De Argentijnse crisis van 2001. Een analyse van het Argentijnse monetaire beleid, de rol van instituties en het IMF sinds 1976

Ritchie
Stroobants

 

Juli 2004. Het Independent Evaluation Office van het IMF brengt haar rapport uit over de betrokkenheid van deze laatste in de Argentijnse crisis. De algemene conclusie was dat niet het IMF maar de Argentijnse beleidsmakers verantwoordelijk waren voor de zware economische en sociale problemen waar het land de afgelopen jaren mee te maken had. De instelling kon enkel nalatigheid verweten worden in de zin dat ze niet hard genoeg aangedrongen had om het begrotingstekort terug te dringen tijdens de jaren negentig. December 2001. De wereld is getuige van het uitbreken van een volksopstand in Argentinië. Supermarkten werden geplunderd, stakingen braken uit en betogingen vulden het straatbeeld. Er vielen dertig doden. Voor vele buitenstaanders kwam dit onverwacht maar wie de situatie in Argentinië de laatste jaren een beetje gevolgd had wist dat dit er zat aan te komen. Nadien zijn vele verklaringen gegeven aan de Argentijnse crisis, waarvan het IMF rapport het laatste in de rij is. Dani Rodrik stelde het zo : ‘As is usual after a debacle of such magnitude, fingers have been pointed at enough culprits to explain the Argentine crash many times over’. Vele van deze verklaringen zijn beperkt in tijd en onderwerp. Deze thesis probeert iets breder te werken door de analyse in 1976 te laten starten, jaar waarin de militairen de macht overnamen, en door zowel binnenlandse factoren als de rol van het IMF te bestuderen.

Een belangrijk element van het economisch beleid van een land is het monetair beleid. In het geval van Argentinië is dit zeer duidelijk gezien het feit dat de koppeling die er bestond tussen de peso en de dollar een van de directe oorzaken van de crisis was. De keuze van een monetair systeem is ook niet niet neutraal in zijn effecten op de welvaartsverdeling over de verschillende geledingen in de maatschappij. Er loopt een opvallende rode draad door het monetaire beleid van de afgelopen 25 jaar: men koos geregeld voor een monetair model dat systematisch tot een overwaardering van de munt leidde t.ov. de dollar. Wanneer we iets verder kijken dan blijkt dat het steeds dezelfde spelers zijn die met dit beleid bevoordeeld werden en dan ook groot voorstander waren. Deze economische pressiegroep, het gaat vooral over de grootste Argentijnse bedrijven maar ook over buitenlandse multinationals, zijn verenigd in het Consejo Empresario Argentino (CEA), de Argentijnse variant van het VBO. Het CEA werd vanaf de militaire dictatuur van 1976 een belangrijke lobbygroep. De minister van economie van het regime, José Alfredo Martinez de Hoz, was gedurende enkele jaren voorzitter van het CEA en vele van zijn medewerkers kwamen uit hetzelfde milieu. De groep werkte actief mee aan de economische hervormingsplannen uit die tijd, iets wat Martinez de Hoz zelf bevestigde. Vooral de financiële en monetaire hervormingen uit 1977/78 zullen hun stempel drukken op het Argentinië van de volgende decennia. Door de verregaande liberalisering van de kapitaalmarkten in combinatie met een goedkope dollar leidden ze tot een cultuur van speculatie en tot het aanzwellen van de overheidsschuld tot ongeveer 28 miljard dollar, een verviervoudiging op 6 jaar tijd. En weer zijn het onze vrienden van de CEA die een grote hand hebben in deze operaties. Het is hier eigenlijk dat voor Argentinië het probleem van de staatsschuld zal ontstaan. Het drama is dat het geleende geld niet diende voor het opbouwen van de nationale industrie, zoals in Brazilië het geval was, maar voor speculatie en het eigenbelang van enkele kapitaalkrachtigen. Men schat dat ook nu nog bijna de ganse Argentijnse schuld betaald zou kunnen worden met het geld dat Argentijnen op buitenlandse bankrekeningen hebben staan.

Begin jaren tachtig dan breekt de Latijnsamerikaanse schuldencrisis uit en het is vanaf dit moment dat het IMF meer op de voorgrond zal treden. Argentinië, onder de regering van Alfonsín, slaagt er echter niet in om ook maar één programma van het IMF uit te voeren terwijl de schuld blijft aangroeien. In 1988 staakt het land in alle stilte de afbetaling van haar schuld, het jaar erop volgen verkiezingen waarbij Carlos Menem het haalt. Een nieuwe fase in de economische geschiedenis treedt in wanneer deze het Convertibiliteitsplan invoert, een allesomvattend plan gebaseerd op verregaande liberalisering van de economie en de privatisering van overheidsbedrijven met als sluitstuk de koppeling van de peso aan de dollar. Het plan is een succes. De inflatie wordt bedwongen en de economie groeit aan een snel tempo. Dit succes verbergt echter een potentieel gevaar : door de peso aan te dollar te koppelen geeft men de mogelijkheid uit handen om via een aanpassing van de koers eventuele economische schokken op te vangen, iets wat trouwens ook geldt voor de landen van de EMU.

Het IMF heeft gedurende gans de jaren negentig intens samengewerkt met Argentinië en verschillende programma’s mee helpen implementeren. Het Fonds heeft echter nooit officiële opmerkingen gemaakt over de mogelijk negatieve gevolgen van het vasthouden aan de koppeling ook niet toen na de Braziliaanse muntdevaluatie de concurrentiepositie van Argentinië zwaar aangetast werd. Het IMF stelt dat het haar politiek is om een land vrij haar monetair systeem te laten kiezen. Dit klinkt vreemd voor een instelling die het woord monetair in haar naam draagt en des te vreemder wanneer men gaat kijken waarmee het IMF zich dan wel bezig hield. Zo heeft Argentinië op aansporen van het IMF de pensioenen grotendeels geprivatiseerd en de sociale bijdragen verminderd, beslissingen die geleid hebben tot de begrotingstekorten van die tijd. Het IMF houdt vol dat deze tekorten het gevolg zijn van buitensporige uitgaven, vooral van de provinciale overheden. Deze zijn echter stabiel gebleven tijdens het ganse decennium op het verkiezingsjaar 1999 na en het probleem lag aan de inkomstenzijde. Het bijna volledige begrotingstekort tussen 1994 en 2001 is te wijten aan de hervormingen in de sociale zekerheid.

Het IMF is zeker niet de enige verantwoordelijke in het Argentijnse verhaal. De invloed die bepaalde private actoren hadden op het economisch beleid kan moeilijk onderschat worden. Vooral tijdens de militaire periode bestond deze verstrengeling tussen overheid en de privé-sector. Maar het IMF heeft meer fouten gemaakt dan het zelf wil toegeven, vooral tijdens de jaren negentig.

Het analysekader dat gebruikt werd is politiek-economisch van aard. Het is dus geen louter economische analyse. In de politieke wetenschappen gaan we er namelijk van uit dat het economisch beleid van een land in grote mate gedetermineerd wordt door politieke factoren. Wat we in deze thesis hebben trachten aan te tonen, naast een verklaring te zoeken voor de Argentijnse crisis, is dat deze theorieën ook toepasbaar zijn om problemen uit de alledaagse realiteit te begrijpen en te verklaren.

 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2004