Het verbod op ‘erfstellingen over de hand’: een anachronisme in ons Burgerlijk Wetboek?

Michelle
Aerts

Onderzoeksopzet

Je erfenis regelen: wie dacht dat Napoléon daar nog iets in te zeggen had? Heel veel, zo blijkt. In 1804 werd onder zijn leiding immers een Burgerlijk Wetboek geschreven, de Code Napoléon, dat onder andere in België rechtstreeks van kracht was. Merkwaardig is dat verschillende regels uit dat Burgerlijk Wetboek vandaag nog steeds gelden in België. Die interessante gedachte was de invalshoek van mijn scriptie, waarin ik één van de eeuwenoude regels uit ons Burgerlijk Wetboek nader onder de loep heb genomen.

Beeld je volgende situatie in: je bent een weduwe van 75 jaar en hebt twee volwassen zonen van 50 en 45 jaar. Jos, de oudste, is een voorbeeldig man, gelukkig getrouwd met een advocate met wie hij drie kinderen heeft. Rudi daarentegen heeft het losbandige jeugdige leven nooit achter zich kunnen laten en heeft zich nooit gesetteld, noch kinderen gekregen. Bij het nadenken over je toekomstige erfenis, wil je je beide kinderen evenveel geven – je ziet hen natuurlijk even graag. Maar toch ben je bang dat Rudi onmiddellijk al wat hij krijgt, zou opdoen. Je zou daarom liever hebben dat Rudi verplicht is om wat hij krijgt tijdens zijn leven bij zich te houden en om het bij zijn dood vervolgens door te geven aan bepaalde personen die je aanduidt, je kleinkinderen bijvoorbeeld. Het zou dan ook als muziek in de oren klinken om die verplichting te laten noteren in je testament of te laten opnemen door de notaris in een schenking die je eventueel zou doen. Maar hier wringt het schoentje: door een regel uit ons Burgerlijk Wetboek van 1804 is het verboden om zo’n bewaar- en doorgeefplicht op te leggen aan de persoon aan wie je iets geeft.

Wat het bovendien nog vreemder maakt, is dat in Frankrijk, het land van oorsprong van de Code Napoléon, het sinds een wetswijziging in 2006 wel mogelijk is om deze verplichtingen op te leggen aan Rudi. Meer nog, in Zuid-Afrika, waar de Code Napoléon geen invloed heeft gehad, is dat zelfs nooit verboden geweest. Waarom blijven we in België dan wel vasthouden aan zo’n verbod? Wat zijn de inhoudelijke knelpunten van een verplichting om datgene wat je krijgt, te bewaren en bij je dood door te geven aan iemand anders? And most importantly: zijn deze belemmeringen vandaag nog wel actueel? We leven toch in een tijdperk waar vermogensplanning steeds belangrijker wordt?

 

Het verbod op ‘erfstellingen over de hand’ en zijn bestaansreden

Nu een beetje technischer. De hierboven beschreven techniek wordt in juridische vaktaal een ‘erfstelling over de hand’ genoemd. Hierin ligt de beeldspraak vervat van iets ‘over de hand’ van een persoon, in het voorbeeld Rudi, te geven aan een andere persoon, in het voorbeeld de kinderen van Jos.

Het grote probleem daarbij is dat de eerste persoon, Rudi, verplicht is om het geschonken goed te bewaren tijdens zijn leven. Rudi is niet vrij om het te verkopen of om er een hypotheek op te vestigen, want hij moet het bij zijn dood in zijn oorspronkelijke staat kunnen doorgeven aan de kinderen van Jos. Dat wou Napoléon vermijden. Deze bewaarplicht deed immers te hard denken aan een praktijk van de adel uit het ancien régime, die veelvuldig gebruik maakten van dergelijke technieken om hun goederen, en zo ook hun macht, binnen hun familie te kunnen houden voor verschillende generaties. Sinds de Franse Revolutie stond de vrijheid van het individu centraal en wou men komaf maken met deze machtige adel die het gewone volk onderdrukte. Men besloot daarom om de zogenaamde ‘erfstellingen over de hand’ te verbieden, om zo de macht van de adel te breken.

Een tweede reden voor dat verbod, is meer economisch van aard. Een bewaarplicht gaat immers in tegen het principe van de vrije handel, dat opnieuw tijdens de Franse Revolutie een belangrijke status had gekregen. De logica van vraag en aanbod kan niet werken wanneer Rudi verboden wordt om het goed aan te bieden aan de markt. Een absoluut verbod op ‘erfstellingen over de hand’ bleek alweer de oplossing.

 

Een herziening van het verbod noodzakelijk?

Na een juridisch-technisch onderzoek, waarbij onder andere gekeken werd naar de oplossing onder het Franse en Zuid-Afrikaanse recht en naar gelijkaardige rechtsfiguren die ook een soort bewaarplicht bevatten, besloot deze scriptie dat de vrees voor een ‘erfstelling over de hand’ vandaag niet meer gerechtvaardigd is. Er bestaan vandaag tal van mogelijke beschermingsmaatregelen die maken dat een absoluut verbod op deze techniek niet meer nodig is. Zo zou je Rudi de mogelijkheid kunnen bieden om naar de rechter te stappen en zo toestemming te krijgen om het goed toch te mogen verkopen, bijvoorbeeld wanneer de onderhoudskosten voor het goed te hoog liggen. De voornaamste economische nadelen van de bewaarplicht kunnen zo weggewerkt worden: wanneer het volgens de principes van de economie efficiënter is om het goed te verkopen, dan moet dat mogelijk zijn met toestemming van de rechter.

De rechtspolitieke reden, namelijk dat men een einde wou stellen aan de macht van de adel, is vandaag ook niet meer actueel, in tijden waar vermogensplanning een hot item is en men net zoekt naar meer en meer middelen om goederen binnen de eigen familie te kunnen houden. Ook andere argumenten, zoals de vrees dat Rudi het goed niet efficiënt zou beheren, werden onderzocht en niet overtuigend bevonden.

Een duidelijke hint naar de wetgever dus: waarom nog vasthouden aan het verbod op ‘erfstellingen over de hand’, dat al meer dan 200 jaar oud is en vandaag geen overtuigende bestaansredenen meer heeft?

 

Michelle Aerts

Faculteit Rechtsgeleerdheid KU Leuven

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. Dr. A.-L. Verbeke