De invloed van Kerk, Inquisitie en Patronaat op de Spaanse kunst: El Greco's oeuvre in het licht van de contrareformatische eisen

Marjan
Dewulf

1

Marjan Dewulf

Begrensde verbeelding: El Greco en de contrareformatorische kunsteisen

Augustus 1605. De van oorsprong Kretenzische schilder El Greco (1541-1624) krijgt van

het Spaanse Hospital de la Caridad te horen dat een aantal personages uit zijn schilderij

Virgen de la Caridad overschilderd moeten worden. Het struikelblok vormen de portretten

van de burgers met hun rijke kanten kragen. Hun aardse aanwezigheid is niet gewenst in de

nabijheid van de maagd Maria. De opdrachtgever, een bedevaartsoord dat een reputatie

zuiver te houden heeft, eist dat de schilder deze vervangt door meer fatsoenlijke figuren

voor een dergelijke religieuze context. De schilder zelf is woedend over deze pietluttige

poging tot censuur en weigert zijn werk aan te passen. Er ontstaat een lange discussie

tussen kunstenaar en opdrachtgever die uitmondt in een financiële en artistieke nederlaag

voor El Greco. De burgerlijke kragen verdwijnen onder het penseel van een deugdzame

schilder en ruimen plaats voor bescheidener exemplaren.

In zijn vermenging van het religieuze met het profane beging El Greco een fout. Omstreeks

die tijd was net een bisschoppelijk verbod afgekondigd op portretten van levende personen

in religieuze schilderijen. In een verdere poging om het hemelse en het aardse zo ver

mogelijk van elkaar gescheiden te houden werd ook elke vorm van moderne kledij

gebannen. Eind zestiende en begin zeventiende eeuw zien we in de naweeën van het

Concilie van Trente (1545-63), in heel Europa dergelijke kunstrichtlijnen ontstaan. Zowel

theologen, bisschoppen, als de Inquisitie gingen zich met de zaak moeien. De schilderkunst

gold als de lectuur van de ongeletterde gelovige en werd het katholieke wapen bij uitstek in

de contrareformatorische strijd tegen het gehate protestantisme. Religieuze schilderkunst

moest daarom zedelijkheid, fatsoen en respect voor traditie uitademen en boven alles

duidelijk en helder van karakter zijn. De reguleringen zelf waren echter vooral vaag en

tegenstrijdig.

Domenikos ‘El Greco’ Theotokopoulos visualiseerde de nieuwe ideeën van de

Contrareformatie in een onconventionele en excentrieke schilderstijl. Zijn bevreemdende,

maniëristische figuren en kleuren staan ver verwijderd van de zichtbare werkelijkheid. Zijn

stijl staat haaks op de nieuwe katholieke norm, die heldere en duidelijke schilderkunst

vooropstelde. Die contradictie nam niet weg dat hij in Toledo een succesvolle schilder

werd. Voor een onderzoek naar de invloed van de contrareformatorische eisen op de

Spaanse schilderkunst, was hij de ongewone maar ideale protagonist.

Het Concilie van Trente had de effectieve controle van religieuze kunst aan de bisschoppen

overgedragen, waarbij elk nieuw religieus werk ter goedkeuring aan hen moest voorgelegd

worden. De Spaanse Inquisitie had een corrigerende taak op artistieke objecten die al in

circulatie waren. Daarnaast kon ook de opdrachtgever, die in die periode meestal het

laatste woord had over het beeldprogramma, na de realisatie van het werk nog steeds

overgaan tot censuur. Bewuste zelfcensuur was dan ook geen overbodige luxe, indien men

een bloeiende artistieke carrière ambieerde.

El Greco was maar al te goed op de hoogte van de heersende mentaliteit. In het grote

dispuut rond het expliciete naakt in Michelangelo’s Laatste Oordeel, beweerde hij

paradoxaal genoeg het fresco zelf te willen herschilderen, maar dan op fatsoenlijke wijze.

