een wandeling over de kopnaad van Stefan Hertmans

Pieternel
van Keijzerswaard

 

‘DE PLAATS VAN WAT GEZEGD WORDT IS BEWEEGLIJK’ [1]


In mijn masterthesis ga ik op zoek naar de grens tussen poëzie en theater in de toneelteksten van Stefan Hertmans. Hertmans (Gent, 1951) publiceerde voornamelijk poëzie. Daarnaast schreef hij een aantal romans en verhalenbundels, vele essays en drie toneelteksten.

De biografie op Hertmans’ website vermeldt dat zijn verhalend werk ‘wordt gekenmerkt door een vermenging van groteske en poëtische elementen, die de intrige meer dan eens op onvoorspelbare manier doorkruisen.’ [2] Deze groteske en vooral poëtische elementen vinden we ook terug in de teksten die hij voor het toneel schreef. In welke mate die poëtische elementen terug te vinden zijn in zijn toneelteksten, zoek ik in deze thesis uit.

Hertmans’ theaterteksten vormen een minderheid binnen zijn oeuvre, maar zijn daarom niet minder interessant. Hij heeft er inmiddels drie op zijn naam staan: Kopnaad (1990), Mind the gap (2000) en De dood van Empedokles (2003). Deze drie theaterteksten zouden samen een theatertrilogie genoemd kunnen worden aangezien ze thematische samenhang vertonen.

Een overeenkomstig motief in de teksten van deze trilogie is de naad, gap, of kloof in het menselijk bestaan en in de menselijke taal. Hertmans houdt zich in zijn werk bezig met de vraag waarom de actuele theaterpraktijk geen klassieke tragedies meer kan voortbrengen. Het woord naad, kloof of breuk verwijst tevens naar het moderne breukbesef dat ontstond tijdens de Verlichting. Generaties lang overgeleverde waarheden en wijsheden werden niet meer vanzelfsprekend als waarheid beschouwd. Men wilde op een rationele manier de waarheid verklaren. Deze twijfelmentaliteit zorgde echter ook voor onzekerheid en een gevoel van vervreemding en gespletenheid.      

De centrale figuur in de trilogie is de Duitse Romantische dichter Friedrich Hölderlin (1770), die de laatste vijfendertig jaar van zijn leven zweeg. In Kopnaad, een stuk over waanzin en het onvermogen om te spreken, is deze dichter een van de hoofdfiguren.

Hertmans sprak in een radio-interview op Klara over ‘de schok’ die Hölderlin hem bezorgd had. Deze schok werd veroorzaakt door een besef dat Hölderlin in zijn tijd al had, namelijk het besef dat het voor alles te laat was. Hertmans: ‘Dat het onmogelijk is om die Grieken te laten spreken.’ [3] Dit besef leidde tien jaar na Kopnaad tot een tweede theatertekst: Mind the gap. Deze tekst behandelt het motief van drie Griekse vrouwen uit de klassieke tragedie. Hertmans laat in zijn tekst geen oude Grieken, maar moderne versies van Antigone, Medea en Klytaemnestra spreken.

Zijn tekst uit 2003 die als laatste deel van de theatertrilogie gezien kan worden heeft als titel De dood van Empedokles. Hertmans ging voor het schrijven van deze tekst uit van Der Tod des Empedokles, de tragedie waar Hölderlin tussen 1797 en 1800 aan werkte.

Na een vergelijkende studie van de teksten van Stefan Hertmans’ hölderliniaanse theatertrilogie valt vast te stellen dat deze onderling een aantal overeenkomsten bevatten. Zo komt de thematiek van het zwijgen welke we zien in Kopnaad terug in Mind the Gap. Daar zwijgt de tragedie als moderne theatervorm. Ze lijkt alleen in een moderne versie opgevoerd te kunnen worden. Ook de kloof uit Kopnaad komt terug. Het is ‘the gap’ waar Hertmans ons voor waarschuwt. 

Op zoek naar de grens tussen poëzie en theater is duidelijk geworden dat Hertmans zelf binnen zijn oeuvre ook grensgebieden aftast. Wat opvalt in dat oeuvre is dat hij veel meer gedichten schreef dan theaterteksten. Poëtisch taalgebruik lijkt eigen aan deze schrijver te zijn en klinkt dan ook door in alle drie de theaterteksten van zijn trilogie. Toen hij aan zijn eerste theatertekst begon te schrijven wilde Hertmans iets maken dat uit hemzelf kwam. Hij lijkt zowel zijn boekenkast als zijn schedelnaad opengebroken te hebben om de inhoud eruit te persen en alle kennis, ideeën, angsten en fascinaties te gieten in de vorm van een reeks poëtische theatermonologen, uitgesproken door personages die verscheurd worden door een gevoel van vervreemding, verlies van het zelf en onverenigbaarheid. Gevoelens die voortvloeiden uit het breukbesef dat ontstond toen de Verlichting overging in de Romantiek. 

