Erbij Horen. De integratie van de gehoorgestoorde jongeren in de vrijetijdscultuur.

Sien
Gelders

 

Academiejaar 2004-2005 – Lessius Hogeschool Antwerpen

 

ik ben moe

zegt ze niet

maar ze legt haar hoofd

op m’n schouder

 

ik heb honger

zegt ze niet

maar ze slaat haar vingers

in de richting van haar mond

 

ik heb je Lief

zegt ze niet

maar ze laat

het gewoon merken

(Goos, n.d., p. 1)

 

Het idee voor mijn scriptie is ontstaan op de stageplaats waar ik  het laatste jaar van mijn opleiding drie maanden heb gewerkt. Daar werd het idee verder uitgewerkt en mee begeleid.

Dit heeft geleid tot een scriptie, een brochure en een folder, onder de titel:

 

Tijdens mijn stage op ‘KIDS’ (Koninklijk Instituut voor Doven en Spraakgestoorden) kwam ik ondermeer in contact met gehoorgestoorde kinderen, jongeren en hun begeleiders. In deze instelling wordt op een zeer warme, respectvolle manier met deze jongeren en hun problemen omgegaan. Maar de instelling waarin ze verblijven en de school waar ze hun opleiding krijgen, vormen slechts een onderdeel van hun leven. Daarbuiten wacht de maatschappij, waarin ze zich moeten integreren.

 

Wat we niet kennen, kunnen we ook niet helpen. Communicatie en integratie worden bemoeilijkt door de onbekendheid van de horenden met de wereld van de niet-horenden.

Geef jongerenbegeleiders de mogelijkheid om deze kinderen en ondermeer hun gehoorstoornis te leren kennen, zodat ze zelf de kinderen kunnen leren helpen.

Jongeren met een gehoorstoornis zijn vooral jongeren! Hun gehoorstoornis maakt deel uit van hun leven en beïnvloedt het in grote mate. Maar dat neemt niet weg dat zij in hun eigenheid deel willen uitmaken van de maatschappij waarin zij leven.

Respect is hierin zeer belangrijk. Respect kan je volgens mij het beste bevorderen door kennis: horenden meer leren over wat het is om doof te zijn, en waarom niet een dove leren begrijpen waarom horenden soms doen wat ze doen.

 

Hier kan mijn brochure een hulpmiddel zijn en informatie leveren aan de jongerenbegeleiders van vrijetijdsverenigingen. Er is nood aan basisinformatie over de gehoorstoornis, over het leven van de jongeren in het algemeen, over de technische hulpmiddelen,….

 

Een deel van de brochure bestaat uit een aantal basiswoorden met het erbij horende gebarenplaatje. Het is volgens mij een begin om als horende een stap te zetten naar de persoon met de gehoorstoornis, waardoor het omgekeerd voor de dove ook gemakkelijker wordt en er een communicatie op gang kan komen.

 

De gehoorgestoorde puber wil er wel bij horen, maar we mogen zeker niet vergeten dat deze stap helemaal niet eenvoudig is.

Niet alleen moet hij zijn weg zoeken in die bijzonder complexe horende wereld waar ‘geluid’ een sterk bepalende rol speelt, daarnaast moet hij ook nog eens in evenwicht zien te komen met zichzelf.

Hoe bekijkt hij zichzelf? Met welke problemen wordt hij geconfronteerd of kan hij geconfronteerd worden?

 

Is het voldoende om de middelen aan te bieden waarmee we integratie kunnen bevorderen of moeten we verder gaan waarbij we ervan uitgaan dat een doof persoon zich niet moet aanpassen aan de samenleving, dat elk persoon vanuit zijn individu al iets kan bijdragen en aanvaarding en acceptatie vanuit de samenleving veel belangrijker zijn en naar inclusie kunnen leiden ?

 

In de maatschappij is er reeds heel wat verandering merkbaar. Zowel op nationaal als op internationaal vlak wordt er geijverd voor het bekomen van gelijke kansen voor iedereen. Op het terrein van het onderwijs wordt hevig gediscussieerd rond geïntegreerd en/of inclusief onderwijs. Ook in de maatschappij staat die vraag rond inclusie of integratie natuurlijk centraal.

 

Op dit moment is het grootste probleem in de maatschappij het vinden van  één gemeenschappelijke visie, één beleid waarin niet alleen de integratie/inclusie van gehoorgestoorde jongeren (of andere vormen van handicaps) gestimuleerd wordt, maar waarin ook duidelijk gemaakt wordt hoe die integratie/inclusie dan wel moet gebeuren.

 

De meeste initiatieven worden nu plaatselijk, toevallig en met veel enthousiasme genomen. Maar dat is niet voldoende.

 

Er is een duidelijk gebrek aan informatie over de gehoorstoornis, over de puber met de gehoorstoornis en mogelijkheden om aan integratie te doen in vrijetijdsbewegingen.

 

Om aan die vraag te voldoen, werd de brochure geschreven: inderdaad, een druppel op een hete plaat en zeker geen voldoende antwoord op de noden en de behoeften van de verenigingen. Maar toch, ...

 

Ik wil besluiten met een laatste, naar mijns inziens toch nog een belangrijke opmerking: wat in deze scriptie niet of toch onvoldoende aan bod kwam, was het standpunt van de gehoorgestoorde jongere zelf.

 

Hoe groot is zijn/haar behoefte om in de horende vrijetijdscultuur opgenomen te worden ? 

Is die behoefte wel aanwezig?

Op welke manier zien zij hun integratie, of inclusie, of voelen zij zich beter op hun gemak binnen hun eigen groeperingen?

 

Ik sluit me aan bij de volgende paragraaf uit de site van inclusief onderwijs en wil daar mijn betoog mee sluiten:

 

“Met inclusie bedoelt men dat een samenleving aan elk individu ongeacht zijn beperkingen, alle kansen en mogelijkheden wil bieden om aan die samenleving deel te nemen. De inspanningen moeten zowel van meerderheids- als minderheidsgroepen komen en evenwichtig verdeeld zijn. Als men tot inclusie wil komen zullen de beide groepen moeten open staan voor elkaar, elkaar willen leren kennen en elkaar respecteren.”

 

 

 

 

Mooi anders

 

 

ik ben moe

zegt ze niet

maar ze legt haar hoofd

op m’n schouder

 

ik heb honger

zegt ze niet

maar ze slaat haar vingers

in de richting van haar mond

 

ik heb je Lief

zegt ze niet

maar ze laat

het gewoon merken

(Goos, n.d., p. 1)

 

 


Download scriptie (3.22 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2005