El Greco’s werk werd gedurende zijn carrière slechts eenmaal gecensureerd, maar het was

niet de enige keer dat hij kritiek kreeg op zijn iconografie. In 1579 werd hij al op het matje

2

geroepen door het Kathedraalkapittel van Toledo, dat niet tevreden was over De

Ontkleding van Christus. Het werk bevatte scènes die niet overeenstemden met de bijbelse

traditie van dit verhaal. De eis tot censuur werd nooit doorgedrukt maar ook voor dit werk

werd El Greco onderbetaald. Het lijkt erop dat de richtlijnen vaak een handig voorwendsel

vormden om de prijs te drukken. In hun vaagheid waren ze immers sterk voor interpretatie

vatbaar.

Toch was niet elke vorm van censuur of kritiek een handig middeltje voor andere dan

religieus-artistieke doeleinden. Philips II (1527-98) verwierp El Greco’s Martelaarschap

van de Heilige Mauritius (1580-81), maar betaalde de schilder wel het afgesproken bedrag.

El Greco had de martelscène een onbeduidende plaats op de achtergrond gegeven,

waardoor zijn schilderij te weinig impact zou hebben op de godvrezende toeschouwer. El

Greco’s schilderij verdween in een duistere hoek van Philips’ paleis en Zuccaro (ca. 1542-

1609), hofschilder van dienst, mocht het geheel nog eens op sensationele wijze overdoen.

Een tijdje later kreeg Zuccaro echter zelf een koninklijke berisping vanwege een

aanstootgevend mandje eieren in zijn Geboorte (1588). Koning Philips vroeg zich af waar

de herders ineens die eieren vandaan gehaald hadden, gezien zij volgens bijbelse

referenties geen kippen hielden.

Opdrachtgevers als Illescas, de Kathedraal en de koning mochten dan al niet opgetogen

zijn over zijn El Greco’s aparte en intellectuele visie op schilderkunst, des te beter kon zijn

Toledaans patronaat zich hierin terugvinden. Hij werkte nauw samen met deze

ruimdenkende opdrachtgevers om zo hun ideeën optimaal in beelden om te kunnen zetten.

Zijn unieke schilderstijl was het resultaat van de stimulerende en beschermende omgeving

die hij in Toledo vond.

De Spaanse Inquisitie, die de geschiedenis ingegaan is als het censuurapparaat bij uitstek

en zelf ook reguleringen had opgesteld, is hier de grote afwezige. Wanneer Spaanse

kunstenaars in aanraking kwamen met de Inquisitie dan was dit altijd op beschuldiging van

godslastering en niet omwille van een foute iconografie. Haar allesomvattende negatieve

invloed op Spanje’s culturele productie dient hier enigszins gerelativeerd te worden.

Inquisitoriale censuur had vooral een grote impact op de drukkunst, in hoofdzaak een

protestants medium.

El Greco’s enige ontmoetingen met het tribunaal vormden zijn verschijning als Griekse

tolk op een Inquisitieproces en het portret dat hij van Niño de Guevara, de

Grootinquisiteur, maakte. Dit schilderij, dat de (kunst)geschiedenis is ingegaan als de

duistere visualisering van de Spaanse Inquisitie, was - alle mythes ten spijt - niets meer dan

een origineel portret van een voorname prelaat.

Als buitenlander had El Greco ervoor gekozen zich permanent in het ultraconservatieve en

door en door katholieke Spanje te vestigen. In de behandeling van zijn onderwerpen,

speelde hij ondanks de rigide tijdsgeest, zowel stilistisch als iconografisch een grote rol.

Zijn werken vormen een synthese van katholieke orthodoxie en artistieke complexiteit. Dit

werd, vooral buiten zijn beschermende vriendenkring niet altijd in dank aanvaard. In dat

opzicht had zijn goede vriend Paravicino gelijk toen hij over Greco dichtte: Kreta gaf hem

het leven, Toledo zijn penselen. Zonder het open klimaat dat hij in Toledo vond, was zijn

verbeelding een stuk begrensder geweest…

Download scriptie (1.23 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2004