Drie eigentijdse benaderingen van dansrepertoire aan de hand van Nicole Beutlers 'The Exact Postion of Things', 'Enter Ghost' en 'Lost is My Quiet Forever'

Karen
Schilders

Dansrepertoire, met uitsterven bedreigd?! 

Het succes van performances, kan niet geschreven worden zonder ‘U’; ‘U’ als letter, maar ook ‘U’ als publiek. Iedere keer dat iets wordt uitgevoerd, speelt het zich namelijk niet enkel af in het nu, maar wordt het ook bepaald door (het n-)u. Hoewel opvoeringen in feite reconstructies zijn van dat wat vastgelegd werd tijdens een repetitieproces, is iedere uitvoering uniek en onherhaalbaar. Dit kenmerk van performances valt echter moeilijk te rijmen met de vraag die vanuit de huidige subsidiestructuur rijst om (klassieke) opvoeringen ‘op het repertoire te houden’ en meerdere seizoenen te herhalen. Meer nog dan bij andere performances, vormt dit bij dansopvoeringen een probleem, daar deze zich werkelijk ‘in’ de tijd, in het ritme van het n-u, afspelen en nauw samenhangen met het lichaam dat de dansbewegingen uitvoert. Maar wat dan als het lichaam bewegingen vergeet? Of als het lichaam zelf verdwijnt? Neemt het de geleerde dansbewegingen dan mee in het graf? Wordt het dansrepertoire met uitsterven bedreigd?

Me bewust van het spanningsveld dat de eigentijdse performancepraktijk kenmerkt – namelijk het moeten balanceren tussen het maken, het behouden en heropvoeren (re-enactment) en het onherroepelijk verdwijnen van creaties –, onderzocht ik in mijn bachelorproef of eigentijdse dansperformances naast het heden (het n-u) ook over een toekomst en een verleden beschikken en vanuit het verleden kunnen voortleven in de toekomst. Steeds opnieuw ‘slechts’ kunnen creëren in het heden, zonder naar een verleden te kunnen teruggrijpen en zonder de hoop dat het werk een toekomst zal kennen, is namelijk als een doodlopende eenrichtingsstraat. In het huidige performancelandschap proberen echter velen hieraan te ontsnappen en deuren te openen naar het verleden en de toekomst. Hierdoor heerst er op dit moment een klimaat van experiment waarbij onder meer met betrekking tot (dans)re-enactments ongekende wegen worden bewandeld.

Wanneer men de ingeslagen wegen bij de experimentele omgang met dansrepertoire wil benoemen – als het ware een straatnaam wil geven – kunnen er drie grote verkeersinfrastructuur-metaforen gebruikt worden. Zo bestaat een groot deel van het eigentijdse danslandschap als het ware uit lintbebouwing. Vanuit de overtuiging dat dansnotatie er niet in slaagt om lichaamsbewegingen exact in tijd en ruimte weer te geven, laat staan over generaties heen exact kan doorgeven, geloven sommige choreografen niet dat dansrepertoire een verleden of een toekomst heeft en kiezen ze ervoor om steeds ‘slechts’ te creëren in het n-u. Deze bewuste keuze zou ik echter geen doodlopende eenrichtingsstraat durven noemen, maar een steeds langer wordende weg, waarlangs nieuwe voorstellingen/huisjes uit de grond rijzen.

Een tweede benadering van dansrepertoire kan voorgesteld worden als een cyclisch wegennet. Er zijn namelijk ook choreografen en theatermakers die van mening zijn dat alles wat ooit werd opgevoerd, sporen nalaat. Een creëren vanuit het niets, is volgens hen dan ook onmogelijk. Meer zelfs nog, ze wensen ruimte te geven aan de sporen van het verleden en nemen deze in hun eigen werk op. Een extreme vorm hiervan is de poging om performances uit het verleden exact te reconstrueren. Hoewel er via zulke re-enactments een cyclische beweging ontstaat tussen heden en verleden, mag men daarbij niet uit het oog verliezen dat het heden ook het verleden tekent, vermits zowel de performers als de toeschouwers uit een andere tijd stammen; een ander n-u.  

