DE RICHTLIJN 2011/24 EN DE WEG NAAR EEN GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING TUSSEN DE PATIENTEN EN DE ZIEKENHUIZEN IN VLAANDEREN,

Audrey-Ann
Croenen

Belgische ziekenhuizen zijn klaar voor buitenlandse patiënten

De Richtlijn 2011/24 markeert een nieuwe evolutie binnen het vrij verkeer van medische diensten. Deze Richtlijn kwam niet uit de lucht gevallen. Sedert de arresten Kohll en Decker sprak het Europees Hof van Justitie zich meermaals uit omtrent het vrij verkeer van medische diensten waarbij het Hof zijn rechtspraak steeds verder uitwerkte en nader preciseerde.

Door de introductie en uiteindelijke implementatie van de Richtlijn zal er waarschijnlijk sprake zijn van een toename van het aantal buitenlandse patiënten in de Belgische ziekenhuizen, maar een ware stormloop ligt niet meteen binnen de verwachtingen, hoewel de Richtlijn uitgaat van het principe van geen voorafgaande toestemming voor het ontvangen van gezondheidszorg in een ziekenhuis in een andere lidstaat.

Ook vóór de Richtlijn 2011/24 was er reeds in min of meerdere mate sprake van een toenemende patiëntenmobiliteit in België. De impact van de patiëntenmobiliteit op de ziekenhuizen na de implementatie van de Richtlijn zal daardoor niet opvallend groot zijn in vergelijking met de situatie op vandaag. Ondanks de minieme impact van de Richtlijn in de praktijk betekent deze vaststelling niet dat er geen nood zou zijn aan grensoverschrijdende gezondheidszorg. Samenwerkingsovereenkomsten kunnen een oplossing vormen op de behoefte aan grensoverschrijdende gezondheidszorg; deze overeenkomsten zijn dit in zekere zin vandaag al.

Eén van de hoofdstukken die in de Richtlijn 2011/24 betreffende grensoverschrijdende gezondheidszorg is opgenomen heeft specifiek betrekking op de situatie van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gezondheidszorg.

Artikel 10, tweede lid van de Richtlijn bepaalt dat de lidstaten de samenwerking moeten bevorderen bij de verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg zowel op regionaal als op lokaal niveau, tussen de zorgaanbieders, zorginkopers en regelgevers, in het bijzonder in de grensregio’s.

De overheden van de lidstaten moeten de ziekenhuizen eveneens aanmoedigen om grensoverschrijdende samenwerkingen aan te knopen, vooral in de grensregio’s. In deze regio’s kan grensoverschrijdende dienstverlening de meest efficiënte wijze zijn om de gezondheidsdiensten voor de plaatselijke bevolking langs de landsgrenzen te organiseren.

In de grensregio’s met België zijn er al enkele projecten op touw gezet, zoals het Raamakkoord grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van gezondheidszorg tussen België enerzijds en Frankrijk anderzijds. Het creëert de wettelijke basis voor het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten en de oprichting van grensoverschrijdende gezondheidszones “ZOAST” ( “Zone Organisée d’Accès aux Soins Transfrontalières) zonder administratieve of financiële belemmeringen voor toegankelijkheid.

Enkele Vlaamse ziekenhuizen, zoals het AZ Sint-Jan Brugge, ZOL Genk en het AZ Onze-Lieve-Vrouw ter Linden Knokke, hebben samenwerkingsovereenkomsten met Nederlandse zorgverzekeraars.

Daarnaast hebben andere Vlaamse ziekenhuizen, onder andere het AZ Groeninge Kortrijk, het Yan Yperziekenhuis en het AZ Sint-Augustinus Veurne, samenwerkingsovereenkomsten met Franse ziekenhuizen.

Na ondervraging van deze ziekenhuizen blijkt dat er voor hen geen veranderingen hoeven te komen na de implementatie van de Richtlijn 2011/24. Ze zijn van mening dat er geen noodzakelijke veranderingen moeten doorgevoerd worden. Hun samenwerking met enerzijds Frankrijk en anderzijds met Nederland verloopt uitstekend. Enkel op financieel vlak zijn er enkele nadelen voor de Belgische patiënt en voor de niet-geconventioneerde artsen. Dit zien de ziekenhuizen in de toekomst liever anders.

De samenwerkingscontracten zelf hebben echter wel enkele inhoudelijke tekortkomingen. In geen enkel contract zijn afspraken te vinden rond het aantal buitenlandse patiënten die behandeld zullen worden en wanneer het contract zal worden stopgezet indien er capaciteitsproblemen zich zouden voordoen. Ook ontbreekt er vaak een bepaling omtrent de kwaliteit van de zorg, wordt er ook weinig belang gehecht aan de nabehandeling, de communicatie met de patiënt en de uitwisseling van medische gegevens. Dit zal aangepast moeten worden, willen de samenwerkingsovereenkomsten conform Richtlijn 2011/24 zijn.

Ten slotte kan de samenwerking op termijn misschien wel leiden tot ziekenhuisaccociaties, groeperingen of fusies over de grenzen heen. In ieder geval moet het einddoel een verbetering zijn van de kwaliteit van de gezondheidszorg in alle lidstaten, zoals voorgestaan door de Richtlijn 2011/24.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013