'De kleine oorlog om de Groote Oorlog'. Het politieke beleid in België omtrent de honderdjarige herdenking van Wereldoorlog I

Annelien
Noppe

‘De kleine oorlog om de Groote Oorlog’.

Het politieke beleid in België omtrent de honderdjarige herdenking van Wereldoorlog I (2014-2018).

Annelien Noppe

In de periode 2014-2018 zal in veel landen het honderdjarig bestaan van de Eerste Wereldoorlog herdacht worden. Anno 2013 draaien in België de voorbereidingen hiervoor op volle toeren. Wanneer we de geschiedenis erop nagaan, dan wordt deze herdenkingsperiode omwille van zijn diversiteit en grootschaligheid uniek in de Belgische geschiedenis. Verder zal het de eerste keer zijn dat de herdenking van een historische gebeurtenis zo prominent aanwezig is op de politieke agenda van zowel de federale als de regionale overheden in België. Het herdenken van de Groote Oorlog heeft sinds zijn beginjaren een evolutie gekend, en in 2014 lijkt met de grote politieke betrokkenheid een nieuwe fase aangebroken. Deze nieuwe fase roept vragen op. Hoe engageren de overheden zich om de Groote Oorlog te herdenken? Welke kenmerken kunnen worden toegeschreven aan het hedendaagse Belgische politieke herdenkingslandschap ?

In de voorbereidingsfase van de herdenkingsperiode zijn er enkele spanningen die gepaard gaan met de beleidsvorming van de overheden. Uit deze spanningen werden er vijf kenmerken afgeleid die een beeld geven van het politieke herdenkingslandschap in België. De institutionele context waarin het herdenkingsbeleid door de verschillende overheden wordt uitgetekend speelt een belangrijke rol. Een eerste kenmerk is dat er door de federale staatstructuur duidelijk een regionaal zwaartepunt is wat betreft de beleidsmaatregelen rond de herdenking van Wereldoorlog I. Toerisme, cultuur en onderwijs - belangrijke beleidsdomeinen om een hedendaags herdenkingsbeleid uit te tekenen -  zijn regionale bevoegdheden waardoor de regionale overheden met een groter budget dan de federale overheid de wereldoorlog kunnen herdenken. Dit gegeven zorgt in de eerste plaats voor spanningen tussen het federaal en het regionaal niveau. Wat kan en mag de federale regering binnen zijn bevoegdheden doen voor de herdenking in 2014-2018? Dit is een vraag die al meerdere malen terug is gekomen in het Vlaams parlement. Meningen hierover waren verdeeld. Terwijl de Vlaamse coördinator Geert Bourgeois geen graten ziet in de initiatieven van de federale overheid, waren er enkele critici, vanuit Vlaamsgezinde hoek, die hierbij stelden dat de federale regering het Vlaamse herdenkingsproject ‘recupereert.’

Naast een regionaal zwaartepunt is er ook duidelijk een verschil tussen de regionale overheden onderling. In 2013 is er nog nauwelijks informatie beschikbaar over het beleid van de Duitstalige gemeenschap waardoor zij niet kunnen vergeleken worden met de drie andere overheden. Uit de budgetten, de timing en de overheidsdocumenten blijkt ook dat er een enorm verschil is tussen de beleidsinspanningen van de Vlaamse Overheid en deze van de federatie Wallonië-Brussel en de Waalse gewestregering.[1] De voorsprong van de Vlaamse Overheid is enorm wat voor bezorgdheid en frustratie bij de andere overheden zorgt. Een tweede kenmerk van het politieke herdenkingslandschap is dan ook dat de herdenking af en toe lijkt uit te draaien op een concurrentiestrijd tussen de verschillende overheden. Zoals uit het eerste kenmerk bleek gaat dit over bevoegdheden en budgetten, maar ook over de doelstellingen die de overheden aan de herdenking koppelen. Sommige inhoudelijke keuzes, motivaties en discours verraden een zekere profileringsdrang van de overheden. De herdenking wordt aangewend om zich zowel binnen als buiten België als regio of als land te profileren. Zo wordt de Vlaamse Overheid uit verschillende hoeken op de vingers getikt omdat ze de oorlog ‘te Vlaams’ zouden invullen. Aan de andere kant van de taalgrens wordt er in overheidsdocumenten om de herdenking te motiveren dan weer verwezen naar de communautaire problemen in ons land. De moeizame lancering van de Flanders Fields Declaration getuigt ook dat op bepaalde momenten niet het herdenken maar politieke voorkeuren de bovenhand dreigen te krijgen. Terwijl in het verleden herdenkingen vaak aangewend werden om de eenheid van een natie te bevestigen, lijken de discussies rond de herdenking van 2014-2018 eerder de verdeeldheid in het huidige Belgische politieke landschap aan te tonen.

Naast de institutionele context waaraan de eerste twee kenmerken gekoppeld zijn, speelt ook de maatschappelijke context een belangrijke rol. Bij dit kenmerk werd de focus gelegd op de verhouding tussen historici en politici. Het derde kenmerk is dat er een groot verschil is tussen de verschillende regeringen op vlak van de betrokkenheid van historici op politiek beleidsniveau. Zowel bij de federale regering als bij de Federatie Wallonië-Brussel en Wallonië worden historici op beleidsniveau betrokken. In Vlaanderen is er geen enkele historicus betrokken op beleidsniveau. Dit verschil is te wijten aan het verschil in context waarin historici en politici samenwerken. Aan de Franse kant van de taalgrens is er een traditie van wetgevende initiatieven omtrent herinnering en herdenkingen en worden historici ingeschakeld in verschillende instellingen die daar rond werken. In Vlaanderen is dit niet het geval en is de relatie tussen politici en historici vaak gespannen. Zo hebben historici zich verschillende malen kritisch uitgelaten over het feit dat politici zich bezighouden met geschiedenis. Belangrijk hierbij is ook dat de afwezigheid van historici ervoor zorgt dat er opvallend meer kritiek komt vanuit academische hoek op het herdenkingsbeleid in Vlaanderen dan in vergelijking met de andere overheden.

Een andere bron van spanning is de hedendaagse component die aan de herdenkingen verbonden wordt. Zo kozen de overheden bijvoorbeeld om de vredesboodschap te verbinden aan de herdenking. De Vlaamse Overheid doet dit zeer expliciet waarop er commentaar kwam van enkele historici die stelden dat zo’n invulling historisch gezien niet correct is. Het verschil in de wetenschappelijke benadering van de herdenking en de hedendaagse invulling die de politici er aan geven is een vierde kenmerk van het herdenkingslandschap. Verder verbinden de overheden ook economische doelstellingen aan de herdenking. Dit zorgt voor discussies over de grenzen van het commercialiseren van het oorlogsverleden.

Deze vijf kenmerken geven anno 2013 een eerste beeld van het politieke herdenkingslandschap. Reeds in de voorbereidingen is het duidelijk dat politieke doelstellingen ervoor zorgen dat er spanningen zijn en dat zo’n politieke invulling kan botsen met andere actoren, waaronder historici. Wanneer termen als ‘recuperatie’ of ‘Vlaamse kermis’ in discussies veelvuldig gebruikt worden, lijkt het duidelijk dat de herdenking politiek gekleurd is. Het wordt alvast interessant om deze discussies op te volgen en te analyseren de komende vier jaar. Wordt het inderdaad een kleine oorlog om de Groote Oorlog?

[1] Voor de herdenkingsbeleid rond 2014-2018 werken de federatie Wallonië-Brussel ( Franse gemeenschap)  samen met het Waalse gewest onder 1 noemer.

 

Download scriptie (1.17 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013
Thema('s)