Vanuit het bewustzijn dat exacte herhaling onmogelijk is én dat performances uit het verleden  mogelijkheden bieden voor het heden, is er nog een derde omgangswijze met dansrepertoire. Daar waar de eerste benadering dansrepertoire afwees als ‘verleden’ en de tweede repertoire  probeerde te doen herleven als ‘exact gereconstrueerd verleden’, biedt de derde omgangswijze de kans om op een originele manier om te gaan met het verleden. Deze kan dan ook voorgesteld worden als een ingewikkeld wegennet, waarbij via verschillende reeds aangelegde wegen (het verleden), met behulp van nieuwe wegelementen zoals rotondes, bruggen en kruispunten (originele eigentijdse input), een plaats bereikt kan worden, om van daaruit nieuwe wegen aan te bouwen.

Hoewel bovenstaande voorstelling van de drie door mij onderscheiden benaderingswijzen van dansrepertoire al erg ‘concrete’ – dit is geen schrijffout, maar de Engelse vertaling van zowel ‘concreet’ als ‘beton’ – is, wens ik deze verder uit te werken aan de hand van Nicole Beutler (°1969). Deze Duitse choreografe die nu in Nederland woont, slaagt er met haar danstheater namelijk in om gevoeligheden die de moderne danspraktijk beheersen te duiden. De drie vernoemde benaderingswijzen van dansrepertoire zijn dan ook als het ware terug te vinden in de de trilogie die Beutler creëerde tussen 2004 en 2008.

Zo schetst The Exact Position of Things, het eerste deel van de trilogie, een beeld van Alzheimerpatiënten die steeds wanhopiger proberen om hun dode geheugen tot leven te brengen. Het vergeten maakt echter dat noch woorden, noch bewegingen nog herhaald kunnen worden. De voorstelling toont geheugenverlies echter niet enkel als eigen aan Alzheimer, maar ook – op een metaniveau – als eigen aan de dansende mens, die er niet in slaagt bewegingen exact te herhalen. Dit bewustzijn resulteert op, maar dus ook naast de scène, in een resoluut afwijzen van het ‘gekende’ repertoire en in het ontwikkelen van een nieuw bewegingsarsenaal. Enter Ghost brengt daarentegen het ‘dode’ verleden als levend op scène, als ware het een vampierenbal. Dit kan ook letterlijk gelezen worden, daar de performers in dit stuk ‘bezeten’ zijn door het exact willen reconstrueren van een alfabet aan geestachtige verschijningen uit de geschiedenis, gaande van ‘Aura’ tot ‘Zombie’. Het laatste deel van de trilogie, Lost is My Quiet Forever, laat dan weer zien hoe op een originele manier met het verleden en dansrepertoire kan omgegaan worden, wat uitmondt in een ba-rock-opera: Purcell en Lodewijk XIV in een nieuw kleedje.   

De voorstellingen die Beutlers trilogie uitmaken, bieden dus elk een onafhankelijk voorbeeld van een eigentijdse benaderingswijze die mogelijk is in de omgang met dansrepertoire. Wanneer de stukken echter als onderdeel van wat Beutler zelf ‘de alchemietrilogie’ heeft gedoopt, worden beschouwd, dan kunnen ze ook fases in een groter proces voorstellen. Het volledig willen afwijzen en het exact willen reconstrueren, vormen als these en antihese zo de aanloop naar een derde synthesefase, waarin als het ware een originele, ‘gouden’ middenweg wordt bewandeld in het n-u.

Ik geloof dat hier de toekomst van het dansrepertoire ligt, daar het hier zowel beantwoordt aan de wil tot creativiteit van de maker (originaliteit), het institutionele gebod (een repertoirewerking) en de grenzen van zijn eigen medium (de onmogelijkheid tot exacte herhaling). En het dansrepertoire leefde nog lang en gelukkig.

Download scriptie (1.01 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2011