Soms ratelen Hertmans’ toneelpersonages als krankzinnig geworden filosofen of gebruiken de poëtische taal van Romantische dichters. Voor Kopnaad geldt zelfs dat de tekst niet veel minder poëtisch is dan de gedichten van Hertmans’ hand.  
Op een aantal gebieden raken zijn poëzie en theaterteksten elkaar. Zo bevatten ze beide intertekstualiteit en behandelen ze dezelfde thematiek. Het leven, werk en de ideeën van Hölderlin komen zowel terug in zijn bundel Bezoekingen als in zijn theatertekst Kopnaad. Verhalen en personen uit de Griekse mythologie en genres uit de Griekse oudheid zien we terug in de gedichten van Het Narrenschip, maar ook in zijn tweede theatertekst Mind the Gap  en zijn derde theatertekst De dood van Empedokles.

Ook bezigt Hertmans zowel in zijn gedichten als in zijn theatertekst een hermetische stijl. De gedichten zijn net als zijn theaterteksten niet meteen begrijpelijk. 

Zijn taal bevat in beide genres veel natuurbeschrijvingen en metaforen waarvan de beelden afkomstig zijn uit de wereld van de dieren, de planten en de levenloze natuurelementen. Woorden als einder, licht, wolk, opaal, zout, wind, Moerbeiboom en cicaden die we veel zien opduiken in zijn poëzie zien we ook terug in zijn theaterteksten.

De sfeer die Hertmans in zijn gedichten en theaterteksten schetst heeft naast iets Romantisch vaak ook iets surrealistisch.

Als we naar de vorm kijken zien we dat zijn theaterteksten qua opmaak ook poëtische kenmerken vertonen. De regellengte is kort, regels staan in het midden van de bladzijde en in Kopnaad ontbreken bovendien regieaanwijzingen.

Daarnaast zijn er bepaalde stijlfiguren waarvan hij in beide genres veel gebruik maakt, zoals personificatie.

De stijlfiguren repetitio en parallellisme zien we echter niet terug in zijn poëzie, maar wel in Kopnaad. Dit is waarschijnlijk een bewuste keuze geweest. Het taalgebruik dat de personages in Kopnaad spreken, met de steeds herhalende woorden en uitspraken laat zien dat zij de taal aan het kwijtraken zijn en op het randje van de waanzin leven.

Een ander verschil is dat in de poëzie van Hertmans tot 1994 haast geen ik-figuur voorkomt, terwijl in zijn toneelteksten voortdurend ik-figuren aan het woord zijn. Doordat hij zijn ik-figuren in het theater verhalen laat vertellen hebben de toneelteksten van Hertmans een episch karakter. Dit zien we wel terug in sommige van zijn gedichten, bijvoorbeeld in die in Het Narrenschip.
Tot welk genre een tekst behoort wordt bepaald door zowel de stijl die gebezigd wordt, als door de intenties van de auteur en de vorm waarin de tekst aan het publiek aangeboden wordt. 

Of we een tekst poëtisch mogen noemen lijkt vooral te worden bepaald door de stijl waarin die tekst geschreven is. Zo kan een toneeltekst als Kopnaad, bedoeld voor het theater, omwille van de dichterlijke stijl als poëzie bestempeld worden. 

Niet elke tekst is dus noodzakelijk gebonden aan een enkel genre. Sommige teksten hebben een genreoverstijgend karakter. Dit is niet iets dat enkel van deze tijd is. Al vanaf de Griekse oudheid zijn er teksten die kenmerken van meerdere genres tegelijkertijd bevatten.
Soms staan teksten op zichzelf en zijn ze open en onconventioneel waardoor de plaats van wat gezegd wordt beweeglijk is. Zo kan een poëtische theatertekst als Kopnaad niet alleen gespeeld worden door acteurs in het theater, maar gaan dwalen langs verschillende genres en ons al reizend steeds opnieuw bereiken, via de Duitse radio bijvoorbeeld, of via een gedrukte tekst die we vinden op de poëzieafdeling in de boekhandel. 
 

[1] Stefan Hertmans, Kopnaad, Amsterdam 1992, p. 7.

[2]http://www.stefanhertmans.be/biografie.php

[3] Hertmans over Mind the gap, in radio-interview op Klara (2001)

Download scriptie (318.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2010