De 'gewone Vlaming' als protagonist in hedendaagse human interest televisieprogramma's. Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van een televisiepassage in 'Het Dorp', 'Man Bijt Hond'.

Bert
De Bock

Gewone Vlaming als televisiefiguur: wat doet dit met een mens?

Dat ‘Jan met de pet’ vaak opduikt in hedendaagse televisieprogramma’s, zult u alvast wel gemerkt hebben. Televisiemakers duiden deze trend doorgaans aan met de term: ‘human interest’. De opkomst hiervan vond reeds enkele jaren geleden plaats, maar het huidige televisieaanbod (niet alleen in Vlaanderen) wordt momenteel steeds meer overstelpt door deze televisievorm. Het mediadebat vorig jaar (2010) rond de passage van het landelijke ‘Liedekerke’ in de televisierubriek ‘Het Dorp’ van ‘Man Bijt Hond’ (MBH), deed vele vragen rijzen omtrent de grenzen van het tentoonstellen van de ‘gewone Vlaming’ op televisie. In deze televisierubriek wordt elke week een Vlaams dorp voorgesteld d.m.v. korte portretten van dorpsfiguren. Tijdens dit mediadebat stelden verscheidene mediakenners zichzelf vragen over de ethische grenzen waarop human interest televisie stilaan lijkt te botsen. In dit onderzoek worden de ‘gewone Vlamingen’ die een televisiepassage meemaakten, zelf aan het woord laten. Wie anders dan zijzelf kunnen oordelen over het al dan niet integer en waarachtig in beeld brengen van hun dagelijkse leven? Deze studie schetst een totaalbeeld van de ervaring van de ‘gewone Vlaming’ bij een televisiepassage in ‘Het Dorp’ (MBH). We komen te weten wat de ‘gewone Vlaming’ ervaart vanaf het allereerste selectiecontact tot na de laatste effecten van de televisiepassage. Belangrijk is dat de resultaten enkel gelden voor de dorpsbewoners die in beeld kwamen voor enerzijds Roosdaal, en anderzijds Boortmeerbeek. We opteerden voor een selectie van twee willekeurige dorpen, om een zo gedetailleerd en concreet mogelijk beeld te kunnen weergeven. Hierdoor kwamen we tot enkele verrassende en vooral enorm relevante resultaten.

 

Laten we beginnen bij het begin: de selectie. Al snel werd duidelijk dat de hoofdrolspelers van ‘Het Dorp’ in Roosdaal en Boortmeerbeek op toevalbasis of via een goede buur of vriend van hen geselecteerd werden. De reporters schuimden in beide dorpen de straten af op zoek naar dorpsbewoners met een verhaal. Een verhaal dat past in het opzet van de televisierubriek, uiteraard. Nadat de ‘gewone Vlaming’ op straat aangesproken werd of een reporter voor zijn deur kreeg, volgde een kennismakingsgesprek. Dit informele gesprek, doorgaans in de woonkamer van de betrokkene, ging vrijwel altijd over enorm verscheidene zaken: van hobby’s en bezigheden tot eigenaardigheden, elementen in het interieur en recente gebeurtenissen. Uiteindelijk besloten de reporters of ze een passend script hadden ontdekt voor een leuke reportage. Wanneer dit het geval was, werden de ‘gewone Vlamingen’ de vraag gesteld of ze wouden meewerken aan een kort televisieoptreden rond hun eigenste persoon en leven. De ‘gewone Vlamingen’ die een televisiepassage meemaakten in ‘Het Dorp’ (MBH) zullen overigens verder ‘respondenten’ genoemd worden.

 

De meerderheid van deze respondenten ging niet onmiddellijk in op deze vraag maar stond eerder twijfelachtig tegenover een plotse ‘one minute of fame’. Naarmate de reporters hen wat meer uitleg gaven of hun overtuigingskracht opvoerden, gingen de bevraagden uiteindelijk in op het voorstel. Let wel, de ‘twijfelfase’ was bij de meesten er eentje van lichte twijfel, een onzekerheid voor het onbekende. Opvallend was echter wel dat de reporters hun niet snel van hun pad lieten wijken, wat vooral bij één respondent duidelijk tot uiting kwam. Deze laatste wenste aanvankelijk niet mee te werken, maar liet zich door de vele overtuigende woorden van de reporters toch over de streep trekken.

