De impact van corruptie op ontwikkeling

Gilles
Van Couteren

De impact van corruptie op ontwikkeling



Siemens, China, Wolfowitz, Shell, Chirac, Halliburton, Charleroi, Berlusconi, Olmert, Oekraïne, Europese Commissie, Bangladesh, Regie der Gebouwen, Congo, Total, Rusland, Myanmar, … De recente berichtgeving rond mogelijke corruptieschandalen laat er geen twijfel over bestaan: corruptie is brandend actueel. Deze gepubliceerde zaken stellen echter een fractie voor van alle corruptie. De Wereldbank schat dat jaarlijks wereldwijd 1000 miljard aan steekpenningen wordt betaald. In een wereldeconomie van iets meer dan 30000 miljard is dat meer dan aanzienlijk. Het is daarom van belang een duidelijk beeld te scheppen welke impact een fenomeen van zulke omvang heeft op verschillende aspecten van ontwikkeling.



Corruptie wordt door Transparency International, een toonaangevende NGO betreffende het probleem, omschreven als ‘het misbruiken van toevertrouwde publieke macht voor private belangen’.  Uit de literatuurstudie blijkt dat de oorzaken van het probleem vooral te vinden zijn in de kwaliteit van bestuur zoals een ongeloofwaardig beleid en een gebrek aan rechtszekerheid. Een tweede oorzaak betreft overmatige economische staatsinmenging. Een voorbeeld: productievergunningen en invoerheffingen leiden tot omkoping van ambtenaren om extra marktaandeel te verkrijgen.  Eén van de belangrijkste oorzaken wordt gevonden in  de ontoereikende lonen van de ambtenaren. Ze zijn verplicht alternatieve inkomsten te zoeken, noodzakelijk om zichzelf en hun gezin van een minimale levensstandaard te voorzien.



Het betalen van steekpenningen kent consequenties op uiteenlopende vlakken. Economische gevolgen zijn niet te vermijden. Verminderde staatsinkomsten, een kostenverhogend effect en het parkeren van omkoopsommen op buitenlandse rekeningen hebben een aanzienlijk effect op de economische welvaart van een land. Bv. in 1992 bezat Traoré, het staatshoofd van Mali een fortuin van 2 miljard dollar, evenveel als de gehele buitenlandse schuld van het land. Een ander economisch gevolg is de daling van de investeringen. Onderzoek wijst zelfs uit dat de samenstelling van investeringsprojecten veranderen. Zo zullen corrupte beleidsmakers meer geneigd zijn om te investeren in prestigieuze projecten waarvan de intrinsieke waarde moeilijker te achterhalen is. Op die manier zijn steekpenningen eenvoudiger te incasseren. Bovendien zullen buitenlandse investeerders sneller gedwongen worden om binnenlandse partners te zoeken om hun weg te vinden in het corrupte netwerk. Ondanks het feit dat corrupte omgevingen juist minder uitnodigen om binnenlandse partners bij de activiteiten te betrekken, omwille van de gebrekkige werking van eigendomsrechten.

Naast de economische gevolgen zijn politieke instabiliteit en een ontwrichte administratie een vanzelfsprekendheid. Deze gevolgen zorgen ervoor dat de kloof tussen arm en rijk verbreedt, diegene die de middelen hebben om macht te kopen zullen er beter van worden, terwijl de armen onvoldoende beroep kunnen doen op noodzakelijke overheidsdiensten.



Het tweede deel van de eindverhandeling bestaat uit de bespreking en de verwerking van de verzamelde gegevens. Een intensieve fase van dataverzameling resulteerde in een database van 30 verschillende ontwikkelingsvariabelen voor een lijst van 163 landen. Er werd met behulp van statistische en visuele toepassingen nagegaan of deze variabelen beïnvloed worden door corruptie en vice versa.



De toetsing van deze data aan corruptiescores wereldwijd brengt een aantal interessante en belangrijke conclusies aan het licht. Een lijst van landen en de aanwezige corruptie toont al een eerste indruk van de correlatie tussen corruptie en ontwikkeling. Finland, IJsland en Nieuw Zeeland staan bovenaan, België op de 20ste plaats en Haïti krijgt de oneerbare titel als meest corrupte land van de lijst. Ten tweede impliceert een negatieve correlatie van corruptie met de HDI (Human Development Index) en het BBP (Bruto Binnenlands Product) dat er een negatieve impact bestaat op zowel economische als maatschappelijke ontwikkeling op lange termijn. De evolutie van de investeringsvariabelen toont dezelfde trend. Het zijn dus de ontwikkelingslanden die het hardst worden getroffen door corruptie. Tenslotte is het schrijnend om via het onderzoek vast te stellen dat de gevestigde industrielanden zich corrupter gedragen in het buitenland dan in eigen land en zelfs het meest in de ontwikkelingslanden.



Anderzijds is, tegen de verwachtingen in, corruptie niet negatief gecorreleerd met de jaarlijkse percentuele groei van het BBP.  Er zijn landen die in staat zijn zeer grote corruptie te combineren met groeicijfers van 10% en meer, zoals bv. Tsjaad, Azerbeidzjan, Armenië en China. Meer nog, elk land met zulke hoge groeicijfers, kent grote corruptie. Dat doet de onorthodoxe vraag rijzen of een dergelijke groei wel kan gerealiseerd worden zonder corruptie, die als het ware de administratieve molen oliet. Het onderzoek wijst wel aan dat de meest corrupte landen hun groei moeten compenseren met een hogere inflatie.



Corruptie heeft niet enkel een impact op economische variabelen. Verschillende bestuurlijke aspecten zijn eveneens van belang om het fenomeen te verklaren. Het onderzoek bevestigt dat het bestaan van wetten, het effectief toepassen ervan en het voeren van een geloofwaardig beleid belangrijke elementen zijn in de strijd tegen corruptie. De  basisbeginselen van een goed en geloofwaardig bestuur vertonen een opmerkelijk sterke correlatie met corruptie. In tegenstelling tot de verwachtingen wijst het onderzoek uit dat dit bestuur niet noodzakelijk via een democratisch systeem moet gerealiseerd worden om corruptie in te dijken. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in enkele Arabische landen, maar ook in Hongkong en Singapore.



Als sluitstuk van het empirisch onderzoek werd een clusteranalyse uitgevoerd die aantoonde dat de meest corrupte landen relatief slechter scoren op zo goed als alle gebruikte ontwikkelingsvariabelen in vergelijking met de andere landen. De verhandeling leert ons dus dat corruptie eerder een socio-economisch probleem is dan een inbreuk op morele waarden.

De combinatie van een ontoereikende economische welvaart en een zwak bestuur zorgt voor het veelvuldig voorkomen van corruptie. Het zwakke bestuur biedt de opportuniteit om de noodzaak (een minimale levenstandaard) te vervullen. Deze stelling valt te rijmen met de theorie van Maslow. Die zegt dat een onvoldoende bevrediging van een fundamentele behoefte, zoals eten en onderdak, de aandacht voor hogere waarden als integriteit doen verwateren.



Corruptie werkt als een rem op ontwikkeling, niet enkel op economisch vlak, maar ook op sociaal en psychologisch vlak. Al deze bevindingen hebben hun implicaties op de samenstelling van anticorruptiestrategieën. Het is daarom noodzakelijk voldoende aandacht te besteden aan dit fenomeen, om zo de negatieve spiraal te doorbreken. Een belangrijke stap om de kloof tussen rijk en arm, tussen Noord en Zuid, te dichten.



+ figuur

 

Download scriptie (1.54 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2007