En de boer... hij hield ermee op - over functieveranderingen in het agrarisch gebied

Julie
Verstraete
  • Julie
    Verstraete

Nieuwe functies voor oude boerderijen

De landbouw is aan het veranderen. Door een toenemende vrije markteconomie en een afname van de Europese subsidiëring, dalen de levenskansen van de landbouwbedrijven in West-Europa. Door deze afname van landbouwactiveiten, komt er echter ruimte vrij op het platteland voor nieuwe functies. In haar studie omtrent ‘functieveranderingen in het agrarisch gebied’ onderzoekt Julie Verstraete daarom wat de oorzaken, gevolgen en mogelijkheden zijn ten overstaan van het wijzigende platteland. Welke nieuwe functies zijn mogelijk op het platteland? Wat zijn de consequenties van deze functieveranderingen? Moeten we veranderingen bovendien gewoon hun gang laten gaan, of is een degelijke regeling van overheidswege noodzakelijk? Verstraete gaat hiervoor de vergelijking aan tussen de Nederlandse en Vlaamse situatie, op vlak van achtergrond, huidige situatie en toekomstperspectieven. De toenemende problematiek is immers een niet te onderschatten gegeven: de landbouw heeft een enorme impact op het landschap rondom ons, en gaat ons allen aan.

Landbouwers verdwijnen

Meerdere oorzaken leiden landbouwers er steeds vaker toe, te stoppen met hun bedrijfsvoering. Negatieve toekomstperspectieven op vlak van rendabiliteit van hun bedrijf, te weining uitbreidingsmogelijkheden om nog te kunnen concurreren op de markt en de steeds strengere regelgeving, zorgen ervoor dat veel landbouwers geen opvolger meer vinden, en dus besluiten hun bedrijf stop te zetten. Gevolg is dat de stallen vaak staan te verkrotten, of als opslagplaats dienen voor allerlei rommel. Deze ‘verrommeling’ van het landschap is allesbehalve positief te noemen voor onze leefomgeving. Ook wanneer er nieuwe grond vrijkomt voor bebouwing, binnen het landbouwgebied, als gevolg van de afnemende agrarische bedrijvigheid, leidt dit vaak tot een minder aangenaam beeld van het landelijke gebied.

Vlucht naar het platteland

Hiertegenover staat echter een toenemende vlucht naar het platteland, als gevolg van de ‘rurale idylle’: mensen trekken uit de stad en zoeken een nieuw plekje op de ‘boerebuiten’. Men is niet langer afhankelijk van de nabijheid van werk, winkels, vrienden en vervoer die men in de stad heeft, want door de ver geëvolueerde telecommunicatie kan men intussen ook vanop verdere afstand in contact blijven met het stadse leven, en tegelijkertijd genieten van de voordelen van het platteland. Die voordelen blijken vaak echter overschat te worden: men hoopt daar een vredig, ideaal landschap te vinden waarin ze tot rust kunnen komen en kunnen genieten van de bloemetjes en de bijtjes, de wijdse landschappen en de koeien in de wei. De toenemende verrommeling en diversiteit in het landschap, samen met de grootschalige landbouw, brengen enigszins verstoring in dit ideaalbeeld. Niettemin is dit een belangrijke drijfveer, en opent deze factor deuren naar een ‘nieuw platteland’.

Randvoorwaarden in Nederland

Nederland ving deze tendens reeds een tiental jaar geleden op, en trachtte hier meteen op in te spelen, door een aangepast beleid op te stellen. Landbouwers konden hun bedrijf stopzetten, en nieuwe woningen creëren op hun erf, op voorwaarde dat alle niet-waardevolle stallen werden gesloopt. Gebouwen met een hoge erfgoedwaarde dienden behouden te worden en konden als woning worden gerenoveerd. Dit bleek absoluut geen slechte zet.