 

De opnames volgden snel na deze selectie en gemiddeld enkele weken hierna konden de respondenten zichzelf al aan het werk zien op televisie. De meerderheid van de respondenten wist niet goed wat te verwachten van de opnames zelf, of van de uiteindelijke beelden op televisie. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat de reporters veel instructies gaven tijdens de opnames. Dit ging van het herhalen van handelingen, tot het herhalen of anders formuleren van woorden. Soms was er ook sprake van sturing waarbij de respondenten opgelegde handelingen moesten verrichten en/of woorden in de mond gelegd kregen. Bij deze laatsten resulteerde dit in een ‘scenario’ dat niet in de realiteit plaatsgevonden zou hebben. Deze respondenten ervoeren deze sturing dan ook als eerder dwingend en kijken minder positief terug op hun ervaring. Dit was evenwel slechts het geval bij een minderheid van de bevraagde groep respondenten.   Na de selectie en de opnames, zijn we aanbeland bij de uiteindelijke representatie op televisie. We stelden vast dat de meerderheid van de respondenten positief was over de representatie van zichzelf in de reportage die uitgezonden werd op televisie. We merkten echter zowel in Roosdaal als in Boortmeerbeek op dat telkens ongeveer 1/3de van de respondenten niet tevreden was over de reportage. Volgende elementen werden aangehaald als oorzaken van de vervormde representatie: extra overdrijving van het onderwerp, het uit de context halen en uitvergroten van één vervormd negatief detail, onjuiste montage, de subjectieve sturing tijdens de opnames, en een door de reporters foutief gekozen onderwerp. Deze bevindingen leveren het zoveelste bewijs dat televisie geen helder venster op de werkelijkheid biedt. 

Wat het realiteitsgehalte van de reportages betreft, althans volgens de mening van de in beeld gebrachte dorpsfiguren zelf, konden we opmaken dat de meerderheid dit als realistisch beschreef. Toch waren er enkele gevallen waarbij de respondenten te kennen gaven dat hun representatie niet correspondeerde met de realiteit. Het op voorhand kunnen bekijken van de afgewerkte reportage door de respondent(en) zelf, zou deze onrealistische reportages kunnen detecteren en uitzending ervan mogelijks verhinderen. Dit zou positief zijn voor de ‘gewone mens’. De meerderheid van de respondenten gaf dan ook aan voorstander te zijn van deze mogelijkheid.

Nadat het korte televisieoptreden voor heel Vlaanderen te zien was, waren de reacties overweldigend. De overgrote meerderheid beschreef deze reacties als overwegend positief. Opvallende vaststelling was het verrassingseffect van de grote hoeveelheid aan reacties, dit voor alle respondenten. Na een piek van reacties, enkele weken na de uitzending, hielden deze gemiddeld aan tot enkele maanden na de uitzending van de reportage. Een kleine minderheid kreeg te maken met negatieve reacties. Het is sprekend dat de respondenten met de meeste negatieve reacties, volgens zichzelf niet correct voorgesteld werden op televisie. Extra nazorg vanuit het productieteam is echter niet nodig gebleken uit de bevindingen van ons onderzoek.

 

Uiteindelijk kunnen we voor beide dorpen besluiten dat de meerderheid van de respondenten positief terugblikt op hun ervaring. Naast deze meerderheid was er zowel in Roosdaal als in Boortmeerbeek sprake van twee respondenten die hun totaalervaring zowel positief als negatief omschreven. Evenveel respondenten van beide dorpen blikten eerder negatief terug.

Deze overwegend positieve, maar evenwel verdeelde visies, maken duidelijk dat hedendaagse televisiemakers een enorme verantwoordelijkheid hebben bij het werken met ‘gewone mensen’. Dit onderzoek wijst dan ook op de enorme impact die een televisiepassage op deze mensen hun dagelijkse leven kan hebben. Daarom is het een absolute noodzaak dat televisiemakers zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden. Hiernaast is het ook belangrijk dat de ‘gewone man’ een realistisch en duidelijk verwachtingspatroon heeft ten aanzien van een (plotse) televisiepassage. Transparantie en wederzijds vertrouwen zijn onmisbaar voor een positieve toekomst van human interest televisie.

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2011