven, durf ik te stellen dat we ook nu niet nalaten te streven naar anders en beter. Evenzo wijzen de twee manieren van vormen (die beide een groeiend belang kennen in onze maatschappij) hierop. Op een paradoxale manier kom ik dus terecht bij een sterke gelijkenis van de biotechnologische en de pedagogische vorming, daar waar ik een onderscheid zocht. Deze gelijkenis maakt dat we allemaal moeten erkennen dat de biotechnologie gebaseerd is op een legitiem streven. We kunnen niet radicaal contra de biotechnologie ageren. In zekere zin bevestigen en versterken we de biotechnologie en haar streven dagdagelijks door onze levensstijl, levenshouding en opvattingen.

 

Toch kan op elke bepaling van wat ‘goed’ of ‘beter’ is kritiek volgen. Elk voorstel, elk idee beperkt, is in zekere zin onrechtvaardig. Vanuit de erkenning dat de invulling die aan streven naar vooruitgang wordt gegeven, steeds uitsluiting met zich meebrengt, ga ik op zoek naar een alternatief. Mijn persoonlijke poging tot een zinvol zoeken voor de toekomst situeer ik rond het begrip ‘verbondenheid’. Hiermee geef ik ook ten dele een antwoord op de noodzakelijke ongelijkheid die naar voor komt bij een explicitering van ons zoeken naar vooruitgang. Hiernaast ontwikkel ik de idee van de mogelijkheid van ‘het nieuwe’ die we ondermeer bij Hanna Arendt terugvinden. Vanuit deze optiek sluit de biotechnologie vele mogelijkheden tot “iets nieuws” uit en zou deze kunnen leiden tot een stilvallen van de ontwikkeling van de mens. Een toestand die we ten zeerste willen vermijden. Hierop baseer ik uiteindelijk mijn persoonlijk onderscheid tussen de biotechnologie en het pedagogisch handelen. Hoewel ik dit doe vanuit de erkenning dat ook deze poging bekritiseerbaar en relatief is en misschien helemaal niet bijdraagt tot de vooruitgang van de mens.

 

Download scriptie (926.4 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2003