Is de realisatie van leegte de ultieme sublimatie? Een vergelijkende literatuurstudie vanuit Lacaniaans - boeddhistisch perspectief

Michael
De Herdt

 

Boeddhisme vanuit een westers – psychologisch perspectief.

Wij – westerlingen – hebben het altijd al moeilijk gehad om het boeddhisme te kunnen begrijpen. Onze verbeelding slaat gemakkelijk op hol als we horen over deze oude, oosterse leer. De meeste mensen hebben ooit wel eens gehoord over karma, nirvāṇa of wedergeboorte. Deze ideeën wekken al snel het idee op dat het boeddhisme een vreemde, bijgelovige religie is. Velen denken hierbij: “Laten we hen toch bevrijden van deze absurde, onwetenschappelijke overtuigingen.” Als men wat dieper ingaat op de boeddhistische teksten, ontstaat er een nieuwe interpretatie. De westerse intellectuelen ontdekken bij hun studie van het boeddhisme een rijkdom aan beschrijvingen over het leven en de wereld. Zo maken ze van het boeddhisme al gauw een filosofie. Als lezer voel je waarschijnlijk al aan dat ik het hier niet mee eens ben. Dat is ook zo.

Bovenstaande beschrijvingen van het boeddhisme zijn niet fout maar ze zijn te beperkt. Het boeddhisme bevat zeker bijgelovige en filosofische elementen. Maar het is meer dan dat. Het boeddhisme biedt vooral een weg om te leren omgaan met menselijke pijn. De Boeddha beschrijft hiervoor een pad waar meditatie centraal staat. Meditatie kent duizenden varianten. Mindfulness vormt daarvan een populaire en eenvoudige variant. Edel Maex (2006, p. 69) omschrijft deze oefening als volgt:

“Ga zitten in een houding die comfortabel, open en waardig is. (….) Ga met je aandacht naar je ademhaling, voel hoe je inademt en hoe je uitademt. Telkens wanneer je merkt dat je er niet met je aandacht bij bent of dat je in je gedachten en gevoelens bent meegesleept, keer je naar je ademhaling terug. Zittend, ademend, kijk je naar wat zich nu aandient. Oordeel niet. (….) Blijf er zittend ademend aanwezig, met een milde open aandacht. Doe niets, verwachts niets, laat zijn.”

Dit klinkt niet echt vreemd of bizar, wel? In het boeddhisme zijn er ontelbaar veel boeken geschreven over meditatieoefeningen. Sterker zelfs, elk goed boeddhistisch boek is een poging om mensen te helpen in hun meditatie-beoefening. Dit omschrijven we als een metapraxis: nadenken over en vanuit de praktijk van meditatie. Boeddhisme is dan ook vooral een levenskunst.

Het beoefenen van mindfulness en andere meditatievormen leert je dingen los te laten. Alle geconditioneerde gedachten en gevoelens worden losgeweekt. Er ontstaat meer vrijheid doordat je minder gebonden bent aan hoe je brein de wereld interpreteert. Je krijgt enige afstand en ruimte ten opzichte van je gedachten, woede, pijn, verdriet,…

Dit leren loslaten vormt de basis voor de leer van de leegte (śūnyatā). Leegte duidt aan dat niets een permanent bestaan heeft. Alles is vergankelijk en veranderlijk; ook gedachten en gevoelens. Let op. Dit betekent niet dat er niets is. Al onze sensaties en impulsen doen zich wel degelijk aan ons voor maar ze zijn niet zo vast en onveranderbaar als we denken. Deze nihilistische tendens wordt helemaal teniet gedaan als we weten dat leegte ook staat voor onderlinge verbondenheid. Aangezien niets een permanent, afgelijnd bestaan kent, maken we allen deel uit van een ondeelbare werkelijkheid. Net zoals we allemaal deeltjes zijn van die ene oerknal. De leer van de leegte komt voort uit de beoefening van meditatie en vormt dan ook een hulpmiddel om je meditatie-praktijk te verbeteren. Het helpt je op de goede weg. In de tweede eeuw na Christus schreef Nāgārjuna een ongeëvenaarde tekst over leegte: de Mūlamadhyamakakārikā. Deze vormt onze basis om de leegte te bestuderen.

Om de leer van de leegte te verduidelijken, gebruiken we het kader van de psychoanalyse. Deze westerse traditie heeft een uitgebreid vocabularium ontwikkeld om de menselijke psychologie beter te begrijpen. Ze is dan ook uitermate geschikt om het boeddhisme voor ons inzichtelijker te maken. Hiervoor maken we voornamelijk gebruik van de teksten van Jacques Lacan. Onder invloed van vermaarde westerse filosofen plaatste deze de freudiaanse psychoanalyse in een nieuw daglicht. Wat ons in het bijzonder interesseert, vormt zijn uiteenzetting over de sublimatie. Sublimatie is een manier om het menselijke lijden om te vormen tot geluk.

Lacan schiep een kader dat toelaat om verschillende levensbeschouwingen te interpreteren. Als we zijn theorie over sublimatie of menselijk geluk strikt zouden volgen, komen we tot volgende interpretatie van het boeddhisme. Lacan gelooft niet dat men volledig kan loskomen van negatieve (en positieve) gedachten en gevoelens. Men is nu eenmaal geconditioneerd door zijn opvoeding en de maatschappij. Hij stelt dat het hoogst bereikbare geluk, zich situeert in het proces van het verlangen. Mensen verschuilen zich achter grote, onbereikbare idealen zonder ze ooit te kunnen bereiken. Er is altijd een grens. Vele mensen die zich boeddhist noemen zullen deze grens niet kunnen overschrijden maar er zijn zeldzame uitzonderingen die door volharding een Boeddha worden.

De grens die Lacan inbouwt, maakt dat we het boeddhisme niet kunnen beschrijven zoals het werkelijk is. Lacans uitgangspunten laten dit niet toe. We voelen ons dan ook genoodzaakt om enkele accentjes te verschuiven in Lacans theorie. Daarvoor zijn de inzichten van Kant heel bruikbaar. Het boeddhisme stelt dat je meer geluk kan ontwikkelen dan het proces van verlangen mogelijk maakt. Is het verlangen ten slotte ook geen bron van lijden? Indien je wilt weten of dit correct is, wat is dan een betere manier dan zelf eens meditatie te gaan beoefenen…

 

 

Download scriptie (1.04 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2010