Vandaag de dag wordt dit beleid nog steeds verdergezet, weliswaar met een aantal toegevoegde maatregelen. De ervaring wees uit dat de eerste zogenaamde functieveranderingen vaak leidden tot onaanvaardbaar grote villa’s, landschapsverstorende nieuwe elementen of nieuwe niet-agrarische bedrijven die vaak in strijd waren met de bestaande landbouw. Het nieuwe beleid houdt dan ook rekening met belangrijke omgevingsfactoren. Nederland werd ingedeeld in verschillende landschapstypen op basis van typische landschappelijke kenmerken. In het kader van de functieveranderingen werden per landschapstype de erfkarakteristieken (typische beplanting, bebouwing, kavelindeling) achterhaald, die vervolgens bepalend zijn voor het al dan niet goedkeuren van een functieverandering. Bijgevolg moeten de stoppende landbouwers niet alleen rekening houden met de oppervlakte van de te slopen stallen, maar moeten ze ook de nodige compensatie aan landschapsinpassing en groene omkadering voorzien. Wanneer een landbouwer bijvoorbeeld in het kampenlandschap (een kleinschalig, gesloten landschap, ontgonnen in de 13de-14de eeuw op de flanken van de heuvelruggen) een landbouwbedrijf wil omvormen tot een drietal nieuwe woonkavels, moet hij ervoor zorgen dat er voldoende beslotenheid gecreëerd wordt, in de vorm van gemengde houtwallen, groepen eikenbomen, hoogstamboomgaarden, e.d. Op die manier wil men het typische landschap van weleer terugbrengen, met alle positieve gevolgen van dien op vlak van recreatie, natuur, ecologie en beeldkwaliteit. Door de strenge controle op en naleving van deze maatregelen, wijst de praktijk uit dat de functieveranderingen hun doel niet missen, wat de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt.

Eng beleid in Vlaanderen

Waar in Nederland de toekomst van het ‘buitengebied’ behoorlijk strak geregeld is, blijkt Vlaanderen toch wel wat de feiten achterna te lopen. In Vlaanderen heeft de verrommeling namelijk al een lange tijd kunnen botvieren. Vanaf de nieuwe ruimtelijke planning, rond de eeuwwisseling, begon men hier echter toch tegenin te gaan, en heeft men strenge regels opgelegd aan veranderingen in het agrarische gebied. Dit strak beleid deed het agrarisch gebied zowat op slot, en geeft slechts zeer beperkte beleidsmatige mogelijkheden voor zonevreemde functieveranderingen, zeker wanneer men puur een nieuwe woonfunctie op het platteland wil gaan creëren, zonder enige bedrijfsfunctie. Een voormalig landbouwerf indelen in verschillende nieuwe woonkavels – zoals in Nederland gestimuleerd wordt – blijkt in Vlaanderen nagenoeg onmogelijk.

Echter, ook in Vlaanderen daalt het aantal agrariërs sterk, en worden veel bedrijven stopgezet. De vraag is dan natuurlijk wat gebeurt met deze ex-boerderijen, als er weinig of geen beleidsmatige ruimte bestaat. De praktijk wijst hier uit dat er vaak – al dan niet onder gedoogbeleid – nieuwe illegale bedrijven verrijzen en men ook erven in meerdere woonkavels opsplitst om meerdere woningen te creëren. Gezien landschappelijke waarden hier geen rol spelen, en men gewoon zijn gang gaat, drukt dit alles uiteraard zijn stempel op het Vlaamse landschap, en draagt in meerdere gevallen alsnog bij tot verrommeling.

Uitdaging op het platteland

Grote veranderingen in de agrarische sector zorgen voor nieuwe vraagstukken op het platteland. De klok tikt, de mogelijkheden zijn er om nog te redden wat te redden valt. Het is echter de taak van de besturende overheid, hier op passende wijze in te grijpen. Nederland is op goede weg, maar ook in Vlaanderen verandert het agrarische landschap. De uitdaging wordt groot om deze veranderingen aan te pakken, voor het effectief te laat is.

Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2010