De mening van ouders over de noodzakelijkheid, het belang en de inhoud van relationele en seksuele vorming. Een onderzoek in de laatste drie jaren van het secundair onderwijs.

Svenja
Vergauwen

Seksuele en relationele vorming in het secundair onderwijs is tegenwoordig een hot topic. De seksuele en relationele vorming heeft een hele geschiedenis achter de rug en is ingeschreven als vakoverschrijdende eindterm. De mate waarin en de wijze waarop scholen hier aandacht aan besteden is verschillend van school tot school.

Startpunt van dit onderzoek vanuit het Instituut van Familiale en Seksuologische Wetenschappen is dat in dit debat de mening van ouders over de noodzaak, het belang en de inhoud van relationele en seksuele vorming quasi volledig buiten beschouwing werd gelaten. Dit is merkwaardig, aangezien de relationele en seksuele vorming, als deel van de algemene opvoeding, in de eerste plaats de taak van de ouders is. De bespreekbaarheid alsook de gecreëerde sfeer rond het thema in het gezin draagt in belangrijke mate bij tot de relatiebekwaamheid van kinderen. Maar niet alles is bespreekbaar in het gezin. De school en het jeugdwerk hebben een belangrijke en aanvullende taak bij de opvoeding van jongeren tot relatievaardige adolescenten.

Uit literatuur blijkt dat het belangrijk is dat de sociale omgeving van jongeren bij de seksuele en relationele vorming wordt betrokken. Door met ouders en andere personen uit de sociale omgeving samen te werken, wordt een betere informatiedoorstroming mogelijk en vergroot de kans dat wat men op school leert daadwerkelijk tot nieuw gedrag leidt.

Aangezien ouders en school een wisselwerking vormen in de opvoeding van de jeugd is het zelfs hoogst merkwaardig te noemen dat er nog niet gepeild werd naar de mening van ouders betreffende dit onderwerp. Dit onderzoek wil dit hiaat opvullen.

 

Wegens weinig literatuur over dit onderwerp, waaruit onderzoeksvragen kunnen opgesteld worden, werd er vertrokken vanuit een aantal veronderstellingen die leven rond relationele en seksuele opvoeding. Het is namelijk zo dat er nog heel vaak in ‘vakjes’ en in bepaalde normen wordt gedacht en gehandeld als men spreekt over seksuele vorming.

Belangrijke bevindingen zijn dat ouders seksuele opvoeding op school noodzakelijk vinden. Scholen moeten tenminste een deel van de seksuele opvoeding opnemen en zouden optimaal met ouders over de inhoud moeten communiceren.

Zowel ouders van meisjes als ouders van jongens vinden seksuele opvoeding belangrijk onafhankelijk van het geslacht van hun kind. Het maatschappelijk denken dat de ouders van meisjes verschillend denken of handelen dan de ouders van jongens betreffende relationele en seksuele vorming wordt tegengesproken. Vaders en moeders hebben eveneens geen verschillende mening over de inhoud van relationele en seksuele vorming.

De ouders willen geen verschil in seksuele opvoeding naarmate het aan meisjes of jongens wordt gegeven. Zij vinden het belangrijk dat beide seksen kennis hebben over veilig vrijen, zich leren beschermen tegen SOA's, ongewenste zwangerschappen en relatievorming. Scholen die nog steeds apart aan jongens en meisjes seksuele opvoeding geven dienen hiermee te stoppen.

Ouders met een hoog opleidingsniveau hechten niet meer belang aan seksuele opvoeding dan laaggeschoolden. Deze laatste geven ook niet meer verantwoordelijkheid aan de school als het seksuele opvoeding betreft. Dit wil dus zeggen dat deze ouders de ‘hete aardappel’ wat seksuele opvoeding soms dreigt te zijn, niet doorschuift naar de school, maar ook zelf ouderlijke verantwoordelijkheid hieromtrent opneemt.

Een andere veronderstelling is dat ouders naarmate dat hun kinderen ouder worden, anders gaan denken over relationele en seksuele vorming. Waar men aanvankelijk nog veel aandacht schonk aan de biologische en technische aspecten van voortplanting, worden naarmate de kinderen ouder worden andere dimensies van de seksualiteit belangrijker, zoals relatievorming en veilig vrijen. Uit de resultaten werd snel duidelijk dat de ouders van jongeren uit het hoger middelbaar onderwijs relatievorming prioritair vinden.

Seksuele opvoeding in het vierde tot en met het zesde jaar secundair onderwijs spitst zich nu vooral toe op de biologische en technische aspecten van voortplanting. Deze gegevens tonen aan dat de inhoud die wordt gegeven in scholen verschilt van wat ouders inhoudelijk in de laatste jaren van het secundair onderwijs verwachten.

 

Ondanks het kleinschalige onderzoek menen we enkele aanbevelingen te kunnen formuleren voor de toekomst van de relationele en seksuele vorming. Een uitgebreid onderzoek zou uiteraard een juister beeld over wat de ouders nu precies willen opleveren.

De relationele en seksuele vorming richt zich in de laatste jaren vooral op de biologische en de technische aspecten van de voortplanting. Deze ouders gaan hiermee niet volledig akkoord. Het is aan de verantwoordelijken voor het onderwijsbeleid om hieruit conclusies te trekken. Het is van belang om in de eindtermen te schrijven dat relatievorming en veilig vrijen meer aandacht zou moeten krijgen in de lesplanningen. De hele relationele en seksuele vorming zoals ze nu bestaat in het hoger secundair onderwijs zou herzien moeten worden.

Een van de meest belangrijke hervormingen die het eerst uitgevoerd zou moeten worden, is de relationele en seksuele vorming in al zijn aspecten invoeren in de eindtermen. Niet in de vakoverschrijdende eindtermen, waarvoor de school slechts een inspanningsplicht heeft, maar wel in de vakgebonden eindtermen. Hierbij dient men dan wel op te letten dat het geen kwantitatieve benadering wordt, afgewogen in een aantal uren of lessen. Het vakoverschrijdend benaderen van de relationele en seksuele vorming heeft zeker zijn waarde als het wordt nageleefd. Maar aangezien de vorming niet de aandacht krijgt die het verdient, vervalt deze beleidsoptie in het niets. Dit is voor een essentieel onderdeel van de opvoeding zoals seksuele opvoeding onaanvaardbaar.

Er tekent zich een tendens af dat ouders kiezen voor een externe expert, zoals seksuologen die zich over de seksuele en relationele vorming van hun kind ontfermt. Een aanbeveling hieromtrent is een vraag aan het beleid om middelen vrij te maken voor scholen opdat de externen die seksuele en relationele vorming komen geven voldoende ‘erkend’ kunnen worden. Er is een nood aan initiatieven die de school kan helpen om dit in te richten en voor externen kan zorgen. Het aanbod is te klein en vaak vinden scholen niemand die de seksuele en relationele vorming wil geven.

Een alternatief advies is voldoende aandacht besteden aan seksuele en relationele vorming in de opleiding van leerkrachten, regentaten en licentiaten. Organisatorisch is het moeilijk om een seksuoloog in te schakelen in een school en hem of haar het geschikte aantal lesuren te geven. Als alternatief zou men kunnen kiezen voor een opleiding seksuele en relationele vorming voor leerkrachten die wordt gegeven door seksuologen.

 

Dit onderzoek toont niet alleen aan dat ouders een mening hebben over de wijze waarop de seksuele opvoeding in een school best zou verlopen, maar dat hun visie eveneens verschilt van de huidige praktijk.

Download scriptie (512.73 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2006